Europa’s koloniale erfenis

test ondertitle

Op 12 april 1840 schreef de beroemde liberale denker en filosoof Alexis de Tocqueville aan de Engelse journalist Henry Reeve, die onder andere zijn bekende boek De la démocratie en Amérique had vertaald, naar aanleiding van de Europese successen in de Opium-oorlog (1839-1841) dat Europa nu bewezen had ook China in beweging te kunnen brengen. En hij vervolgde: ‘Het is een grote gebeurtenis, speciaal als men bedenkt dat het slechts de voortzetting is, de laatste in een lange reeks van gebeurtenissen van dezelfde aard die allemaal het Europese ras zijn eigen huis uitdrijven en alle andere rassen successievelijk onderwerpen aan zijn rijk of zijn invloed.’ En daarna: ‘Iets groters, iets uitzonderlijkers dan de vestiging van het Romeinse Rijk vindt plaats in deze tijd, zonder dat iemand het opmerkt, namelijk de onderwerping van vier werelddelen aan de vijfde.’

De hedendaagse lezer zal wellicht even schrikken van het woord ras, maar daarbij moet men wel bedenken dat ‘race’ in het Frans toen een andere betekenis had dan het woord ras nu heeft. Het was, net als het Engelse ‘race’ – men denke aan ‘The British Race’ – meer een cultureel-nationaal dan een biologisch begrip, zoiets als het woord ‘stam’ in Pieter Geyls Geschiedenis van de Nederlandse stam.

Tocqueville was een voorstander van de Europese expansie in het algemeen en van de Franse kolonisatie van Algerije in het bijzonder. Hij ging daarin tamelijk ver. Zo steunde hij de Franse generaal Thomas-Robert Bugeaud, die de leiding had over de verovering en ‘pacificatie’ van Algerije, en daarbij rücksichtslos te werk ging. Diens tactiek van ‘terre brûlée’ en ‘colonnes mobiles’ werd samengevat met de nieuwe term ‘razzia’s’. Een van de beruchtste excessen was de massamoord op de inwoners van het dorp Dahra op 16 juni 1845. Die hadden beschutting gezocht in een grot. De Franse commandant liet de ingang afsluiten met stapels brandhout en gaf vervolgens het bevel die in brand te steken. De hele bevolking kwam door verstikking om het leven. De beroemde dichter Alphonse de Lamartine sprak er schande van, maar Tocqueville’s laconieke reactie was: ‘qui veut la fin, veut les moyens’, ofwel: het doel heiligt de middelen.

Vastgesteld dient echter te worden dat ook de critici van Bugeauds methoden niet tegen de koloniale expansie zelf waren. Marx en Engels juichten de Britse kolonisatie van India en de Franse van Algerije toe als een eerste stap vooruit, te weten vanuit de feodale lethargie naar het socialisme. Beroemde critici van de kolonisatie als Multatuli (Max Havelaar), Joseph Conrad (Heart of Darkness) en Paul Vigné d’Octon (Chaire noire) waren tegenstanders van de misstanden, maar niet van het kolonialisme als zodanig. Het was in de negentiende eeuw bijna onmogelijk antikoloniaal te zijn, zoals het nu ondenkbaar is kolonialist te zijn.