POZIE

 

 

Aartsen, Marianne (1950)

[Gedichten], juni-juli 2016, 823-824, 31-32.

                        Oorlogspaarden: Wij schuimden na hoog water de waarden, 31

                        Mangelmeisjes: Het gesis van heet lozen, 31

                        Mijn jas: werd uitgelegd, 32

[Gedichten], juni-juli 2017, 835-836, 59-61

                        Ooievaarsbekjeszaad: Alleen als ik teken ben ik, 59

                        Voor de hand: In de velden gevangen onder vlierkronen, 60

                        Werkelijkheid: deelde lucht, scheuten van klimroos, 61

[Gedichten], november 2018, 42-43.

                        Ingehaald: Zitten ze wat dun bij de notaris, 42

                        Tussen de tekens: De oplossing lag misschien, 43

[Gedichten], februari 2020, 867, 48-49

           Zwarte zon: Spreeuwen spanden een wolk boven, 48

         Blad: Ik bladerde, blader door de bomen, 49

[Gedichten], februari 2021, 879, 31-33.

                        Johanna onbeantwoord: Mijn moeder was Jo of Johanna, 31

            Het ontkraken: Van de houten treden van het trappenhuis, 32

            Meermin: Had een meermin, een schouwwang van zandsteen, 33

 

Achmatova, Anna (1889-1966)

Geboortegrond, november 1982, 420, 22.

'Niet op ons lichaam in een talisman'

Vertaald uit het Russisch en toegelicht door Hans Boland.

 

Adr, Herman (1940)

[Gedichten], juni-juli 1983, 427-428, 13-14.

Nog een keer bij meer willen slapen: 'dat dat mijn huis is', 13

Een hoer: 'voor het raam van een souterrain staat een', 13

'er is altijd wel', 13

'niemand in jaren niet', 14

'hoe kan dat ooit', 14

De leraar en zijn klas: 'plichtgetrouw het babaardje tussen twee vingers', 14

Doetje geeft een klap en krijgt er zeven terug: 'suf kijken we van de ene naar de an­dere generaal', 14

 

Akkermans, Mark

[Gedichten], december 1967, 241, 22-23.

Onbewoonbaar verklaard: `verstening in de slag van een kamerdeur zint mij', 22

Kommunikaatsie verbroken: `blauwzwarte nevels plooiden als dekens', 22

`De zomerwarmte verblijft nog in de stad', 23

`Hoogmoedig genoemd', 23

[Gedichten], maart 1968, 244, 16-17.

`was mijn leven geen vlinderdroom', 16

`lang voorlopig', 17

[Gedichten], augustus-september 1968, 249-250, 31-32.

`Mijn lichaam begint vrucht af te werpen', 31

Onderhuids leven: `het mes bezeten', 32

 

al-Ma'arri, Abu al-'Alaa' (973-1057)

'Ik verafschuw voldaanheid zelfs die van de lachende wolk', juni-juli 2006, 703-704, 77-79.

Vertaald uit het Arabisch door en met uitleg (p. 79) van Hafid Bouazza.


 

Albrecht, Yoeri

Machiavelli, december 1987, 481, 43.

'Uit een lang en grijs verleden'

 

Al-Djahiz (776-868)

Acht minnezangen, december 2007, 721, 3-8.

Minnezang van een straatveger: 'Mijn hart is het riool van de liefde geworden', 3

Minnezang van een kleermaker: 'Met verlating tornde je de naden vaan de liefde', 3

Minnezang van een bakker: ' Afscheid kneedde de bloem van de liefde tot deeg', 4

Minnezang van de paardenmeester: 'Als afwijzing de kribben vaan mijn lichaam afbreekt', 4

Minnezang van de boer: 'Ik zaaide zijn liefde in de voren van zuiverhartigheid', 5

Minnezang van de drankslijter: 'Een korte teug dronk ik samen uit de beker van de liefde', 5

Minnezang van de onderwijzer: 'Verlatenheid heeft de leerlingen van mijn hart beroofd', 6

Vertaald en geannoteerd door Hafif Bouazza. Biografische notitie, 7. Aantekeningen, 7-8.

 

Aleksander, W.J.

[Gedichten], december 1980, 397, 32-33.

Jonge moeder in kindertuin: 'In het lentelicht alleen met haar kind', 32

Een moeder: 'Eenmaal achtergelaten op de kade', 32

De huisgod: 'Wanneer gij zwijgt en streng uit het venster kijkt', 33

Opdracht: Voor C.

 

Alonso, Dmaso

Zuivere gedichten, februari 1990, 507, 19-22.

1. 'Je zult weerkeren op een ongelegen uur: 'Je zult weerkeren op een ongelegen uur', 20

2. Ik zal aankomen in de schemering...: 'Ik zal aankomen in de schemering', 21

3. Toen de dichter stierf: 'Toen de dichter stierf bleven bedroefd achter', 21

4. Eeuwigheid: 'Vandaag, ongerepte dag, heb ik de dood aangeraakt', 22

5. Dronken van de lichtjes in de nacht: 'Dronken van de lichtjes in de nacht', 22

6. Nacht: 'En uit de sterren vallen', 22

Uit: Poemas puros. Vertaald uit het Spaans en ingeleid o.d.t. 'De Zuivere Gedichten van Damaso Alonso' door Livia Verstegen.

 

Amstel, Anne van (1974)

Geef me nu ik wil, augustus-september 2014, 801-802, 19-22.

Vuil: 'geef me een muts nu', 19

Steen: 'geef me een speelvijver nu', 19
Vloed: 'geef me een boot nu', 20
Ven: 'geef me een schop nu', 21
Douche: 'geef me een parelketting nu',22
Douche: 'geef me een parelketting nu',22
Zet: 'geef me een zet nu' 22

Tref, november 2015, 816, 29-32.

microbriga: 'er hangen nergens camera's', 29

santiago do cacem: de wagenmenner woont onder het talud bij de lidl', 30

chahaignes: 'hij dwingt ons een lader op we moeten', 31

steep: 'is het ok om te houden van iemand', 32

[Gedichten], februari 2017, 831, 18-20.

            Lange afstand korte golven: wat moet ik begrijpen, 18

            Voorspraak: omdat ik dwars door jouw zwijgen, 19

         Toe: mag ik hem houden, 20

[Gedicht], mei 2018, 846, 6.

          vreugdehof: geen dichter loopt ons nog na op straat, 6

[Gedichten], oktober 2021, 887, 38-40.

           trapezista: ik heb geen zitvlees meer, 38                                        

           nok: mijn outfit is gemaakt, 39

           sugar glider: na de voorstelling loop ik rond, 40

 

Anker, Jan Willem (1978)

[Gedichten], juni-juli 2006, 703-704, 46-47.

Club II: 'Een klank lijkt ergens van afgebroken'
, 46

Zonder slaap: 'Geraamtes klepperen zacht in de muur'
, 47

 

Apherdiano (x-3)

Pseudoniem van Hugo Brandt Corstius.

 

Appel, Ren (1945)

[Gedichten], december 1968, 253, 28.

`Het volgend jaar, ik bedoel'

Oorzaak en gevolg: `De bankbediende F. die altijd'

Mijn vader, maart 1969, 256, 38.

1. `Zijn vader was krullenjongen'

2. `Tien jaar oud'

 

Baren, Tina van (1958)

[Gedichten], juni-juli 2020, 871-872, 42-45

Tussen de coulissen, 42

Vergeet het maar, 43

Omgekeerd reizen, 44

Feiten, 45

[Gedicht], december 2020, 877, 3.

                        Real time: probeer je een andere toekomst voor te stellen, 3

Backer, Marijn

[Gedichten], november 1983, 432, 34-35.

1. 'Maar Ik zeg u-tegenwind', 34

2. 'O, hij zal staan, als een offersteen', 34

3. 'Neem niet wat het uwe is, 34

De kleine atlas: 'Vannacht is de hemel vol roomblanke wolken', 35

'Uit het net dat-uur aan', 35

'Gelaten om een ingegeven stap', juli-augustus 1984, 440-441, 57.

Drie gedichten, mei 1985, 450, 34.

'Of zal het eerder zijn'

'De tederen raken'

Voor de slaaf: 'Gebald : dat heeft hem bevolen'

Drie gedichten, maart 1986, 460, 29-30.

1. 'Kun je wandelen zoals je kunt', 29

2. 'Of ook met een vinger beroeren', 30

3. 'Maar veranderd van stand en mens', 31

[Gedichten], november 1988, 492, 40-41.

De wind: 'De duinen zijn naar de zin van de wind', 40

Aan de minister president: 'Deze wereld van bloemen, bloemengezichten', 41

In het achterhuis, april 1989, 497, 9-11.

1. 'Op harde stoelen', 9

2. 'De tafel staat groot in het midden', 9

3. 'Ik zou een huis bewonen', 10

4. 'Het is zo 'n dag denk ik', 10

5. 'Land dat geen juwelen telt', 11

[Gedichten], september 1989, 502, 34.

Apen: 'Het zijn de kleine mannen niet'

Einde dag: 'Zolang ik niet mijn hand ophou'

[Gedichten], december 1989, 505, 32.

1. 'Zoals op het laatst'

2. 'Onder bomen'

[Gedichten], november 2021, 888, 26-28.

         verplaatsing: in de trein zit een vrouw met een vis in een bak water, 26

         in oceanen van ruimte en tijd: de meeste sterren aan onze nachthemel zijn groter, 28

 

Baeke, Jan (1956)

Heldenleven, december 1992, 541, 30.

'Kinderen, zegt hij zijn vaak'

Paniek, januari 1993, 542, 23.

'Op een gegeven moment'

[Gedichten], april 1993, 545, 34.

Paniek: 'Op een gegeven moment'. Gelijk aan 542, 23.

Verbintenis: 'Een man gaat schuil achter zijn bril'

[Gedichten], juni-juli 1993, 547-548, 29-30.

Onvoltooid: 'Ze is zijn vrouw. dat is een vraag', 29

Cul de sac: 'De hitte vilt het doodvermoeide land', 29

Vastberaden, ongewis: 'Ze heeft zich strijdbaar opgemaakt', 30

Heldenleven: 'Kinderen, zegt hij, zijn vaak', 30

[Gedichten], november 1993, 552, 29-30.

Genealogie: 'Een familie', 29

Exegese: 'Op een morgen staat ze daar', 30

Kringloop: 'Ze hanteert haar vork als een penseel', 30

[Gedichten], maart 1994, 556, 21-22.

Ancien rgime: 'Kijk hier staan ze naast elkaar', 21

Komen en gaan: ''s Zaterdags, tussen twee veldslagen door', 21

Die Unvollendete: 'Ze werkt zich uit. Zang en publiek', 22

Ingelijst verleden: 'Waar je nu bent', 22

[Gedichten], januari 1995, 566, 24-25.

Il miglion fabbro: 'Ik kom N. geregeld tegen', 24

Concurrentie: 'Jouw knechten zijn welopgevoed en goed gekleed', 25

 [Gedichten], oktober 1995, 575, 27-28.

In afgelegen oorden: 'Soms lijken het de zomers', 27

De archieven: 'Hij is een dierenvriend', 28

[Gedichten], maart 1996, 580, 32-33.

Ascese: 'Zijn lichaam is verzwaard met dieren', 32

Routine: 'Hij kan een paard ontstemmen, 33

[Gedichten], februari 1997, 591, 32-33.

What is this thing called love: 'Ik zag hun vrouwen terug in oktober', 32

Groter dan de paarden: 'De zachtheid van paarden', 33

[Gedichten], oktober 1998, 611, 30-31.

            Moeten is een eigenschap: 'Onbekenden', 30

            Zo is de zee: 'Zee vult verslagen en verslagenen', 31

 

Bai, Juyi

Het lied van het eeuwig verdriet, april 1982, 413, 8-10.

'Han's keizer, slaaf der zinnen, zocht een vrouw, verwoestend schoon'

Vertaald uit het Chinees en ingeleid door W.L. Idema.

[Gedichten], oktober 1984, 443, 30-31.

Bij de verjaardag van goudklokje: 'Ik was al bijna veertig jaar geworden', 30

Bij de dood van Goudklokje tijdens mijn ziekte: 'Wie had gedacht dat tijdens eigen ziekte', 30

Goudklokje I: 'Een afgeleefde zieke man van veertig' 31

Goudklokje II: 'Wij waren, jij en ik, tot kind en vader', 31

[Gedichten], november 1984, 444, 38-42.

's Nachts een lied horend (overnachtend in Ezhou): ''s Nachts aangemeerd bij Papegaaiebank', 39

Ballade van de luit: 'In Xuyang: de Rivier. Ik deed een gast 's nachts uitgeleide', 40-42

Vertaald uit het Chinees en ingeleid door W.L. Idema.

Ballade van het zuidoosten, oktober 1990, 515, 9-15.

'Ik reisde zuidwaarts door het wijde Chu'

Vertaald uit het Chinees en voorzien van een nawoord door W.L. Idema.

Het bezoek aan het Klooster van Verlichting tot Waarheid, juni-juli 1991, 523-[524], 46-54.

'In Eerste Harmonie, jaar negen, herfst'

Correctie, 525-526, [2]. Vertaald uit het Chinees en voorzien van een nawoord door W.L. Idema.

Mijn teruggetrokken leven in een dorp aan de Wei, mei 1992, 534, 18-23.

'een heilig tijdvak is de eerste harmonie'

Vertaald uit het Chinees en toegelicht door W.L. Idema.

 

Balkt, H.H. ter

Aan de scharensliep op het Rotondenplein, oktober 1997, 599, 9-10.

'Wat veel geleien op zee, wat veel', 9

'Slijp niet langer de scharen en messen', 10

[Gedichten], november-december 1997, 600-601, 76-78.

Thema: Risico.

Wat de electronen vertellen. Over de geest van Rome, meer dan een eeuw geleden: 'Zeventig stemmen, tachtig stemmen', 76

Hymne aan de walnotenboom: 'Blijf af van de vruchten van de walnotenboom', 77

'Ook ik was in Arcadi': 'De verte verglijdt in wolken bijna Pruisisch', 78

 

Baren, Tina van (1958)

[Gedichten], oktober 2012, 779, 38-39.

De wendbaarheid van vissen: 'het gaat hier om', 39

Een zwerm vogels: 'zonder jouw ogen', 40

[Gedichten], december 2012, 780 [781], 21-23.

Hier: 'in deze regels', 21

Sub rosa: 'daarom dit hier, deze woorden', 22

De wendbaarheid van vissen: 'het gaat hier om', 23

Hetzelfde gedicht verscheen in nr. 779 met onvolkomenheden in de opmaak.

[Gedichten], augustus-september 2013, 789-790, 44-46.

Afstand: 'ze bewaart het in een kamer', 44

Nacht: 'laat mij achter met een mond', 45

De enige: 'nooit eerder stond ik', 46

[Gedichten], december 2013, 793, 13-14.

Het enige: 'je kunt wegduiken in de kraag van je jas en zonder omkijken', 33

Waar: 'als het waar is', 34

Afstrepen, mei 2014, 798, 36.

'Eerst zijn er verschijnselen, die al snel'

[Gedichten], mei 2015, 810, 21-22.

Die (eerste lezing): 'om te beginnen: ik was hier eerst', 21

Ver: 'midden in het veld', 22

 

Barnard, Benno

[Gedichten], mei 1980, 390, 39.

Op dit buiten: 'beweegt niets, een duif, ja, van oude familie'

School van de pozie: 'Wat soms pozie is staat blij voor de spiegel'

Behalve de haan (omne animal): 'Een droevig dier, maar een volleerde leugenaar'

Belgische september: 'Het luieren, onwereldse geluiden als ijs'

[Gedichten], augustus-september 1981, 405-406, 28-29.

Duino, 28:

Omdat het dat was: 'Een raadselachtig slot is het, bereikbaar soms, maar'

Niet wat er staat: 'Wie zou verklaren dat zoiets bestaat, tot in'

Hierom is het: 'Een rimpelloze slaap kaatst als een spiegelglad en'

Zwarte kunst, 29:

'De steen die de wijzen traceerden'

'Wat pact met de kollen, wat heksen

'Een prachtige doezel, Doornroosje'

'Bedreven in grondig bedriegen'

'Ik kies bij het kiezen positie'

 

Barnas, Maria (1973)

[Gedichten], juni-juli 2006, 703-704, 22-23.

Continuteit: 'Het meisje loopt de trap op. Het meisje loopt de trap met treden'
, 22

Er hangen larmoyante metaforen in de boom als dode zwanen: 'Er is een leven dat zich verwijdert van het thema'
, 23

 

Bas, Jan de (1964)

Zeven gedichten, oktober 1985, 455, 37-38.

Zonder titel: 'Het meisje', 37

Golfslagbad: 'Daar ligt ze dan', 37

De tweede Noach: 'Ik reed rond op mijn gemak', 37

Op de trap: 'Ik loop op de trap', 38

Zonder inspiratie: 'Bedroefd keek hij', 38

Wonder: 'Zondag dreef er', 38

De ode aan een zuster: 'Mijn gedachten rijmen niet', 38

[Gedichten], oktober 1996, 587, 19-21.

Het kan verkeren: 'Man huis vrouw', 19

Politiek gedicht: 'De hoofden heet', 20

Het kan vergaan: 'Nou en? Te bang', 21

[Gedichten], juni-juli 1997, 595-596, 58-59.

Gebonden: 'Hij laat de hond uit zonder hond', 58

Zo staan de zaken er voor & zo zit dat: 'Een man geeft een', 59

[Gedichten], maart 1998, 604, 10-12.

Voorhamer: 'Tok, tot, tok, tok, tok', 10

Verf: 'Bedekt bederf van gang', 11

Boor: 'Hij boort door', 12

[Gedichten], maart 1999, 616, 13-14.

And the sea opened his eyes: 'Meeuwen krijsen als kinderen', 13

Vogelperspectief: 'In de tuin zit', 14

[Gedichten], april 2000, 629, 15-16.

De ondergaande zon: 'In een kamer staat een vaas', 15

Een nieuw begin: 'Hij schreef: 'Mijn lieve schat', 16

[Gedichten], november 2000, 636, 29-30.

Balance of power: 'Uit een raam, hier ver vandaan', 29

Out (of the question): 'Met de snelheid van een slak', 30

[Gedichten], mei 2001, 642, 33-34.
Op de hoek van het bestaan: 'De vrouw achter het snackloket', 33
Een glashelder gedicht: 'Zeer voorzichtig, een heel dun glas', 34

[Gedichten], december 2001, 649, 30-31.
Omtrent de waarheid van Oostende: 'Kinderen spelen', 30
O, wat erg!: 'De man van hierboven komt', 31

[Gedichten], augustus-september 2002, 656 [657-658], 42-43.

Boer, vanuit de lucht bezien: 'De boer kijkt naar de lucht,', 42

Wanneer houdt een molen op (een molen te zijn)?: 'De molen draait en stopt', 43

Opdracht: Voor Jona.

[Gedichten], maart 2003, 664, 22-23.

Zonder titel: De boerin hield beide handen in de schoot, 22

Klap van de molen: Het is druk bij de molen, 23

[Gedichten], mei 2004, 678, 32-33.

De meeuwen: 'Regelmatig begon hij een gedicht', 32

Te liggen: 'Het is al zondagmorgen', 33

[Gedichten], december 2004, 685, 16-17.

Op visite: Hij kwam op bezoek om te praten,, 16

Gedicht om te onthouden: Ik las een gedicht, 17

[Gedichten], mei 2005, 690, 33-34.

Balance of being: 'Met de wind in de rug', 33.

De liefde van de man: 'We praten over liefde,', 34

[Gedichten], november 2005, 696, 43-44.

De waarheid van de dichter: 'Voorop de fiets van de dichter', 43

De man, de dijk: 'Hij klom en zag', 44

[Gedichten], juni-juli 2006, 703-704, 64.

Met andere woorden: 'Ik schreef het woord auto', 64

Schipper naast God: 'Ik moet niet elke keer mijn gedichten beginnen met ik,'
, 64

Met als opschrift een citaat van K3.

[Gedichten], oktober 2007, 719, 28-29.

Weg: 'Stenen zo geordend', 28

Hopen: 'Dit wachten heeft een naam', 29

[Gedichten], juni-juli 2009, 739-740, 55.

Plakboeken: 'Een meisje poseert voor een jongen'

Mevrouw Descartes: 'Ik besta, dus ik denk'

[Gedichten], oktober 2010, 755, 45.

De zee spreekt met twee woorden: 'De zee spreekt van oude stukken wrakhout'

Huis van bewaring: 'Het huis staart met zijn donkere ogen'

[Gedichten], augustus-september 2012, 777-778, 52.

Alles met een reden: 'Ik zit niet in het gras.'

Overgave: 'Een man in witte jas'

[Gedichten], februari 2014, 795, 41.

Liefdesgedicht: 'De filosoof vraagt zich af'
Dit terzijde: 'De schapen in de weide,'

[Gedichten], november 2015, 816, 47-48.

Spandoek: 'Zie daar zijn spandoek', 47

Vliegende vader: 'Een meeuw loopt een paar meter' 48

[Gedichten], februari 2017, 831, 48.

          Reiger: Hij staat te zwijgen over de dingen, 48

          Hond: Noem het saai en voorspelbaar,, 48

[Gedichten], juni/juli 2019, 859/860, 31-32

          Levende vaders: Ik dacht als mijn vader dood is,, 31

          Checkpoint Charlie: Ze lag op haar zijde, 32

          Welterusten: Hij slaat het boek dicht, 32

[Gedichten], augustus/september 2021, 885/886, 46-48.

          Mijn koningin: Je ogen staan gevangen in een lijst., 46

          Fuut: De fuut hielp onderduikers, 47

          Alles heeft zo zijn reden: Een beschrijving geven van een bergeend, 48

 

Beelen, Jaap van

[Gedichten), november 1974, 324, 37.

Oktober: 'Witte wintertonen'

Openbaring: 'Beelden van een aarde'

 

Bei, Dao

[Gedichten], november 1991, 528, 26-27.

Vreemden: 'jij maakt een smak', 26

De slaapwandelaar van augustus: 'Je stenen klok van de zeebodem klinkt', 27

De sneeuwgrens: 'vergeet wat ik gezegd heb', 27

Vertaald uit het Chinees door Maghiel van Crevel.

 

Bekker, Hennie

Niet vrolijk, november 1991, 528, 37-38.

'Het is een woensdag waarop we niet vrolijk zijn'

 

Bentz van den Berg, Roeland

[Gedichten], januari 1978, 362, 34-39.

Medusa's zoon: 'Boven kale heuvels naaldbomen', 34

Zwarte sneeuw: 'Morgens kil als middernacht', 34

Proefpersoon: 'In een kamer in een wereldstad', 35

Warszawa-een cyclus, 36-39

1. 'Waar heden verleden het diepste snijdt', 36

2. 'In elk ogenblik is het zover', 37

3. 'Het dagelijks groeiend overschot', 37

4. 'Getekend over alles heen', 38

5. 'Vermist in een landschap', 38-39

[Gedichten], april 1978, 365, 36-38.

Alias, 36-37

1. 'Door de blinkende woede van zijn demon', 36

2. 'Dan is hij terug: vreemdeling', 36

3. 'Zijn verschijning is al een gebeurtenis', 37

Machinatie, 37-38

1. 'Mijn handen zijn niet langer van mij', 37

2. 'Koortsachtig betasten zij', 38

3. 'Een voor een vinden alle ledematen', 38

De baai van Solo Ipse, oktober 1978, 371, 28-32.

1. 'Opeens is daar de brug', 28

2. 'Waar hij vandaan kwam', 29

3. 'Ik droomde de electrische', 30

4. 'Halverwege de brug sta ik', 31

5. 'Geen herinnering geen verlangen', 42

 

Berghout, Cathrien

[Gedichten], februari 1998, 603, 23-24.

         Kleren klaarleggen: 'Hij neemt een aanloop in zijn slaap', 23

         Zwaar tillen: 'Met zes begint hij mee te sjouwen', 24

Verstekelingen, oktober 1998, 611, 22-23.

         Trouwfoto (1): 'Zo staan hun stoelen voor hun achtergrond', 22

         Picknick (2): 'In 't midden van de eeuw en in de hitte', 23

[Gedichten], december 1999, 625, 21-22.

            Cel van mensen kloneren mag: 'Vooral op onderdelen', 21

            Bij de wandelingen 1&2 van Jean-Jacques Rousseau: 'Hoe hij 's morgens in zichzelf',

            22

[Gedichten], mei 2000, 630, 29-30.

            Hoe oud is een wolk?: 'Een wolk verdampt verleden drijft landinwaarts', 29

            Te Rotterdam*: 'Met anderen van weinig woorden', 30

Ter nagedachtenis aan mijn vader.

 

Bernlef, J.

Pseudoniem van H.J. Marsman.

 

Bevers, Bert

[Gedichten], december 1987, 481, 33-35.

Ardea cinerea: 'alsof ze ooit op deze wereld kwam', 33

Een zanger in de wortels: 'er huist een zanger in de wortels', 33

Oude spiegel, vers zweet: 'een dichter leeft zo veel hij wil', 34

Ricochet: 'ontheemd gedraagt de dichter zich te velde', 34

Bath: 'als een spiegelbeeld lijken de baden', 35

 

Bindervoet, Erik (1962)

De intocht van Christus in Amsterdam (Een leerdicht), juni 1988, 487, 12-18.

I.s.m. Robbert-Jan Henkes.

'Langs de A4, Utrecht-Amsterdam, in de richting van Amsterdam'

Feestjes van de apecolypse, april 1989, 497, 32-33.

I.s.m. Robbert-Jan Henkes. 'De valavond stond op. Zo dicht bij de kortste dag. De jongste morgen. De valt.'

De intocht van Christus in Amsterdam, juli-augustus 1990, 512-513, 22-31.

Zaterdag: 'Zaterdag waterdag koopjesdag', 22-21

Moeder: 'U liet me niet aan 't woord', 28

Aan de oever: 'kip en ei', 28

De Utrechtse Brug en Omgeving: 'Al te misse moede op de Utrechtsebrug', 29-30

Op Nederland: 'We liepen op de heide', 31

Het Boek Bert, december 1990, 517, 18-19.

'We waren met professor Bodegraven (Bert Poll) bezig het wereldraadsel op te lossen'

I.s.m. Robbert-Jan Henkes. Herinneringen aan K.L. Poll.

De erfenis, augustus-september 1991, 525-526, 15-16.

I.s.m. Robbert-Jan Henkes.

'de thee staat koud op tafel'

De wereld als wil en voorstelling, januari 1994, 554, 33-37.

Eerste boek: 'Je kan niet buiten je hoofd om denken', 33

Tweede boek, 33-34

1. 'Je kan wel zoveel denken', 33-34

2. 'Het uiterlijk van je wil, zoals je wil zich voordoet', 34

3. 'Alles & iedereen', 34

Derde boek: 'Toch heb je wel eens van die momenten', 35

Vierde boek, 35-37

1. 'je kan niet plotseling iemand anders worden', 35-36

2. 'Niet voor niets is de duidelijkste & sterkste uiting van de wil', 36

3. 'Jezelf herkennen in iemand anders' 36-37.

Gedeeltelijk verleden Kadoelen (1), juli-augustus 1994, 560-561, 34-39.

'wat er niet was: 'In het huis waar wij wonden stond geen staartklok'

Gedeeltelijk verleden Kadoelen (2), september 1994, 562, 23-26.

Wat er niet meer is: 'Uit een interview met mijn moeder bleek'

Liedteksten, januari 2009, 734, 46-49.

Boheemse rapsodie: 'Is dit mijn leven wel, of is het ingebeeld', 47

Luchtvibraties: '', 49

I.s.m. Robbert-Jan Henkes. De Engelse originelen 'Bohemian Rhapsody' van F. Mercury en 'Good vibrations' B. Wilson & M. Love zijn voor de vertalingen afgedrukt.

Liedteksten, februari 2009, 735, 46-49.

Er komt verandering aan: 'Bij de rivier stond mijn wieg', 47

'Waar gaan we heen: 'Moeder, moeder', 49

I.s.m. Robbert-Jan Henkes. De Engelse originelen 'A Change is Gonna Come' van Sam Cooke en 'What's going on' van Marvin Gaye zijn voor de vertalingen afgedrukt.

Liedteksten, maart 2009, 736, 46-49.

Wit konijn: 'En pil maakt je groter' 47

Weg op de woeste, kwaaie hei: 'Weg op de woeste, kwaaie hei', 49

I.s.m. Robbert-Jan Henkes. De Engelse originelen 'White Rabbet' G. Slick en 'Wuthering Heights' van K. Bush, zijn voor de vertalingen afgedrukt.

Liedteksten, april 2009, 737, 46-49.

Bergen aan Zee: Het tij zat mee', 47

Pietersberg: 'Ik besteeg de Pietersberg', 49

I.s.m. Robbert-Jan Henkes. De Engelse originelen 'Blueberry Hill' van L.L. Stock, A. Lewis, V. Rose en 'Solsbury Hill' van P. Gabriel zijn voor de vertalingen afgedrukt.

Liedteksten, mei 2009, 738, 44-47.

Gun vrede een kans: '2, 1, 2, 3, 4', 45

Kom erin: 'Hoor wie klopt er aan de deur? Hoor wie belt er hier aan?', 47

I.s.m. Robbert-Jan Henkes. De Engelse originelen 'Give peace an chance' van Paul McCartney en John Lennon en 'Let 'em in' van Paul McCartney zijn voor de vertalingen afgedrukt.

Liedteksten, juni-juli 2009, 739-740, 60-63.

Dan loop je nooit alleen: 'Als je loopt door een storm', 61

Wij zijn de besten: 'Mijn tol betaald', 63

I.s.m. Robbert-Jan Henkes. De Engelse originelen 'You'll Never Walk alone' van Oscar Hammerstein II & Richard Rogers en 'We Are the Champions' van F. Mercury zijn voor de vertalingen opgenomen.

Liedteksten, augustus-september 2009, 741-742, 62-65.

Geen Uitweg: 'Het plafond zit vol met scheuren', 63

Leve de koningin: 'Leve de koningin', 65

I.s.m. Robbert-Jan Henkes. De Engelse originelen 'Dead End Street' van Ray Davies en 'God Save the Queen van Paul Cook, Steve Jones, John Lydon, Glen Matlock zijn voor de vertalingen opgenomen.

Liedteksten, oktober 2009, 743, 46-49.

Schooltijd: 'Hoppa je nest uit en hup naar school', 47

De zoveelste steen in de muur: 'Pappie vloog over het water', 49

I.s.m. Robbert-Jan Henkes. De Engelse originelen 'Schooldays' van Chuck Berry en 'Another Brick in the Wall' van Pink Floyd zijn voor de vertalingen opgenomen.

Liedteksten, november 2009, 744, 46-49.

Herinnering: 'Toen jij was weggegaan', 47

Niets dat het haalt bij jou: 'Het is nu zeven uur geleden op de twaalfde dag', 49

I.s.m. Robbert-Jan Henkes. De Engelse originelen 'Memories' Earth & Fire en 'Nothing Compares 2 U' van Sinead O'Conner zijn voor de vertalingen opgenomen.

Liedteksten, december 2009, 745, 46-49.

Een met z'n tween: 'Denk jij aan mij en jou, ja nou', 47

Dalen diep, hemelhoog: 'Ooit had ik een lappen pop, toen ik nog klein was', 49

I.s.m. Robbert-Jan Henkes. De Engelse originelen 'Happy Together' van The Turtles en 'River Deep-Mountain High' van Ike & Tina Turner zijn voor de vertalingen opgenomen.

Liedteksten, januari 2010, 746, 42-45.

Mijn strijd: 'Mijn vriend, het einde naakt', 43

Het end: 'Dat is het end, wie je ook bent', 45

I.s.m Robbert-Jan Henkes. De Engelse originelen 'My way' Frank Sinatra en 'The End' van The Doors en zijn voor de vertalingen opgenomen.

 

[Gedicht], april 2019, 857, 42-46.

          The Beauty and The Bees, 42-46

[Gedichten] maart 2020, 868, 38-39.

Light verse, dimmende maan, bloed aan de taal: Je bent weer aan het spoken, 38

Wolkenlandschap: Ik zag een oog, 39

 

Biesheuvel, J.M.A. (1939)
[Gedichten], november 2014, 804, 4.

In de nacht: ''...dat ik heel mijn zondig leven niemand'
Tsjechov: 'Tsjechov beneemt ons'

Beek, november 2015, 816, 8-10.

'Een prachtige jongen'

Mopje, mei 2016, 822, 16

           Sam & Saar

 

Bl, Sacha

[Gedichten], april 2005, 689, 32-33.

Hoogzomer: 'Het was nog juli', 32

Glas: 'Men mint,', 33

 

Bloem, Rein

Trobar klus, 19-12-1962, 185, 20.

`voor ons ligt een gedicht'

 

Blokker Jr., Jan

[Gedichten], juni-juli 1970, 271-272, 45.

`Ik reed'

`Het bier'

`De blote Ulk'

'Het licht verdicht zich', februari 1971, 279, 27.

De verkrachter van Sjouk, april 1971, 281, 21-22.

1. `De morgen geurt', 21

2. `'s nachts', 22

3. `Die ochtend', 22

4. `Nooit zul je haar aanraken', 22

`In zwarte pakken', december 1971, 289, 14.

Het experiment, mei-juni 1972, 294-295, 20-22.

'Diep in de hal, waar'

De Augiusstal, december 1972, 301, 14-15.

'Er stroomt een rivier'

De Symplegaden, maart 1973, 304, 37-38.

'Er voer een schip'

Het paard, mei-juni 1973, 306-307, 39-43.

1. 'Ietwat bleek', 39

2. 'Ik zou het wel weten', 40-41

3. 'Die dag', 42-43

Aida, november 1973, 312, 18-20.

1. 'Wanneer je ouder wordt', 18

2. 'We vermelden', 18

3. 'Twee huizen verwachten' 19

4. 'Of anders', 14

5. 'Hier staat een huis', 19

6. 'Inmiddels weet ik', 20

7. 'Een nieuwe trap', 20

De trein, april 1974, 317, 21-23.

1. 'Daar komt al de dokter', 21

2. 'Hier denk ik nog wel eens', 21-22

3. 'Ik ben een spook', 22-23

De bus, juli-augustus 1974, 320-321, 46-48.

'En weer kom ik thuis'

De verhuizing, maart 1975, 328, 29-30.

`Zij tellen'

De bende, oktober 1975, 335, 23-25.

`Er trekt een bende'

De bedevaart, augustus-september 1976, 345-346, 44-45.

'Besproken plaatsen'

Het beeld van de dichter, maart 1977, 352, 34-35.

'Speciaal geschreven'

Een hommage, april 1978, 365, 45.

'Bestaat er nog iets'

De ontmoeting, augustus-september 1978, 369-370, 55-56.

1. 'Eens', 55

2. 'Ik had het toch', 56

3. 'Ik weet niet of het angst is', 56

Gezang voor Kanga II, februari 1979, 375, 40.

'Weer verder vergrijsd'

Drie sonnetten, augustus-september 1979, 381-382, 31-32.

1. 'Joris, jij kwam in huis in ruil', 31

2. 'Joris, wanneer jij tegen beter weten', 31

3. 'Joris, ik zweer je, het is niet', 32

Drie gedichten, augustus-september 1980, 393-394, 35-36.

1. 'Zij zijgt neer, de ogen gesloten', 35

2. 'Ik heb je voor het eerst gezien in de Laing's Nek', 35

3. 'Er is een tijd geweest dat ik naar jou', 36

'Het ideaalbeeld van een brug', december 1981, 409, 27.

Nog even spreken, februari 1982, 411, 32.

'Te weinig hebben wij elkaar gezien'

'Ik heb in Babylon een koningsgraf gezien'

'Ik heb je niet bedacht'

'Een en twintig jaar geleden stierf mijn opa', april 1983, 425, 22.

Bergen Belsen, mei 1983, 426, 28-30.

1. 'Vannacht ben ik gevlucht', 28

2. 'Er leidt een trap vanuit de kloostergang', 28

3. 'Ken je dit plein, zie je', 29

4. 'Ik leef in een archiefopname, 29

5. 'Welke Germaanse God leeft mij', 30

6. 'Altijd was jij er: Le Bec-Hellouin', 30

Een foto, mei-juni 1984, 438-439, 62.

'Er varen schepen uit, beladen'

Een foto (3), maart 1986, 460, 35.

'Gekleed naar de mode van zeven jaar geleden'

 

Boer, Erwin den

[Gedichten], augustus-september 1997, 597-598, 48-49.

Ik is: 'Ik is geen Hollandse dichter', 48

'Slapen kan je in je eentje', 49

 

Boer, Gert

[Gedichten], mei 1977, 354, 35.

Saksisch kwatrijn: 'In een stugge wal steekt gras en brem'

Te laat: '"Nu zijn wij alleen maar eenzaam"'

[Gedichten], februari 1978, 363, 34-35.

Samothrace: 'Toen alle krekels stil', 34

Avond: 'Veel gebeurde', 34

Misschien: 'Dit vervloekte Babylon', 34

Een verhaal: 'Vluchten als een dief', 35

Rubicon: 'Al wat ik schreef', 35

 

Boerdam, Jaap

Gay Head, maart 1971, 280, 33.

`Bovenop de rotsen'

[Gedichten], december 1971, 289, 17.

Waarzeggerij: `Jij vele namen dragen'

Nieuws en reklame: `Als alles over is'

[Gedichten], september 1973, 310, 46.

Moeilijk: 'Welke lijnen 's avonds verdwijnen'

Wandelingetje: 'Je ogen glijden langs'

Tremble: 'Wilgetakken slepen door de groeven'

[Gedichten], november 1973, 312, 28.

'Une impression de Norvge': 'Vroeger schilderde ik met plezier'

Kerkdienst: 'Op zondag stak de dominee steevast'

The swimsuit idea: 'Op de foto met de Pacific'

Badplaats in Ierland, december 1973, 313, 30.

'Voorbij de boulevard van Bray'

[Gedichten], september 1974, 322, 30-31.

Mej. M.: 'Maigret heeft zijn twee doden', 30

Lezen: 'De dingen: die ik zie zijn', 30

Historisch materialisme: 'In datzelfde rode truitje', 31

Bouwgrond: 'Het opgespoten land', 31

Zullen: 'Wat je niet zegt', 31

 

Boersma, J.M.

Rondeel, 11-07-1962, 162, 10.

Onder pseudoniem Alain Teister.

`Wanneer zij mij dat vergunde'

[Gedichten], 11-07-1962, 162, 13.

Onder pseudoniem Alain Teister.

Avondje: `We spraken rood en hoog op toon'

Veervoeten: `Elk dichtertje zingt'

[Gedichten], 25-07-1962, 164, 9.

Onder pseudoniem Alain Teister.

Toekomst: `Als die mij nogal lief zijn'

Onderwerp: `Waarover dan over mezelf?'

Zelfportret: `Ik ben voornamelijk van geen belang'

[Gedichten], 12-09-1962, 171, 9-10.

Onder pseudoniem Alain Teister.

Drie dromen

1. `Ik droomde dat ik Peter Vos', 9

2. `Stampend met zijn verdomde stokje', 9

3. `Van Theo Sontrop dromen', 10

Zoet dertig en nooit opgevist: `Wat ik ben is zo onduidelijk', 10

Opdracht: Voor J.M. Boersma

Hors concours, 17-10-1962, 176, 15.

Onder pseudoniem Alain Teister.

`Lamme Hork doet alles beter'

Opdracht aan de vioolbouwer, februari 1963, 187, 45.

Onder pseudoniem Alain Teister.

'Een lier van wilgenhout;'

's Avonds dacht de man, april 1963, 189, 39.

Onder pseudoniem Alain Teister.

'De klok die de verloren tijd'

Twee bewerkingen, april 1963, 189, 39.

Onder pseudoniem Alain Teister.

Redenen: 'Hier ben ik na lang denken positief in' (Naar H. Aldrich)

Uitverkorenen: 'Van alle vrouwen die op aarde koning kraaien' (Naar W. Irwin)

Maria Magdalena spreekt, mei 1963, 190, 42.

Onder pseudoniem Alain Teister.

'Hem achterna gelopen als een gek'

De kunstcriticus, juli-augustus 1963, 192-193, 34.

Onder pseudoniem Alain Teister.

'Radeloze Rinus heeft verdomd'

[Gedichten], januari 1972, 290, 25-27.

Onder pseudoniem Alain Teister.

'Ik ben bezig je waar te maken', 25

Terra cognita: 'Morgens als bijen grommend', 26

'De dagen met het kleine gerinkel van', 26

Sonnet: 'Zo is de nacht : gehurkt', 27

Droom: 'In een droom word je door perkamenten', 27

[Gedichten], oktober 1973, 311, 26-27.

Onder pseudoniem Alain Teister.

Treasure Island: 'My old man in a deadman's chest', 26

Het inwendige museum: 'Toen mijn vader op sterven na dood was', 26

Afscheid: 'Op een avond belde mijn moeder op', 27

Geen vuil aan de lucht, augustus-september 1975, 333-334, 31-35.

Onder pseudoniem Alain Teister.

`Verdriet in het huis van de dichter Teister'

 

Bokkel, Pim te (1983)

Gedichten, januari 2010, 746, 9-10.

Lieke: 'Alsof ze bijna huilt wanneer ze bijna', 9

Liedje: 'Als iemand hier de standaard van zijn fiets dichtklapt', 10

Cardiografie van het zeewater, oktober 2010, 755, 23-24.

1. 'Wat het water achterlaat', 23

2. 'Op elke heuvel rust', 23

3. De grond die ik besta', 23

4. De wilskracht van water', 23

5. 'Maar steeds is er het punt waarop', 23

6. 'Noem het waterplateaus -', 24

7. 'Er is geen waterpeil', 24

8. 'Er is de wassing', 24

9. 'Duizenden kustlijnen tel ik', 24

10. 'Wilskracht die uitvloeit als spoelwater', 24

[Gedichten], oktober 2011, 767, 39-40.

Vertraging: 'Een meter voor het rode sein', 39

Spionnenlied: 'Noem me Anna', 40

[Gedichten], december 2015, 817, 39-40.

'In bevroren ondergrond', 39

'onder een lage bestralende zon', 40

 

[Gedichten], april 2017, 833, 39-40.

            Het regent en je droomt (Voor Joris van Casteren):

            Elders, 39

            In het schijnsel van je scherm is alles, 39

            Als onbegrensde, 39

            Kleine mensen dromen van het omkeerpunt, 40

            Het waait en elders, 40

[Gedicht], april 2018, 845, 49.

            Indrukken: In mijn kamer in de havezate weet ik niet zeker of, 49

[Gedicht], december 2018, 853, 39-41.

            Om te betekenen:

            we leerden roken in de winter, 39-41

 

Boog, Mark (1970)

[Gedichten], maart 1998, 604, 20-21.

            Vier minuten aan een tafel: 'In de geruststellende nabijheid van een', 20

            Weer vrij nu: 'Weer vrij nu', 21

[Gedichten], oktober 2001, 647, 30-32.
Namens niemand meer: 'Dit, namens niemand meer,', 30
'Wij zijn het oneens,, 31
Het is er wel, allemaal: 'Het is er wel, allemaal, maar niet van harte. Het', 32

[Gedichten], augustus-september 2002, 656 [657-658], 12-14.

Afspraak: 'Je vertrok, zei je. Naar verre landen, zei je.', 12

In ieders aangezicht het jouwe: 'In ieders aangezicht het jouwe, in ieders', 13

Het gedrag slechts: 'Het gedrag slechts om mee aan te tonen', 14

[Gedichten], mei 2003, 666, 10-13.

                                                                                                                                                         De berusting: Is er met het spelen in de tuin tijd verdaan?, 10

                                                                                                                                                         Mij, schaap: Mij, schaap, overkomt niets daan wat de herder wil, 11

                                                                                                                                                         Als gieren: Als gieren, hyenas, palingen, 12

                                                                                                                                                         Men verdraagt zich maar moeizaam: Men verdraagt zich maar moeizaam, 13

[Gedichten], december 2003, 673, 12-13.

                                                                                                                                                         Onze afwezigheid: Onze afwezigheid was verklaarbaar, 12

                                                                                                                                                         De kamer, zonder leegte: De kamer, zonder leeegte, is niets, 13

[Gedichten], mei 2005, 690, 7-9.

Dat je me niet kent: 'Dat je me niet kent', 7

Aan de rand: 'Aan de rand van het verstand gekomen,', 8

Je grijze ogen: 'Je grijze ogen. De tijd een kind', 9

[Gedichten], december 2005, 697, 9-11.

Einde: Zo te zeggen: einde. Op deze manier., 9

Dit mag: Dit mag een troosteloos bestaan zijn, 10

En het vlees: En het vlees werd woord, 11

[Gedichten] maart 2006, 700, 10-11.

Tuin: 'Besproei de tuin, ontken de nutteloosheid.', 10

De terugweg: 'De terugweg was heel anders. Zelfs de wind', 11

[Gedichten], juni-juli 2006, 703-704, 5-7.

Grammatica: 'Je afwezigheid is adembenemend'
, 5

Deur: 'Op zoek naar de vraag'
, 6

De laatste stad
: 'De hotelkamer is alleraardigst.'
, 7

Men bezadigt, juni-juli 2006, 703-704, 80.

'Men bezadigt. Niets dat daaraan helpt.'

[Gedichten], november 2006, 708, 8-10.

Ten dode!: Ten dode! Nu of nooit!, 8

Daar: Daar: slaap!, 9

Omcirkeld: Wij, omcirceeld, aangewezen, 10

[Gedichten] , december 2007, 721, 13-15.

Som: 'Stormen rond het huis werpen afval tegen de ruiten', 13

Geen verdwijnpunt', 14

Tram: 'Gekozen vervoermiddel: tram', 15

[Gedichten], mei 2008, 726, 16-17.

Wij zijn genummerd: 'Wij zijn genummerd', 16

Klem: 'Rond de borst de kleding', 17

[Gedichten], februari 2009, 735, 7-10.

Naast ieder wieg: 'Naast iedere wieg een fee', 7

Betreffende begin: 'Elk begin is een vernietiging', 8

Het boze: 'Onderaan de trap, bovenaan de trap ook', 9

Zijn ark: 'Zijn ark bij de doop al gezonken', 10

[Gedichten], februari 2010, 747, 7-10.

Aandoenlijk is de mens en klein: 'Aandoenlijk is de mens', 7

Al dat streven: 'Al dat streven – floep', 8

Voldoende blind: 'Voldoende blind voor het kleine en het grote', 9

Je loopt, je moet: 'Je loopt – je moet, je bent atleet, wilde dat worden –', 10

De golven en het breken: 'Je ziet er de golven in en het breken', 10

[Gedichten], februari 2011, 759, 21-22.

Kijk dan toch: 'Kijk dan toch hoe mooi het is, alles!', 21

Men moet: 'Je kunt niet alles weten', 21

Gered: 'In de prullenbak?', 22

Wat doe je eraan?: 'Wat doe je eraan?', 22

[Gedichten], juni-juli 2013, 787-788, [5]-[7].

Late lente: 'Als een oceaanstomer nieuw', [5]

Rolluiken: 'Rolluiken donderpreken de stad dicht', 6

Kabbelen: 'Komaan komaan! Het loopt helemaal niet af', [7]

Eeuwige jeugd: 'Jeugd is eeuwig', [7]

[Gedichten], juni-juli 2015, 811-812, 13-16.

Code: 'Dat het in code helderder is,', 13

Pogingen: 'Pogingen niets te veranderen', 14

In de stad: 'In de stad het opengebrokene', 15

Deze uitbarsting: 'Deze uitbarsting van natuur, stad geheten,', 15

Strijd: 'In de strijd tussen taal en wereld', 16 

[Gedichten], mei 2016, 822, 41-42.

            Het kraakt: Het kraakt in de vouwen van het kleed, 41

            Het regent niet: Dat je zegt:H, kijk, Godot,, 41

            Zo: Het gaat altijd zo: verkeerd. Daarna, 42

            Hand in hand: Schaterlachend dansen wij het korenveld in. 42

[Gedichten], januari 2017, 830, 14-16.

            Als er nu: Als er nu maar iets verandert., 14

            Zie de vogels: Net voor de Kreeftskeerkring, vermoedende, 15

            Nooit herfst: Deze wereld en die ernaast, de verschovene,, 15

            Twee merels: Zo eenvoudig kan een dag zijn., 16

[Gedichten], januari 2019, 854, 7-10.

            Vogel, 7

            Geen vogel, 8

            Onder ons, 9

            Gelieve, 10

[Gedichten], juni-juli 2020, 871-872, 13-15

Barnsteen, 13

We zijn te goeder trouw, 14

Mensen waarvan, 15            

 

 

Bootsma, Karen

Vijf gedichten, juli-augustus 1984, 440-441, 42.

'ik ben hier niet voor niets'

'kind'

'begraaf me niet'

'elke vis'

'samenhang'

 

Borges, Jorge Luis

[Gedichten], augustus-september 1971, 285-286, 42-45.

De bewaarder van de boeken: `Daar liggen de tuinen, de tempels en de rechtvaardiging van de tempels', 42-43

De gauchos: `Wie had ze moeten vertellen dat hun voorouders van over zee waren gekomen', 44

Lof van het duister: `De ouderdom (dat is de naam die andern hem geven)', 45

Uit: Elogio de la sombra (1969). Vertaald uit het Spaans en ingeleid door J. Lechner.

 

Boskma, Pieter

[Gedichten], augustus-september 1992, 537-538, 36-37.

'er komt een klein vliegtuig over, terwijl de hemel betrekt', 36

'als betrof het rosse westerlicht een hoerenstreek', 36-37

'wel draafde hoog te paard een prins met zwaar teutoons accent', 37

'katers overal. speedy causerien', 37

Gedichten uit: De Maartse adem.

Nostalgische prilen, mei-juni 1994, 558-559, 33-34.

I 'ga niet ruggelings in de nostalgische prilen', 33

II '...of in de violette winter waar de jeugd patent op heeft', 33

III 'ooit zal liefde heersen', 34

 

Bourgonje, Fleur (1946)

Zondagskinderen, februari 2014, 795, 32-34.

1. 'Het is zondag, je zou het niet zeggen', 32
2. 'Zelfde dag, andere plek.', 33
3. 'Twee vrouwen op zondag.', 34

Kringloop, oktober 2014, 803, 37-40.

I 'Op de tweede dag van de maand november ontgrendel je het hek', 37

II 'Er ligt een perceel brak, daar moet je niet zijn', 37

III 'Achter je knarst het hek. Herinneringen lopen het kerkhof op', 37

IV 'Hier is het. Hier heb je twee keer in zwart gestaan', 38

V. 'Je vraagt je af of ze elkaar omarmen, of botten kunnen reiken', 38
VI 'Je vader. Je moeder. De draagbaar met herinneringen komt', 38

VII 'Niet eerder waren de bladeren zo geel voor ze de takken loslieten', 39
VIII 'Het dorp begint zich door het het te wringen met armen', 39

IX 'Daar sta je, omringd door vreemdheid. Op je geboortegrond', 39

X 'Kennis is macht. En: Wij zijn niet bang, maar doodsbenauwd', 40

XI 'Je blijft achter. Om te ruimen wat al geruimd is', 40

[Gedichten], maart 2015, 808, 19-20.

Maison de chasse: 'Daar huizen ze vandaag. Daar laten ze', 19

Het besterven: 'Hier hangt de haas. Aan een haak. Hij is dood.', 20

[Gedichten], februari 2017, 831, 34-36.

        Zusje:

        Zo zie ik haar. Zo staat ze, 34

      Hier kijkt ze blij. Ergens in het zuiden, 34

      Zo is het gegaan. Altijd wachten, 35

      Nu ligt ze in waan gehuld,, 35

      Verzin maar wat, denken wij, doorwoel de tijd, 36

[Gedichten], december 2020, 877, 25-27.

       Het begon met de bomen. Ze leken te oud, 25-26

       Zo verliep het die dag: weg met de overlast! 26

       Liefde is broos, 27                                                                                             

 

 

Brands, Wim (1959 - 2016)

[Gedichten], juni-juli 1979, 379-380, 51.

Herfst: 'fantastisch'

Gedicht: 'in een woord/de'

Wachten: 'wachten terwijl je'

De trein, maart 1980, 388, 31.

'Zwalkend beweegt de man zich door'

[Gedichten], juni-juli 1980, 391-392, 20.

Melancholisch schouwspel: 'Aangevreten door roest'

Florence: 'Zwervers, mismaakten'

Dichterlijke vrijheid: 'De draaimolen staat stil'

Het proces, november 1980, 396, 25.

'In een hoek gezeten tik ik'

[Gedichten], februari 1981, 399, 24.

Het witte doek: 'Hoe paradoxaal hij'

De overlevende: 'Terwijl een waas het'

[Gedichten], mei 1981, 402, 23.

Het station: 'Viel de essentie van de'

Zelfontbranding: 'De mist, ook die dag'

[Gedichten], augustus-september 1981, 405-406, 52-54.

Sehnsucht: 'De deur staat plotseling', 52

Landelijkheid: 'De Hofstee, Onze Hoek: de opschriften zijn', 52

Maalstroom: 'De tredmolen zijn wereld', 53

Reprenez le mouvement: 'Nadat hij de speer in de hals van', 53

De jager: 'Hij trekt geen rechte lijn', 54

De achtervolging: 'Aan het eind van de zomerse avond', 54

Vier Gedichten, november 1981, 408, 30-31.

Kleine Engelenburg: 'Waar mijn voorvaderen het bankpersoneel', 30

De Vlucht: 'Landverhuizers op klaarlichte dag', 30

Het slachtoffer: 'Het landschap : tot aan de horizon', 31

Het spiegelgevecht: 'Alle verhalen moesten betrekking hebben', 31

[Gedichten], februari 1982, 411, 40.

Winters tafereel: 'Brandweerwagens slippen'

Verstoten: 'Tijdens de kermis-nog steeds'

[Gedichten], juni-juli 1982, 415-416, 22-25.

Alledaags: 'Zacht snorrend over', 22

Straf: 'Samen gingen ze naar de zolder', 22

Het einde: 'De oude Chinees', 23

De gekken: 'Geglimlacht wordt er als', 23

Herkansing: 'De jeugdvriend', 24

De kolonie: 'Het spel eindigde onvermijdelijk', 24

Herinnering: 'Waar hij toen het konijn ving', 25

Bomkrater: 'Dicht gegroeid het pad naar de plas', 25

[Gedichten], december 1994, 565, 22-23.

Mes: 'In deze nacht woont een arme familie', 22

Pas: 'Het meubilair in deze hotelkamer staat er', 23

[Gedichten], december 1995, 577, 24-26.

De krengenput: 'Ik heb nooit een ezel gehad', 24-25

'Zodra ze wakker is reikt ze naar', 26

[Gedichten], april 1997, 593, 22-23.

'Zoals een paard van zijn nek houdt', 22

'Schoonheid, zei een blinde, is een zee...', 23

[Gedichten], april-mei 1999, 617-618, 61-63.

            'Het alledaagse kent geen sleur', 61

            'Mijn bijna dode hond', 62

            'het was zes uur in de ochtend', 63

[Gedichten], juni-juli 2001, 643-[644], 13-14.

Kloppers: 'Hij kreeg steeds minder vat op zijn gedachten', 13
Voor Jim: 'Denk als het leven je zwaar valt aan Jan Wassink, die aan het begin', 14

[Gedichten], december 2002, 661, 15-16.

'Op de laatste foto draagt ze een kerstmuts,', 15

'Op een stadsplattegrond wilde ze lijnen', 16

[Gedichten], mei 2003, 666, 19-21.

            Elke ochtend gaat ze de oceaan op, 19

            Ik hou van zulke vrouwen, 20

            (vrij naar Wolf Wondratschek)

            Een oude kroniek – of moet ik spreken van legende? –, 21

            (vrij naar Alice Becker-Ho)

[Gedichten], oktober 2003, 671, 17-18.

            Toen hij zijn straf had uitgezeten, 17

            Na al die jaren, de heuvel is nog steeds kaal, 18

            (vrij naar Spencer Reece)

[Gedichten], maart 2004, 676, 12-13.

'De giraffe komt van Neptunus', 12

'Er vloog een spreeuw', 13

[Gedichten], augustus-september 2004, 681-682, 31-32.

Open het raam: Ik ben nuchter, 31

Ze legt de telefoon neer en zegt O, Annie, 32

[Gedichten], december 2004, 685, 9-10.

In het voorportaal: als elke bezoeker Jezus, 9

Ruimtevaart: Mijn grootouders geloofden niet dat een mens, 10

Ruimtevaart, juni-juli 2005, 691-692, [inlegvel]

'Mijn grootouders geloofden niet dat een mens

Reclame voor het poziefonds van uitgeverij Nieuw Amsterdam. Uit de bundle Ruimtevaart.

[Gedichten], augustus-september 2005, 693-694, 25.

'Weg rennen kinderen'

'Liet al zijn bonnen bewaren'

Rails in de ondergrondse'

Annotatie: Onderschrift: (Vrij naar Charles Reznikoff).

Thema: Eros & Thanatos

'Stop de oude kogel in je zak,' maart 2006, 700, 64.

Onderschrift: Vrij naar Charles Reznikoff.

[Gedichten], juni-juli 2006, 703-704, 74-75.

'In de haven lag een schip, aan de reling', 74

'Ik bevind me op', 74

'De hond blaft elke avond', 75

[Gedichten] januari 2008, 722, 34-35.

Staldeuren: 'Ik belde je en vroeg', 34

'Hij vraagt me waar hij is, ik vertel', 35

[Gedichten], april 2008, 725, 21-22.

Wat ze geheim hield: 'Ze belde haar kennis die haar en haar vriendin sinds jaren', 21

Hun geheim: 'Deze steen, waarop haar voeten al jaren rusten,' 22

[Gedichten], mei 2008, 726, 19.

'De vissers vertelden dat z op een dag',

Ze keken naar het schilderij, vonden het'

[Gedichten] januari 2008, 722, 34-35.

Staldeuren: 'Ik belde je en vroeg'

'Hij vraagt me waar hij is, ik vertel', 35

[Gedichten], augustus-september 2008, 729-730, 15.

Een grap zonder clou: 'Ik prijs de oude Chinezen die me een paar woorden'

Nauwelijks: 'Er is nauwelijks een verhaal'

[Gedichten], mei 2009, 738, 32-33.

'Sinds vanochtend weet ik waarom engelen soms verdwijnen', 32

'Wees blij met wat er fout gaat: Auden schreef', 32

'Als je wilt weten hoe het dichttalent', 33

[Gedichten], oktober 2009, 743, 4.

'Een storm dreigt, de lucht is al hysterisch'

'Hij leerde'

Voor Peter Muller.

'Mijn grootvader maakte elk jaar de graven van familieleden schoon', december 2009, 745, 39.

Denkende voeten, november 2010, 756, 31-32.

Litscher: 'Een pelgrimage van 6788 kilometers', 31

Tati: 'Hij ziet een man die een bank schoonveegt, een krant uitvouwt', 31

Ai weiwei: 'Hij liet een Chinees dorp honderden miljoenen', 32

Carver: 'Ik denk aan hem terwijl ik mijn huis opruim', 32

[Gedichten], februari 2011, 759, 46-47.

Afscheid van de vaste lijn: 'Onze eerste telefoon hing in de gang, naast de koffiemolen', 46

Meneer Klaassen plukt appels: 'Ze zeggen dat je na je zestigste niet meer', 47

Vrij naar Tom Warner.

[Gedichten], mei 2011, 762, 22-23.

In memoriam Christiaan Berk: 'Je kunt de man zijn die op maandagochtend de tram naar de stad neemt', 22

Geen longen: 'Mijn moeder verbood ons achteruit te lopen', 23

[Gedichten], juni-juli 2011, 763-764, 36-37.

'Ze weet soms nog waar ze is, als ze voor haar huis danst', 36

'Ze hebben kaartjes voor het ballet maar zijn eigenlijk doodmoe', 37

(vrij naar Wolf Wondratschek)

[Gedichten], november 2011, 768, 4-5.

'Voor hij begon met repareren nam hij de omgeving in zich op', 4

'In het bos buigen de herten', 15

[Gedichten], maart 2012, 772, 6-7.

'Ik hou van paarden', 6

'Mijn vader zat elke avond', 6

'Toen hij The Tree of Life zag', 7

[Gedichten], mei 2012, 774, 24-26.

'Een vriend zag de kamers', 24

'Het beg on met doden. Op welke afstand', 24

Eenzame uitvaart: 'Zo heb ik het me bedacht: op een doordeweekse avond wilde ik', 25
In memoriam Johanna Francisca de Bie.

Monopoly: 'We zaten als luie landheren rond het bord', 26

Vrij naar Paul Farley.

Grafschrift: 'Ik moet ook', 26

[Gedichten], november 2012, 779 [780], 18-19.

'Zomer, tijd waarin mensen inpakken', 18

'Hoogzomer, in de poort worden', 19

'Opeens was hij bang, zo bang', 19

Wat pozie is, januari 2013, 781 [782], 49.

1. 'Mark Twain schreef dat Tom zijn'

2. 'Als je zeven jaar van huis gaat'

[Gedichten], april 2013, 785, 49.

'Geest, ik huis in'

'Ze zaten met gesloten ogen'

[Gedichten], februari 2014, 795, 7-9.

Eenzame uitvaart: 'Ik heb het nog nooit tegen iemand gezegd:', 7
In memoriam Ralf Schelkes.

Hof van Eden: 'Ik zal het missen, de ochtenden waarop', 8
Voor Nikki.

Troost: 'In de eerste nacht nadat ik had', 9

'dertig jaar sinds zijn ouders verdwenen', april 2014, 797, 4.

'Ik heb je brief die zo slecht leesbaar is', juni-juli 2014, 799-800, 4.

Eenzame Uitvaart, november 2014, 804, 48.

'Een landgenoot van je klampt me regelmatig aan'
'I.M. Benny John M.'.

'Hij vertelt me hoe hij haar optilde', mei 2015, 810, 49.

'Ik kan je huiskamer dromen', juni-juli 2015, 811-812, 65.

Kostverlorenkade, november 2015, 816, 38.

'Wandelend langs het water lees ik elke ochtend'

[Gedicht], januari 2016, 818, 38.

            (vrij naar Austin Smith) Tsjechov: Ze zeggen dat je waarschijnlijk tbc opliep van de boeren, 38

Gedicht, april 2016, 821, 48.

           in een woord/de – Een van de drie gedichten waarmee Wim Brands debuteerde in Hollands Maandblad 379/380, opnieuw afgedrukt bij zijn overlijden.

 

Brandt Corstius, Hugo (1935)

Voor R., april 1963, 189, 43.

Onder pseudoniem Apherdiano (X-3).

'hovaerdicheyt'

Een jaar later, april 1964, 201, 32.

Onder pseudoniem Apherdiano (X-3).

`Achtere appel afslaen'

Leven en niet laten leven, april 1965, 213, 22.

Onder pseudoniem Raoul Chapkis.

`Er staat een boom in het Vondelpark'

[Gedichten], april 1965, 213, 31.

Onder pseudoniem Raoul Chapkis.

Wat ik in 1957 in een week meemaakte: `Maandag'

Wat ik in 1965 in een week meemaakte: `Maandag'

Uit de omgekeerde Van Dale, februari 1971, 279, 37-38.

Onder pseudoniem Battus. Retrograde opsomming uit Van Dale.

[Gedichten], juni-juli 2006, 703-704, 66-67.

Onder pseudoniem Battus.

Dlirant rietland: 'Donkerblauwe landbouwstreek'
, 66

Mondelinge minnegloed: 'Bloedkoralen koolbladeren'
, 67

[Gedichten], april 2007, 713, 41.

'Onderweg naar de galg'

Schoenen: 'Een wand vol schoenendozen wilde hij'

Je zag en zei, juni-juli 2008, 727-728, 9.

Onder pseudoniem Raoul Chapkis.

'Je knikt van ja en van beneden'

Je zag en zei, augustus-september 2008, 729-730, 4.

Onder pseudoniem Raoul Chapkis.

'Je knikt van ja en van beneden'

Naturen, november 2008, 732, 45.

'Bittere hitte woei over donkergroene hemel', 45

Onder pseudoniem Raoul Chapkis.

Nonnettes, augustus-september 2009, 741-742, 12-14.

'Je moet nooit aan nikkel likken', 12

'Waar woon jij eigenlijk in Doorn? Noord', 13

'Waarom denk je aan kopestaal? Loperstaak!', 14

Onder pseudoniem Daan Gramman.

Letterruilgedichten, augustus-september 2009, 741-742, 12-14.

Onder pseudoniem Daan Gramman. Zie augustus-september 2009, 741-742, 10-11.

Ruil van eerste en laatste letter: 'Je moet nooit aan nikkel likken!', 12

N.a.v. Pot tot Neet: 'Waar woon jij eigenlijk in Doorn? Noord!', 13
Ruil van laatste en eerste letter: 'Waarom denk je aan koperstaal? Loperstaak!', 14

O daar bent U – ironie op uw tronie, december 2010, 757, 9-11.

'Alom geniet men van een Blom'

Ja Ze Is Nu Op, januari 2011, 758, 29-31.

Van KleiNSTEe naar uiTSNuRK, februari 2011, 759, 15-17.

Wat er in m'n kop rust, maart 2011, 760, 32-34.

Oud draaiaard duo, april 2011, 761, 34-35.

Vers vers, mei 2011, 762, 36-37.

Vriesdiep, juni-juli 2011, 763-764, 38-39.

Barbaarse tweelingspier onooglijk, augustus-september 2011, 765-766, 34-35.

Abracadabra Tegengestelde Crisisinrichting Blijspelschrijverij Pornoshopfoto Huwelijksgeluk Aanbevelenswaardig Tweederangsverkeer Reisgelegenheid Liefdespozie Koopmannenkantoor Goederenvervoer Uitverkoopbesluit, oktober 2011, 767, 26-27.

MeDeKLiNKeRS RuiKeN LeuK DoM, november 2011, 768, 40-41.

Theocide? Ga!, december 2011, 769, 36-37.

Partijdige medeklinkers, januari 2012, 770, 31.

'Godin zei gedag tegen goudoom'

Palindroomkust, februari 2012, 771, 33-34.

'Paranode pruilde ik doelrijp op de duinreep.'

Laten talen vertalen verlaten, maart 20012, 772, 30-31.

'Generaal denkt: 'Kaartengelden!''

Nies is vies. Pies is kies, april 2012, 773, 42-43.

'Absenties werden frequent toen de wind zo hard blies.'

Dit idee is simpel, mei 2012, 774, 34-35.

'Barbaren zijn het die roepen 'Abracadabra!''

Mensenarm mierenrijk: kretenrijm, juni-juli 2012, 775-776, 32-33.

'Denkbeeld: deugdelijk kleinkind.'

Korstius wil bij de kaas, augustus-september 2012, 777-778, 36-37.

'Adeldom is heerlijk bezit, maar is echt elke heer van adel dom?'

Mot altijd achterop het Franse mot, oktober 2012, 779, 28-29.

'Arts helpt als je ziek bent, maar in Frankrijk geniet je van de arts'

Woord, word word!, november 2012, 779 [780], 38-39.

'Angel doet je pijn, maar aangeland in Engeland is de heerlijkste droom een angel.'

Sproei eiervlaai, december 2012, 780 [781], 38-39.

'WC: Au! Snee iets? Druipt aambei? Grootmoe uitvraat?', 38

Roulaties, roulaties, roulaties, januari 2013, 781 [782], 42-43.

Zwemseizoen van carrire-vrouwen, februari 2013, 782 [783], 38-39.

'we varen vier uren over zee, waarover we ooievaars zien razen en waarin we zeemeerminnen'

'Hugo had haast: historicus hitst honoraria hartstochtig', maart 2013, 783 [784], 30-31.

[Gedichten], april 2013, 785, 38-39.

Marmer: 'Daden noemen wij de stoute dingen die we expres deden', 38

Bosbes: 'doden was wat wij als soldaten met grote animo deden', 39

Eerste letters verste zetters, mei 2013, 786, 32-33.

'Aron was baron, en dus frisser dan een grisser'

Mannenbordeel: interromperen!, juni-juli 2013, 787-788, [27]-28.

'Vergasten van vrienden deden jullie toen jullie je vergisten'

 

Brassinga, Anneke (1948)

Acht gedichten, januari 1988, 482, 31-33.

Voor nu en altijd: 'De bomen in schemer het zwartst', 31

Scheur: 'Dichten is een schuur', 31

Nachtregen: 'Zweet breekt uit de muren', 32

Maart: 'Onder stammen staat het blank', 32

Zoet: 'Bitter vreemd wie wordt liefgehad', 32

Stilleven: 'In boerenbos hurkt landjuweel', 33

Buiten, herfst: 'De bliksem heeft mij niet geraakt', 33

Appels van Czanne: 'Dat zijn pas gloeilampen', 33

[Gedichten], juli-augustus 1988, 488-489, 40-42.

Boomgaard: 'Als ging nooit verloren', 40

Nabestaan: 'Hond die onder de aarde dwaalt', 40

Rond: 'Elke maand is de maan vol', 41

Wijn: 'Zeg ja en alles spiegelt', 41

Over zee: 'De groene weiden', 41

Nocturne la Turner: 'Terwijl gedachten onder zeil', 42

Kwartet voor een cellist:

De eerste viool: 'Liefde baart klank, geen omweg', 42

Tweede viool: 'Liefde's geest, van snaren muggen-', 42

De alt: 'Liefde baat smart, mateloos gedeeld', 42

De cello: Liefde is maat, ademend voortgaan', 42

[Gedichten], november 1988, 492, 18-20.

Vlier en springbalsemien: 'De liefde voor haar trossen', 18

Tuinman Zon: 'O blonde jonkman in het groen', 18

Ik hoor mijn geliefde: ''k Hoor mijn geliefde pruimen eten', 19

Mais: 'Wit is de lucht, zilver breekt', 19

Tafel van twee: 'Trees heeft', 19

Oosterpark: 'De reumatiekplant kijkt naar buiten', 20

Bei der Kreuzeiche: 'Volbracht: alles', 20

[Gedichten], april 1990, 509, 13.

Dood door zon: 'Het wieken 's nachts boven steden'

Beginsel: 'Laat iedereen zien het schoon'

[Gedichten], oktober 1990, 515, 28-29.

Het Elze op 4 mei 1990: 'Vier wanden en een blauw plafond blijft', 28

Wereldbeeld: 'Een zee ach zonder water', 28

Het hoge noorden: 'De zee woelt en rolt', 29

Noodlot: 'Op hun plaats zijn ze nergens', 29

De woning in Thule: 'Een Viking in de uithoek van zijn leven', 29

Bij een overdosis motteballen, april 1998, 605, 10.

            'Broodkorstje, halfdoodborstje tikt aan het raam -'

[Gedichten], februari 2000, 627, 17, 18.

            Verhuisbericht voor Th. C.: 'Ik ben al vaak door mijzelf op straat gezet', 17

            Fondamente Nuove: 'Schoonheid zei Stendhal, is nooit iets anders', 18

 

Breemen, Herman

[Gedichten], mei-juni 1994, 558-559, 31-32.

De hel: 'Hij zei, net uit de hel terug', 31

De moeder: 'Pas in haar doodkist kwam zij weer opnieuw', 32

 

Breukers, Chrtien (1965)

[Gedichten], november 2001, 648, 12-14.

'Vlees ben ik. Van hem, van haar,van hen', 12

Vaardigheid: 'Handen met een vaardigheid die mij', 13

'Het is niet anders: als taal ben', 14

Anatomisch alfabet, [april] 2002, 653, 17-19.

'Aards is het lichaam, maar anders;'

Opdracht: Voor Nicole.

[Gedichten], maart 2003, 664, 27-28.

Wiegelied: Mijn geboortegrond, daar ben ik ooit, 27

Uiterlijk: Het is een kop die ik ongezien, 28

[Gedichten], maart 2004, 676, 31-32.

De dirigent: 'Ik wil een gedicht zoals het was', 31

Kamermuziek: 'Was ik een componist, ik maakte', 32

[Gedichten], oktober 2005, 695, 41-42.

Vanuit mijn wieg I: 'Alsof je in een bloedblaar hebt geprikt. Het leger', 41

Vanuit mijn wieg II: 'Mijn vader is mijn zoon. Ik ben mijn moeders hoeder.', 42

Het werd gemist, juni-juli 2006, 703-704, 62-63.

I: 'Het werd gemist. Niet hevig,', 62

II: 'Maar wat het was? Duizendschoon,', 63


[Gedichten], februari 2008, 723, 38-39.

En niet de dood: 'Oorverdovend stil. Hij slaapt nu niet. Hij is gestorven', 38

Ik ben voorzegd, verwekt, vermoord: 'Ik ben ter helle neergedaald. Via de trappen', 39

[Gedichten], augustus-september 2015, 813-814, 41-42.

Duizend stappen: 'Ik de wolken werd je naam door grote handen geborduurd.', 41

Schroeit: 'Vandaag ben ik in Utrecht en het schroeit. In de voortuin', 41

Storm 1: 'Fietsers zwoegen op de brug. Een gordijn van regen', 42

Storm 2: ' 'Schuin achter het standbeeld staat een man', 42

 

Brink, A.E.W. van den

Mijn grootvader, december 1965, 221, 16.

`mijn grootvader'

 

Brouwers, Jonathan

[Gedichten], augustus-september 1999, 621-622, 25-26.

            'Ooit mathematisch gedroomd?', 25

            'Zo'n achteloze tak', 26

            Debuut.

 

Brown, Adrian (1966)

Vier gedichten van Adrian Brown, december 2008, 733, 45-48.

'De stemmingen van mijn lief hadden hun vier seizoenen', 45

'Jouw afwezigheid holt een nis in mijn hart uit', 46

Herfstkatapult: 'Riskant is het nu om te lopen', 46

De beproeving van een lezer: 'Aanzienlijk het bedrag dat ik betaalde voor deze delen', 47

Vertaald uit het Engels door Hafid Bouazza. De Engelse originelen zijn onder de vertalingen afgedrukt.

 

Brunia, Iris (1977)

[Gedichten], augustus-september 2009, 741-742, 34-35.

Laten we mijn lichaam delen: 'zo om de week, en afwisselend een weekend', 34

Alibi: 'het bleek dat de woorden nu stiller zijn. Jij zei: champignons', 35

Wild Card, februari 2011, 759, 37-39.

– Beweeg je: 'Het eindigde die ochtend', 37

– Sneller, sneller: ' Ik hield een haan ondersteboven', 37-38

– Waarom zou je: 'Vergeten wat zich voltrok', 38

– En rende weg: 'Je rukte de vis uit de alg', 39

Kruimels, oktober 2011, 767, 21.

'Zoals je vandaag je handen omhoog hield'

 

Buddingh', Cees

Ode aan een toch wel zeer gelukkig toeval, december 1974, 325, 20-21.

'Het staat er nog steeds, mijn geboortehuis'

Tien strofen voor Gerard Stigter, april 1975, 329, 26-27.

`Het lijkt onvoorstelbaar, maar toch: eenmaal moet er een tijd'

Ode aan een schaal met suikerklontjes, april 1975, 329, 28.

`Weten jullie nog jongens-maar wat een retorische vraag'

Vier strofen voor Remco Campert, oktober 1975, 335, 33-34.

`Sinds Buddingh', heb je geschreven, Remco, verwachten'

In memoriam Po Tjiu I, april 1976, 341, 39-40.

'Ik weet vrijwel niets van je af een paar schaarse gegevens'

Drie gedichten, april 1977, 353, 24-25.

Nu en dan: 'Toch een van West-Europa's beste slapers', 24

Keukenkastje: ''t Blijft wazig, als het om je vroegste jeugd gaat', 24

Vrees niet: 'Vrees niet: ik maak nog regelmatig grapjes', 25

Acht gedichten, mei 1977, 354, 20-23.

Neigus d'antan: 'Vanavond, 'k ging een brief doen op de post', 20

Natuurkunde: 'Je zit in het natuurkundelokaal', 20

The peace wich passeth understanding: 'De telefoon gaat. Ik neem op: "Buddingh'"', 21

Bordje: 'Voor iedereen en alles onbereikbaar', 21

Steegoversloot: 'Kindertijd, rijk van grotten en spelonken', 22

Misschien: 'Misschien ga 'k nog een keer in Londen wonen', 22

Ik hoor het Gerard Goudriaan nog zeggen: 'Jij ziet eruit, of je geleden hebt', 23

Leeuw en vosje: 'Mijn vader kon zo prachtig voor leeuw spelen', 23

[Gedichten], december 1977, 361, 32-33.

In moedeloosheid geschreven: 'Ook Gnter Bruno Fucha is uit de tijd', 32

Iets over lente en treurwilgen: 'Treurwilgen zijn altijd het eerste groen', 32

Zegt men: 'Je moet, zegt men, een keer volwassen worden', 23

Kleine ode aan een al lang dode keizer: 'Meiregen. Mist. Pufhitte. Hagelbuien.', 23

[Gedichten], maart 1978, 364, 41-42.

Razzia I: ''t Leven was heel onwezenlijk in die dagen', 41

Razzia II: 'Als toen die ene Duitser fout gewild had', 41

Naar aanleiding van een oud fotootje: 'Dat gekke ventje op die vacht ben ik', 42

Wat dat betreft: 'Ik heb het weer zo druk als een klein baasje', 42

Vier gedichten, augustus-september 1978, 369-370, 42-43.

Bonenpaadje 1: 'Op zondagmiddag gingen we vaak wandelen', 42

Bonenpaadje 2: 'Later werd het 'n heel ander Bonenpaadje', 42

Bonenpaadje 3: 'Vandaag vind je het nauwelijks nog terug', 43

Die eerste nacht: 'Die eerste nacht, dat we door Londen reden!', 43

 

Bud, Frans (1954)

Ergens het bos, juni-juli 2004, 679-680, 40-42.

'Niet alleen het knarpen, vanwaar het komt', 40

'Een vogel ontvlucht zijn plek, stijgt op,' 41

'Beweging die om aandacht vraagt, stipjes', 42

[Gedichten], oktober 2007, 719, 15-16.

Zonder buren: 'De omtrek van een tuin, boom', 15

Zwaluw: 'Een fletse dag en toch heel hoog zwaluwen', 16

 

Burger, Wilma

[Gedichten], maart 1971, 280, 25.

De kwekerij: `Noach kweekte een roos'

Spinnen: `Noach zat in een hoek tussen de spinnen'

 

Burnier, Andreas

Pseudoniem van C.I. Dessaur.

 

Burns, Emma (1980)

[Gedichten], maart 2007, 712, 19-21.

Ken je dat: Waarvan het gemaakt is, 19

Vraag I: Weet je nog, 20

Ja daag: Dat even praten om, 20

Poging dertig: Stel dat ik je thee aanbied, 21

[Gedichten], augustus-september 2007, 717-718, 28-30.

Je gaf me vijand: 'Wiens schaduw ik betrad', 28

Lief dagboek: 'Hoi, vandaag had ik een zes', 29

Zo kan het ook: 'De beste regen', 29

ps: 'Ik zag trouwens een vrouw op het perron', 30

[Gedichten], januari 2008, 722, 40-42.

Een begin: 'Op het ritme van je keel', 40

'We waren zoveel', 40

Voorbij gaat makkelijk: 'We waren om', 41

Niks aan de hand: 'Nu dus niet vragen wat er is', 42

[Gedichten], mei 2008, 726, 23-25.

Sprong naast het diepe: 'De winter is al minder hard dit seizoen', 23

Zware kost: 'Er is licht', 24

Er zijn grenzen: 'Altijd sleutels kwijt', 25

Dag I, augustus-september 2008, 729-730, 46.

09.01u – goedemorgen: 'Daar ben ik weer'

18.36u – nou zeg: 'Er zit een blaar op dat stuk'

23.52u – Sweet dreams: 'Ik deel bier en rook'

Pleziertje, augustus-september 2008, 729-730, 47.

'Ik staar naar de grond'

[Gedichten], november 2010, 756, 38-39.

I. 'Er is de lucht', 38

II. 'Er is het wentellied van de regen', 38

III. 'Er is het wachten', 39

IV. 'Er is de chaos', 39

Update, mei 2014, 798, 12.

'Het goede nieuws is dit lied'

Wat ik eigenlijk had willen doen, januari 2015, 806, 49.

'Jezus, 2015 - blijkt nu al sciencefiction.'

[Gedichten], november 2019, 864, 17-18.

          Sprong naast het diepe II: Hoe heet een afscheid dat, 17

          Bericht van buiten: Er is de bloem tussen de tegels, 18

[Gedichten], januari 2021, 878, 20-22.

          Sellavie: Voor alle pijn een reden, 20

          II: Ik zie en ik kies de pracht van een lach met een hart, 21

          III: De goedheid en het toeval, 22

 

Burns, Ezra (1980)

[Gedicht], januari 2018, 842, 48.

         Openingszin I: Als je het medelijden wegdenkt, 48

 

Buschenhenke, Floor (1978)

[Gedichten], oktober 2005, 695, 23-24.

Verkeersteller: 'westplein', 23

Vogelman: 'vogelman aan het ontbijt', 24

Met een opschrift van Jozua Douglas.

[Gedichten], juni-juli 2006, 703-704, 50-51.

'een huisvrouw met netvrees', 50

Zolder: 'in de eerste kamer kraken de balken', 51

[Gedichten], oktober 2007, 719, 44-45.

schaartste: moet nodig nog', 44

alv: 'we lopen de alternatieven door', 45

 

Campert, Remco

[Gedichten], december 1964, 209, 28.

The Roman spring of Mr.Campert: `Ah, die Romeinse nachten!'

Zo blijf je aan de gang: `wat zich afspeelt in de schaduw'

 

Capelleveen, Paul van

De laatste slag van Ridder Rozemond, januari 1989, 494, 20-23.

'Eindelijk op weg en aangeschoten door de harmonie'

Correctie 495, 7.

Driekwart marathon, mei-juni 1989, 498-499, 34.

'Wat, Harry, ons bekend is van het leven'

Altijd commentaar, november 1989, 504, 20-23.

Verklaring afgelegd in een Tram: 'Ik ga hem gek maken, dat jochie', 20

Niederdodenleben: 'Als je me verkracht, vermoord ik je', 21

Een slapend schimmenrijk: 'Jouw apocalyps is de mijne niet', 22-23.

Kwadratuur, mei-juni 1990, 510-511, 21-22.

1. 'En zoals elk van je organen', 21

2. 'Wat ben je toch een lekker beest. Zeg ik', 21

3. 'Alle gedachten door elkaar geprakt', 22

4. 'Dat praten van ons neemt een einde', 22

Inscripties (1), november 1993, 552, 27-28.

1. Stilstand: 'In het museum zag hij zijn lichaam', 27

2. Hard en zacht: 'Hij zoekt voor mij een nieuwe vriend', 27

3. Als een kind: 'De volgende erectie komt over een maand', 28

 

Carlson, Michael

Five jazz poems, december 1987, 481, 18-19.

Grey voice: 'The bright recurring dream whose wings glow with fire finds', 18

Some time in silence: 'The phone line whines & cracles; nothing', 18

Dakota recollections: 'Sunset stutters in the shadows of mountains', 18

...Listen: 'You're learning', 19

The crossing place: 'Empty borders excend', 19

Gedichten in het Engels.

 

Ceelen, Aat (1950)

 

[Gedichten], november 2018, 852, 24-25

         Beton: Rot op met rootkoko, 24

         Het skai: Weet je nog, Polly, 24

         Keramiek: Ik ben van liefde ziek, 25

         Sterf zeg: Ik wilde wel, 25

[Gedichten], juni/juli 2019, 859/860, 38-40.

           Ik ben een oude vrouw en kan niet slapen, 38

           Er gloort iets: Achter in het Roergebied, 39

           Ik zal in al uw dromen zijn:

           I Ik zal in al uw dromen zijn, 40

           II Ik droomde dat ik mijn verjaardag vierde, 40

[Gedichten], januari 2020, 866, 9-10.

          Berceuse: Gaat u slapen, 9

          Rimbaud zegt merde: Ik neuk je dwars door je terlenka, 9

          De roos: O, mijn uitverkoren roos, 10

[Gedichten], februari 2021, 879, 18-20.

            In een mooi zwart pak: God schiep mij uit verveling, 18

         Bijles: Jij krijgt bijles, ventje, 19

         De Assuradeur: Ik ben een oude man, 20

[Gedichten], december 2021, 889, 30

         Vreemde kamers: Je propt je leven in een koffer, 30

         Het laatste woord: Zo schrijf ik alsmaar voort, 30

 

Chan, Lok

[Gedichten], juni-juli 2000, 631-632, 59-60.

            As the world turns: '27 als ik opsta', 59

            'Ik houd van je', 60

            Thema: Liefde.

 

Chapkis, Raoul

Pseudoniem van Hugo Brandt Corstius.

 

Charles, J.B.

Pseudoniem van Willem Frederik Nagel.

 

Chen, Tao

Chinese kwatrijnen, maart 1985, 448, 21.

Lied van de steppe: 'tegen de Hunnen zwoeren zij hun leven veil te hebben', 21

Vertaald uit het Chinees door W.L. Idema.

 

Chiusa, Giovanni della (1989, Pseudoniem)

[Gedichten], november 2012, 779 [780], 41-42.

Het kraambezoek: 'Is mama er misschien?', 41

Nostalgie: 'Dat winkelcentrum', 42

Hommage aan Raymond Roussel: (hoewel nooit gelezen): '33 tabletten Phanodorme', 42

[Gedichten], mei 2013, 786, 41-42.

De bibliothecaresse: 'Een artikel over pornografie in een obscuur tijdschrift uit 1951', 41

Sky radio: 'We zijn geliefden maar spreken', 42

Meer pozie: 'Na het telefoontje met het nieuws dat', 42

Stilleven, april 2014, 797, 26.

'In de warme ontbijtzaal'

[Gedichten], juni-juli 2014, 799-800, 55-56.

Relocatie: 'Aan de muur', 55
Schoonheid: 'Voorbij de remise', 56

Van horen zeggen: 'Na een heldere winternacht', 56

[Gedichten], december 2014, 805, 23-24.

Doelloos: 'Ergens tussen', 23

Zelfhulp: 'Eenzaamheid', 24

[Gedichten], juni-juli 2015, 811-812, 48-50.

Genezing: 'Als de schemering', 48

Praatje: 'Liedjes', 49

Stationswacht: 'Avondtreinen', 50

Lucca, 17 september 2014

[Gedichten], januari 2016, 818, 48-49.

            Yellow Submarine: Je kunt veel zeggen, 48

            Afscheid: Stad van werklozen, 49

[Gedicht], mei 2018, 846, 49.

            Robot: Ver van huis, 49

 

Claus, Hugo (1929-2008)

Rijmen voor een reiziger in Antwerpen, februari 1999, 615, 21-24.

1.: 'De zon is een Antwerpse planeet', 21

2.: 'Een dagje uit. De Zoo en het zuid', 21

3.: 'Als de schemer valt (ook voor jou), 21

4.: 'De kathedraal staat klaar', 21

5.: 'Het was in mei en te Brugge', 22

6.: 'Mijn huis in zijn loof gevangen', 22

7.: 'Zij liggen breeduit in de etalage', 22

8.: 'Knip je nagels niet te kort', 22

9.: 'Zij wuifde naar mij als naar haar kat', 23

10.: 'Ik verdiende goed mijn broed', 23

11.: 'een van die huisjes van toen', 23

12.: De gevels beloven een andere wereld', 23

13.: wat hinnekt er nog zo laat in de straat?', 23

14.: 'De boeren bidden om droogte', 24

15.: 'Zo vredig als het vee', 24

 

Clifton, Lucile

1994, juni-juli 2015, 811-812, 27.

'ik was mijn achtenvijftigste jaar aan het verlaten'

Het origineel '1994' is voor de vertaling afgedrukt. Vertaling uit het Engels door Philip Huff.

 

 

 

Constandse, Arthur

[Gedichten], [april] 2002, 653, 31-32.

'ik ruk ze er zo uit!', 31

'Dag', 32

 

Constandse, Dana

[Gedichten], april 1969, 257, 32-34.

Onder pseudoniem Dana Hokke.

Otto:

1. `Liever dan langs je kamer te gaan', 32

2. `Ik heb teveel tegen', 32

3. `Je zou jezelf niet meer herkennen', 32

Literatuurgeschiedenis: `Het lied losgemaakt van zijn melodie', 32

Oefening in interpunctie: `Je helpt me maar hulpeloos', 33

Woorden ::` krappe denkmantels voor verwaarloosde begrippen', 33

`Mijn castratenkater', 33

`Tenslotte ronden vrouwen zich af', 34

Nijd genoemd: `Er is geen woord lief genoeg', 34

[Gedichten], juni-juli 1969, 259-260, 30.

Onder pseudoniem Dana Hokke.

Wetenschap: `Lopend aan de leiband'

Opdracht: Voor G

Kenmerk: `Opvallend gewoon is liefde'

Vergelijking: `Het paren van nijlpaarden'

[Gedichten], oktober 1969, 263, 14.

Onder pseudoniem Dana Hokke.

Luctor: `Ik ben toch te gek'

Me mergo: `water, dragende weerstand'

[Gedichten], januari 1970, 266, 11.

Onder pseudoniem Dana Hokke.

Beveland: `In de polders hing de mist rond'

Holten: `Mijn ogenblikken'

Jan Emmens behandeld, september 1974, 322, 25.

Onder pseudoniem Dana Hokke.

Cursus 72/73: 'De man van het vorige uur'

Cursus 73/74: 'Eerstejaars'

[Gedichten], maart 1978, 364, 25.

Onder pseudoniem Dana Hokke.

Bergen: 'De zee een watergevaarte'

Klein lief: 'Je ging hem sluiten'

Verhouding: 'Geannonceerde rouw brengt hen samen'

Bres, februari 1982, 411, 21.

Onder pseudoniem Dana Hokke.

'Een mens is voor mij een bemuurde'

Opdracht: Voor Jaap Hillenius.

WAKE, januari 1985, 446, 13.

Onder pseudoniem Dana Hokke.

'Mulier stabilis'

'De dag dat je begraven werd'

'Wat blijft is de afwezigheid'

Opdracht: Voor H.

Herdenking, februari 1988, 483, 43.

Onder pseudoniem Dana Hokke.

'Het sneeuwt als op een oude film'

[Gedichten], juni-juli 1991, 523-[524], 42-43.

Claartje: 'Dit glas bevat', 42

Zie je: 'de woorden', 42

April: 'Slordige wolken bij vlagen', 43

Einde: 'De verschrikbare verenbegrenzing', 43

[Gedichten], maart 1993, 544, 13-14.

'Vroeger bij raadsels voor ik het wist', 13

Keerweerlaan: 'De weg terug rijd ik', 13

Vlindermes: 'Het lemmet lag verborgen in het heft', 13

Voorbereiding: Verstoppertje was voor de kleintjes', 14

Ingesloten: 'Vlak bij het venster daalt een lichte mist', 14

 

Constantine, Brendan

De behoeften van de velen, december 2015, 817, 49.

'Op de dagen dat we huilden –'

Het origineel 'The Needs of the Many' is voor de vertaling afgedrukt. Vertaling uit het Engels door Philip Huff.

 

Costafreda, Alfonso

[Gedichten], juni-juli 1992, 535-536, 25-27.

'Lucht zijn: 'Ik wil niet dat de ochtendwind', 25

'Vanjongsaf droomde ik ervan', 26

'Groene ruimte, lichtende bomen', 26

'Ga naar de velden', 26

'Ik aanschouw...', 27

'Vluchtigheid van het woord', 27

Opdracht: Voor Eugenio de Nora

De besten zijn al bezweken: 'De besten zijn al bezweken. Anderen', 27

Het boek: 'Dit boek bestaat niet', 27

Vertaald uit het Spaans en voorzien van een inleiding door Kees Bakker.

[Gedichten], oktober 1992, 539, 31-32.

De Seine: 'Onder de bruggen van Parijs zag ik', 31

Eenmaal tot bezinning gekomen...: 'Als mensen eenmaal tot bezinning komen, toont hun gezicht', 31

Veertig winters: 'mijn keel vlecht', 31

De ceremonie: 'Je wilt helemaal niet sterven', 32

Preventieve angst: 'Ze maakten het vuur kwaadaardig' 32,

Tumor: 'Met deze kleine borstpijn', 32

Vertaald uit het Spaans door Kees Bakker.

 

Couprie, L.D.

Een kleine cyclus. Vier schilders en een lithograaf, juni-juli 1985, 450-451 [451-452], 54.

Ren Magritte: 'pijnlijke mannen in stijve pakken'

Caspar David Friedrich, Frau am Fenster: 'licht gebogen wendt zij zich naar buiten'

Jan Vermeer, Het melkmeisje: 'met volle arm wordt de kan gesteund'

Odilon Redon: 'zwart in de nacht lopen de hoofden'

Vincent van Gogh: 'anderszins wakend liep hij voorbij'

In facsimile.

 

Courtz, Rijk

Vier gedichten, november 1982, 420, 27-28.

'Toen ik mezelf vernietigd had', 27

's Avonds in haar kamer: 'Wanneer zij 's avonds in haar kamer zit', 27

Middag: 'het was op een regenmiddag', 28

Voor meisje met droeve ogen: 'tuurlijk heb ik je herkend', 28

 

Cousine, F. de la

[Gedichten], april 1967, 235, 28-29.

Ergerlijk: `na hem eerst te verwarmen en stevig', 288

Voor Wampie: wanneer we weer eens', 28

Ontleend aan eigen ervaring: `nu de kat nuttig', 29

Image: `mijn angst is verschoven van de russen', 29

Aan alle werklozen: `nadat ik mij vanmorgen', 29

 

Crebolder, Emma (1942)

Hart van zwart, november 1994, 564, 22-23.

I 'Alle berichten, voorspellingen', 22

II 'later bracht men mij', 23

[Gedichten], oktober 1995, 575, 19-20.

Vos a: 'Er is een vos verschenen', 19

Vos d: 'In Absdale woont mijn tante', 20

[Gedichten], augustus-september 1996, 585-586, 45-46.

Vos b: 'Vos, ik heb ver bij je vandaan', 45

Vos c: 'Ik maakte met mijn hand', 46

[Gedichten], augustus-september 1997, 597-598, 44-45.

'Je reist met een kind, in elk geval', 44

'Je gaat aan de wegrand zitten', 45

[Gedichten], augustus-september 1998, 609-610, 47-48.

Je hebt geluk gehad, vogel: 'Ik zie het bos vanuit de trein', 47

Er is plaats: 'Als ik mezelf door kleine', 48

[Gedichten], maart 1999, 616, 21-22.

Nijlpaarden langzij: 'Het was ergens vanuit een trein', 21

Het paradijs langzij: 'Het was ergens vanuit een auto', 22

[Gedichten], augustus-september 2000, 633-634, 8-9.

Van IJsland: 'Eens hoorde ik bij een kunstwerk', 8

Grijskopspecht: 'Vandaag een grijskopspecht gezien', 9

[Gedichten], juni-juli 2001, 643-[644], 27-28.

www.valdemarr.com: 'We starten je in ragdun web,', 27

Ooievaars op baan zeven: 'Een diep gerucht werd ik gewaar.', 28

[Gedichten], [april] 2002, 653, 12-13.

De tuinman: 'Bijna winterklaar. De tuinman', 12

Struikelvuurstenen: 'Wanneer een vogel een goochel is,', 13

[Gedichten], februari 2003, 663, 31-32.

Het onbedacht gebekte: Mijn eerste blik naar buiten, 31

Opruimdienst: Er lag iets bloederigs, 32

[Gedichten], januari 2004, 674, 20-21.

Domplein: 'Toen men ontdekte dat de klemtoon', 20

Plaza Mayor: 'Het plein bestond van ver omheind', 21

[Gedichten], januari 2005, 686, 20-21.

Het zwartste zwart: 'Een mol duikt op, en terug met', 20

Het roodste rood: 'Men zocht het roodste rood, men', 21

[Gedichten], november 2005, 696, 18-19.

Voor Catharina, negen maanden oud: 'Tussen het zoeven van een bal, al door', 18

In een hangmat: 'In een hangmat voorspellen zij', 19

[Gedichten], augustus-september 2006, 705-706, 38-39.

Het witste wit: Men wordt door wit bezocht. Witteling, 38

Het blauwste blauw, 39

[Gedichten], november 2007, 720, 38-39.

Hellezwam: 'Aan het eind van de doodlopende weg', 38

Het beschermde monument: 'Deze zomer in het noorden van Portugal', 39

[Gedichten], augustus-september 2008, 729-730, 31.

'Tong, je bent bij mij van velum tot'

'Niet kardemom, meergenaamd paradijskorrel,' 31

[Gedichten], oktober 2009, 743, 36.

'Niet het begrip ontglipt, maar de benaming'

'Met wat ik gisteren vergat'

[Gedichten], oktober 2010, 755, 29.

1. 'Als de valbij-'

2. 'Een halfnaakt met pantalon'

3. 'Op de valreep wordt bericht'

[Gedichten], augustus-september 2011, 765-766, 44-45.

1 'Bevallig het meisje met', 44

2 'Wisten wij het vallen niet te', 45

[Gedichten], juni-juli 2012, 775-776, 42.

'Hoe wij verzanden gelijk'

'Diep een ijsbaan op'

[Gedichten], april 2013, 785, 32-33.

'Hoe zij zijn verletterd de vrouwen', 32

'Soms tussen heuvels en flatgebouwen', 33

[Gedichten], augustus-september 2014, 801-802, 48.

Verholen vrijen: 'Een leeggelopen zondag'

Vanuit het A. Roland Holsthuis: 'De einder reikt weer verder en'

[Gedichten], mei 2015, 810, 35-36.

Zang voor de vlaskam: 'Het vlas in wit-blauwe bloei', 35

Geurpalet: 'Als ik terugga naar mijn tante', 36

[Gedichten], juni-juli 2016, 823-824, 41-42.

          De wederkeer van Elisabeth E.: Er is hier een kamer voor je, 41

          Nog voor die oorlog het begin: Bij het Vrouwenmonument buig ik, 42

[Gedichten], januari 2018, 842, 33.

           Drie portretten:

           I: De schommel bij de vijver, waarop, 33

           II: Tegen blauw decor had ik, 33

           III: De zwarte moeder klemt tussen, 33         

 

Crijns, Myriam

Verval, januari 1991, 518, 21.

'Het leken negen graven, drie aan drie'

 

Daalder, H.

New York, maart 1966, 224, 42.

`Bollige Joods meisjes zag ik'

 

Daalder-Neukircher, A.P.

Oma, januari 1986, 458, 12.

'in de familiekring'

 

Damst, J.C.

Atoomtijdperk, januari 1968, 242, 14.

`Is dit nu het atoomtijdperk?'

 

Dautzenberg, A.H.J. (1967)

Asbestemming, juni-juli 2012, 775-776, 31.

'ik ga mijn vader inruilen'

 

Deel, Tom van

[Gedichten], april 1968, 245, 18.

In de plooi: `precies onder het uitleggen'

Even een briefje: `Even een briefje'

[Gedichten], december 1968, 253, 23.

Begrafenis: `Terwijl opa D. de grond'

Overwegingen: `als ik nu tegen die jongen'

[Gedichten], juni-juli 1969, 259-260, 43.

Literatuurles: `Nu Chrisjes vader overleden is'

Parterre: `Met oma ja'

[Gedichten], december 1969, 265, 31.

Weide: `gefietst naar Holysloot, om in de wei'

Op een eindexamen: `Als een zijn vinger opsteekt'

Puzzelen: `Ben je aan het puzzelen'

Zonder omweg: `Vogels leer je van plaatjes kennen'

 

Deeleman, Titia

[Gedichten], februari 1979, 375, 41.

1. 'Het is of zij spreekt van toekomst'

2. 'Als je weer terug mocht komen'

 

Dekker, Hedwig

[Gedichten], oktober 1974, 323, 28-30.

Vreemd: 'Manshoge varens tussen bramenstruiken', 28

Vrouw: 'Wijde vlakten wuivend gras', 28

Paranoia: 'Eurydicee toe kijk niet om', 29

Kruishang: 'Ik zocht je in woestijnen', 29

Doop: 'In lauwe vingerkommen', 30

Virgin: 'Ik duw mijn huilend kindje voort', 30

 

Dekker, Nikki (1989)

[Gedichten]. Oktober 2017, 839, 39-40.

        Wie slaat zn arm om zn eigen: Ik voel me zo vaak een brandoefening maar soms, 39

         Mevrouw Julia leeft: Mevrouw Julia doet de ramen dicht, 40

 

Denoo, Jos

Een Vlaamse Klassieker (De Moeren/Les Mores, La route au tabac, '46-'53), januari 1994, 554, 38-40.

1. 'Hier ligt het niemandsland', 38

2. 'De wind zit mee; ze lopen er weer in', 388

3. 'De rechterhand draagt zwarte sokken', 39

4. 'Waar de portefeuille van de bazen zit', 39

5. 'Het peloton van knechten', 40

 

Deschoenmaeker, Frans

[Gedichten], januari 1996, 578, 16-17.

Sluitsteen: 'Dit staat te gebeuren; het erf amorf', 16

Mosagaat: 'Mazen van middernacht. maan', 17

 

Dessaur, C.I.

Op zoek naar Gertrude Stein, januari 1967, 232, 20.

Onder pseudoniem Andreas Burnier.

`Een kamer zwaar van overjarig zwijgen'

2 november, november 1967, 240, 24.

Onder pseudoniem Andreas Burnier.

`Nu ben je gegaan door de achtbaan'

`Zij zullen je begroeten met ritmisch geklap', december 1967, 241, 32.

Onder pseudoniem Andreas Burnier.

Eros en Thanatos, december 1976, 349, 31-32.

Onder pseudoniem Andreas Burnier.

'My darling: let us live long and elegant'

Paris, Monday, februari 1977, 351, 34.

Onder pseudoniem Andreas Burnier.

'La belle poque'

Twee filmgedichten, juni-juli 1978, 367-[368], 59.

Onder pseudoniem Andreas Burnier.

The sting: 'Het gevoel alleen te zijn in vervallend Chicago'

Falsche Bewegung: 'In groepen, verbonden door onzichtbare draden'

[Gedichten], april 1979, 377, 41-42.

Onder pseudoniem Andreas Burnier.

Blankenese: 'Des Irrtums wunderlicher Sohn', 41

Wat is een mens?: 'Wat is een mens?', 41

On my way out: 'na de laatste keer', 42

Vier sombere liederen en een toegift, augustus-september 1979, 381-382, 49-50.

Onder pseudoniem Andreas Burnier.

Verdriet: 'Verdriet is een erg dood dier in je buik', 49

Verraad: 'Diep onder satans grotten', 49

Het kwaad: 'Uit Zeeland komt het Zeeuwse zwijn', 49

Twist: 'Daar is de minnares', 50

Sipapu: 'Onze Moeder de Aarde, onze Vader de Hemel', 50

[Gedichten], december 1979, 385, 12-13.

Onder pseudoniem Andreas Burnier.

Lousanne-Ouchy: 'Je me trouwe au bord du lac', 12

'Kon ik je maar bereiken', 12

Icarus: 'Tussen Honolulu en de westkust', 13

'Zo meteen begeef ik mij te water', 13

 

Dijk, Jan-Willem (1985)
[Gedichten], maart 2015, 808, 27-28.

'het zou kunnen dat mijn moeder het zag gebeuren', 27

'als ik de deur dichttrek begint de kamer', 28
Na het overlijden van Gerrit Kouwenaar. Debuteert hiermee.

[Gedichten], oktober 2015, 815, 5-6.

het gemak van de dingen: 'het gemak van de dingen zoals ze zijn', 5

vanaf hier is alles helder: 'ik vouw mijn handen om mijn weerspiegeling', 6

[Gedichten], februari 2016, 819, 14-15.

             Onderkomen:

             I: als ik in het midden van de kamer sta, 14

             II: ik loop van het raam naar de deur en terug, 14

             III: er drijven wolken door mijn kamer, 15

[Gedichten], december 2016, 829, 38-40.

            Stasis: tussen de tafel en de stoelen, 38

             In het knallende middaglicht: leegte lijft de kamer in, 39

             Stilleven: op blote voeten door het huis, 39

             Een schilder is de zon: geboren worden in een schilderij, 40

[Gedichten], mei 2017, 834, 28-30.

            Achter de horizon: waar je ook kijkt overal uitzicht, 28

            John Cage: 433 for piano: ieder huis zijn eigen orkest, 29

            Waar de schilder aan denkt: het atelier verlaten, 30

[Gedichten], december 2017, 841, 29-31.

                        Vertrek in olieverf: de muren het spanraam dat, 29

                        Hier reist met je mee: in een poging te krimpen, 30

                        Verdwijnpunt: je lichaam een paar laarzen, 31

 

Dijk, Renske Marike van (1995)

[Gedichten], juni/juli 2019, 859/860, 55-57

          Thuis: Ik heb voldoende wierook in huis, 55

           Ik blijf op n plek om helemaal niets waar te maken: De ochtendzon is sterk en de hond            zoekt al naar slakken, 56

           Als je denkt dat er een plek voor je bestaat: Je zit in de auto en er is geen hoekje, 57

[Gedichten], augustus-september 2020, 873/874, 17-20.

                        Weerzi(e)n: op een ochtend heb ik de zon aan een lijntje gedaan, 17

                        Alleen: Stilte, 18

                        Niet geschikt voor frituurbranden: niet geschikt voor mensen met vierhonderd jaar                      determinisme in hun chromosomen, 19

                        #Lazy Sunday in bed: Deze week zag ik vijf mensen met een IKEA-family-tas, 20

[Gedichten], december 2021, 889, 3-5.

                        Trimester I: In deze overgang kies ik mijn eigen lesmateriaal:

                        Ik sta op een houten kist in de woonkamer waar ik groot werd., 3

                        Ik heb dit niet zelf bedacht: Ieder blad ontvangt een druppel regen anders., 4

                        Huilen is voor mij te laat, ik kom niet meer: Ik neem de trein naar Utrecht om je gedag te             kussen,, 5

 

Dijk, A.J. van

[Gedichten], september 1986, 466, 37.

Peinzende lezer: 'Er wordt geen voortgang meer geboekt'

Kas in onbruik: 'Het metrum van het kale staal bepaalt'

 

 

Dijkstra, Margriet (1948)

Familie, oktober 1977, 359, 40.

Onder pseudoniem Eva Gerlach.

'Je moeders man: een vreemde gast, zijn mond'

'De kleine dame met de ringbaard, die'

Zes gedichten, oktober 1978, 371, 19/22-23.

Onder pseudoniem Eva Gerlach.

'Neem mijn vriend S. Zijn gebaren', 19

"Vaderlief, na zoveel jaren..": 'Ik vond je klein geworden, jij mij groot', 19

Mon repos: ''s Nachts loopt zij met haar breiwerk over de gangen', 22

'Je liet me al je kleren zien-drie broeken', 22

Foto: vrouw met spiegel: 'In de psych gaat haar moment verloren', 23

Psalmen, 23

1. 'Leg je mij strikken, Heer? Moet ik als Job'

2. 'Als ik de kans maar kon berekenen'

3. 'Het vriest. Het gras wordt zwart. Ik hou niet meer'

Dochter, mei-juni 1984, 438-439, 92.

Onder pseudoniem Eva Gerlach.

1. 'Schaduwen gaan ons voor, door het onvertrouwde'

2. 'Wat dicht is maakt zij open, werkelijkheid'

[Gedichten], juli-augustus 1988, 488-489, 39.

Onder pseudoniem Eva Gerlach.

Ligstil: 'Eens was je scherp als kiezel maar nu eelt'

Tot een steen: 'Heer kiezel, fijngenerfd, herinnering'

[Gedichten], juli-augustus 1989, 500-501, 31-32.

Onder pseudoniem Eva Gerlach.

Can vei lauzeta mover: 'Ezelsgewijs langs de velden', 31

April: 'Snoeihout loopt uit, de schubben', 31

Zandgat: 'Hoe het mogelijk is', 32

[Gedichten], oktober 1989, 503, 27.

Onder pseudoniem Eva Gerlach.

De hoge dijk: 'De dagen, korter maar niet veel, 27

Pauw: 'Eerst dacht ik nog dat jij het was, vermomd', 27

[Gedichten], mei 2006, 207, 3-5.

Onder pseudoniem Eva Gerlach

Onverlet: Hoofd, maak je los van dit verhaal. Verteld, 3

Tantt: Draai ik de Grote Fuga, sloft mijn vader, 4

Plek: Als iemand weg is heb ik je hem dan nog, 5

[Gedichten], juni-juli 2006, 703-704, 15-17.

Onder pseudoniem Eva Gerlach

Vloed
: 'We gooiden de vijver om,'
, 15

De ganzen: 'De ganzen komen terug bij je vandaan, ze roepen', 16

Af: 'Het is vroeger dag maar grijs tot de koffie en verder', 17

[Gedichten], oktober 2006, 707, 11-12.

Onder pseudoniem Eva Gerlach

Opdat: Vannacht sneden ze mijn benen af, 11

Ars oblivionis: De buitenkant van dingen, meer hadden we niet, 12

 Dat je, juni-juli 2007, 715-716, 9.

Onder pseudoniem Eva Gerlach

'Hoofd. dat je alles bewaart'

Van nu af, maart 2008, 724, 4.

Onder pseudoniem Eva Gerlach.

'Ik zag dat jij het was, je vader hield je'

Mei, mei 2008, 726, 11-12.

'Het ene oog loopt dicht', 11

'Ik wrijf de rug van mijn moeder', 11

Toen je thuiskwam had ik het bad warm', 12

Het fluitenkruid wacht', 12

Lied van tech duinn geblazen, november 2008, 732, 4.

'Tussen a en b zijn grotten en stormen'

Onder pseudoniem Eva Gerlach.

In het verrotte hotel, maart 2009, 736, 29.

'Wentel je aan het spit'

Onder pseudoniem Eva Gerlach.

In het verrotte hotel, april 2009, 737, 27.

2 - on line: 'Je zit in het midden groter dan echt met je hand'

Onder pseudoniem Eva Gerlach.

Hotel 3, 738, mei 2009, 4.

'De nachtwaker komt om half elf eerst sluit hij de blinden'

Onder pseudoniem Eva Gerlach.

Hotel, juni-juli 2009, 739-740, 15.

4 – zoon: 'Niets klopt hier, toch zijn alle verhoudingen goed'

Onder pseudoniem Eva Gerlach.

Hotel, augustus-september 2009, 741-742, 9.

5 – En tiempos era yo la alegria de mi casa: 'Braakselspoor naar het bed. Kartonnen kamer'.

Onder pseudoniem Eva Gerlach.

Hotel, oktober 2009, 743, 24.

6 – Uitzicht: ''Een kamer kost er niks maar je slaapt onder kranten''

Onder pseudoniem Eva Gerlach.

Hotel, november 2009, 744, 35.

7 – Dat het: 'afgebrand, ingestort, ver van u was, daarom'

Onder pseudoniem Eva Gerlach.

Hotel, januari 2010, 746, 4.

8 - Missie: 'Plaats: gerealiseerd. Vervoeg je. Code?'

Onder pseudoniem Eva Gerlach.

Leeg, februari 2010, 747, 25.

9- 'We gooien het wachten eruit, de sleetse matrassen'

Onder pseudoniem Eva Gerlach.

Is er sprake, februari 2011, 759, 7-8.

1. 'Er is sprake van vertrek aan de rand, 7

2. 'Als ze je hebben maakt het nog niet uit', 7

3. 'Van binnen zit iets scheef, je loopt verkeerd', 8

Onder pseudoniem Eva Gerlach.

Stof, augustus-september 2011, 765-766, 6-8.

1 'Handen plat op de stoep, armen loodrecht', 6

4 'Het glimmen hoe dan ook, de tong, tandvlees', 7

6 Dunne armen en het', 8

Onder pseudoniem Eva Gerlach.

Onder het vouwen van was, april 2012, 773, 8.

'Op straat begint een geluid van zoals het verhaal'

Onder pseudoniem Eva Gerlach.

Restloos, februari 2013, 19.

'Mijn kind boort gaten in de muur, het plafond;'

Onder pseudoniem Eva Gerlach.

Pas, februari 2014, 795, 3.

'Telkens zoek je de weg die gewoon uit je tenen'

Onder pseudoniem Eva Gerlach.

[Gedichten], oktober 2014, 803, 5-6.

Blind zolang: 'De nacht met treinen ver weg en scrupules.', 5
4 van je handdoeken: 'Handdoek losjes over de deur van nog even', 6
Bij een foto van Bianca Sistermans.

Funicul, april 2015, 809, 49.

'Er danst een man op het dak hiertegenover,'

Onder pseudoniem Eva Gerlach.

[Gedichten], december 2015, 817, 10-11.

gang: 'Niemand mocht je oren zien, hooggeplaatst, veel', 10

los: 'Ik kijk de tuin in, de grassen nemen het over', 11

Onder pseudoniem Eva Gerlach.

[Gedichten], april 2016, 821, 9-10.

         helder: Het is helder zegt hij, de woorden, 9

         straks: Het was avond toen ik je losliet, het gat van je mond sloot., 10

         Onder pseudoniem Eva Gerlach.

[Gedicht], januari 2017, 830, 9.

         De dag dat mijn vader naakt op het strand liep: begon waarschijnlijk als altijd, hij schoor zich, 9

          Onder pseudoniem Eva Gerlach.

[Gedicht], mei 2017, 834, 15.

         Ottersaat: Roodhals waarvoor we er waren, 15

          Onder pseudoniem Eva Gerlach.

[Gedichten], december 2018, 853, 15-16.

        Vos: De weg van het ziekenhuis. Wie blijft, 15

        Eentje die ik verloor zit recht in bed, 16                                                

       Onder pseudoniem Eva Gerlach.

 

Dijkstra, Sjoerd M.

Hangend, maart 1973, 304, 29.

'Hangend, in wier aangevreten zetelt de tak'

[Gedichten], mei-juni 1973, 306-307, 31.

Aphrodite: 'hoor, in de donkere diepte waadt zij'

Hij was...: 'Hij was een slaaf van de woorden, anders gingen heen ook de'

[Gedichten], december 1973, 313, 13.

4+3+4: 'Altijd te laat en steeds op zoek naar tijd'

De schaduw: 'En 't is alleen je blondheid en blauw' ogen dijn'

[Gedichten], december 1974, 325, 26-27.

De zee: 'De zee, zilte woestijn, wervelend van water', 26

Was het dat: 'Was het dat je naar me keek', 26

De stem van de meeuwen: 'Een kathedraal op te richten van zeilen masten', 27

Dromen, mei 1975, 330, 15.

`Hij op mijn schouder, ik langs de kristalheldere gracht'

Schepen, juni-juli 1975, 331-332, 47.

`Schepen in de zon, langs de horizon'

[Gedichten], februari 1976, 339, 39.

1975: 'Langs welke lijnen gegaan tot welke lijn'

Als in droom...: 'Als in droom bij het water van toen, zeegroen ; jouw voeten'

Graven beneden de sluis, februari 1977, 351, 33.

'Adam's schedel bracht schade aan zijn schaal'

Wie stierf, februari 1982, 411, 29.

'Wie stierf in Veneti'

'Bewaar je ogen voor de avond, januari 1983, 422, 45.

Avond in IJmuiden, november 1985, 456, 25.

'Nazomer in herfstmist. Als toen straalden'

 

Domselaar, Kees van (1954)

[Gedichten], oktober 2006, 707, 33-34.

Tafel met tulpen: Dag in dag uit vervolgt zich het verhaal, 33

Oortjeshekken: Het regende en daar liepen we, 34

[Gedichten], april 2007, 713, 31-32.

Nooit dichter: 'Nooit dichter zal ik ooit nog bij je kunnen komen', 31

Op reis: 'Bij lange na niet de wakkere, ik ben vaak', 32

[Gedichten], februari 2009, 735, 41-42.

Mijn lief, met vermoeide ogen: 'Mijn lief, met vermoeide ogen', 41

Bij een schilderij van Jan Mankes: 'Dat we juist dachten een houding te hebben gevonden', 42

 

Doorman, Maarten (1957)

Almere: tas aan de vlag, december 1994, 565, 27.

'Video na het laatste'

[Gedichten], augustus-september 1995, 573-574, 36-37.

Afstandsbediening: 'Veel komt binnen, de ijskast slaat', 36

Zapbeheersing: 'Het helpt bij de bescherming van de huid', 37

[Gedichten], mei 1996, 582, 16-18.

De Mantra Om I: 'tss', 16

De Mantra Om 2: 'toe doe', 17

De Mantra Om 3: 'sst', 18

[Gedichten], maart 1997, 592, 21-22.

Wie gaat er uit: 'het afkrabben van de haren', 21

            Bij een schoolplein: 'Wierook een mij vreemd ritueel', 22

[Gedichten], november-december 1997, 600-601, 65-66.

Thema: Risico.

Het wederom: 'Het weer', 65

Angst voor wat gebeurt: 'Nu de wind opsteekt', 66

[Gedicht], januari 1999, 614, 26.

            Ontvangst: 'O fax van mijn hart', 26

Vliesdun ijs van gewoon waarop wij, januari 1999, 614, 27-28.

            1: 'Doe mijn ogen', 27

            2: 'Slachtrijp', 28

[Gedichten], december 1999, 625, 32, 33.

            Ptanque met Hugo Claus: 'Het profiel stamt van een Romeinse keizer', 32

            Nacht raakt een stalen snaar: 'Als de computer start klinkt aluminium gefluister', 33

[Gedichten], juni-juli 2000, 631-632, 28-29.

            Oudbakken rapvers: 'Ik kan veel', 28

            vice versa: 'Je had die ezel van buridan', 29

            Thema: Liefde.

Cyclus: Bezoek aan mijn vader, januari 2001, 638, 9-11
1. 'Vader wij maakten wel vaker', 9
2. 'Zo precies', 10
3. 'Met jou te verstaan', 11

[Gedichten], januari 2002, 650, 8-9.

Zes uur: 'Het blad dorde', 8

Na de kolen kwam het gras: 'Het kost me weinig moeite', 9

[Gedichten], juni-juli 2004, 679-680, 52-53.

Heines Fichte: 'Ik waande mij in een sparrenboom', 52

Met als opschrift een citaat van Heinrich Heine.

Rckerts Pappel: 'Leeglopers met beroerde uniformen', 53

Met als opschrift een citaat van Friedrich Rckert.

[Gedichten], maart 2008, 724, 26-27.

Been: 'Er hing een heel been half', 26

Een beetje los: 'Ze vliegeren bij de campers aan zee', 27

[Gedichten], oktober 2008, 731, 25-26.

Sterren: 'Misschien is de oude ijskast wel een grote minibar', 25

Dienstregels: 'De perrons zijn altijd', 26

Telefoon, mei 2009, 738, 20.

'Iemand is voor je het weet'

[Gedichten], mei 2011, 762, 30-32.

Mededelingen: 'Zijn er nog mededelingen of kunnen we gelijk', 30

Notulen: 'De hoeveelheid ongebruikte vingers', 31

Perspectiefnota: 'Verschillende leden van deze vergadering', 32

[Gedichten], juni-juli 2012, 775-776, 12-13.

Salome belt: 'Salome belt', 12

'Het vliegtuig werpt zijn beeld niet in het water', 13

[Gedichten], februari 2014, 795, 19-20.

Koper uit het park: 'Kurk heeft lang in de verkeerde hoek', 19

Eerder de tijd: 'Ook zonder mes zijn ze vrolijk', 20

[Gedichten], december 2015, 817, 25-26.

Drones: 'Wij voetbalden in de zon', 25

Goederentreinen: 'slingerden door mijn slaap', 26

[Gedichten], december 2016, 829, 21-22.

Profiel: Als het profiel is versleten, 21

Harder: Honderdtwintig, 22

[Gedicht], maart 2018, 844, 24-25.

            Tamelijk tijdloze lamentatie: Lieve dood, wat ben ik, 24-25

[Gedichten], februari 2019, 855, 15-16.

            Te vroeg lamplicht, 15

            Grondtrek:

I Een slap waaien laag bij de grond, te traag, 16

II en de stad soms luistert, 16

[Gedichten], november 2019, 864, 3-4.

         Schoen: Een smalle schoen, eentje, 3

          Europa: Met n musket- 4

[Gedichten], augustus-september 2020, 873/874, 38-40.

            Belville (januari 2020): Dondert een container om of is het een bom, 38

            Oefening: Ik baar mijzelf in bed, 39

            Niet voortdurend maar onophoudelijk: Het gras zal nog wuiven, een steen, 40

[Gedichten], augustus-september 2021, 885/886, 55-57.

            Catacomben: s Nachts langs een lange ladder, 55

            Bij Toetanchamon: Eenmaal de trap af heb je op kop, 56

            Ballonvaart boven de Nijl: En weer wat later, lieve dood, zag ik je, 57

 

Dorrestijn, Hans (1940)

Liedteksten, oktober 1982, 419, 29-30.

De wanhoop: 'Waar zijn die mooie droeve dagen', 29

''k Heb dit geleerd', 30

Met tekeningen van Georgien Overwater, 29 en 30.

De lelijkheid 4, mei 1985, 450, 29.

'Voorbijgangers zijn vaak nieuwsgierig'

 

Doting, Anna

Pseudoniem van Margrieta Jeltema.

 

Drabbe, Thera

[Gedichten], oktober 1964, 207, 32.

Impressie: `Sneeuwfonteinen versplinteren'

Ontmoeting: `Onherkenbare bekend'

Een liedje van verlangen: `Vervorm, verbuig, betover'

 

Duinker, Arjen P.

[Gedichten], mei 1980, 390, 30-32.

1. 'Taal en', 30

2. 'Hoe kan ik het', 30

3. 'De bomen in de straat', 30

4. 'Er zijn vele manieren om', 31

5. 'De moet', 31

6. 'Langzaam', 31

7. 'Glimmende straten', 32

8. 'Een', 32

Aapnootmies 1985, april-mei 1986, 461-462, 46-49.

I.s.m. K. Michel.

1. 'Verlos ons van', 46

2. 'Doof?', 47

3. 'Het leven. Helder', 47

4. 'Veel tijd is er niet', 47

5. 'Een twee drie', 48

6. 'om gewoon zand zon zee te kunnen zeggen', 49

7. 'Laten we de lucht over de knie leggen', 49

Aapnootmies poetica, februari 1987, 471, 28-29.

I.s.m. K. Michel.

1. 'noem het een gordijn van spiegels', 28

2. 'ik omhels je, lage straat', 28

1. 'op een zeer absolute dag', 29

2. 'duizend gele', 29

 

Dndar, Tun

[Gedichten], december 2002, 661, 30-31.

'Een oud autowrak', 30

Ons huis: 'Er zijn huizen', 31

 

Dussen, Michael van der

Zandspoor en verstening, oktober 1981, 407, 28.

'keert alles weer terug'

 

Eerhart, Frank (1948)

[Gedichten], maart 2016, 820, 35-36.

                        Onverharde wegen

            Grond: een zakje bodem, 35

            Bos: kijk zeg ik, 35

            Groei: er leek iets, 36

 

Eijkelboom, Jan

Leiden ontzet, 16-12-1959, 31, 16.

`Zie ik van Sempre het vaandel'

N.a.v. een krantebericht. Reactie kritisch proza, De student M., 31, 7. Zie A.L. Schneiders, 30, 8-9.

[Gedichten], december 1979, 385, 45-46.

Geen notie: 'Ik hou de tijd niet bij', 45

Die eenvuldighe sempelheit: 'Hoe oppervlakkig was de wereld', 45

Toch: 'Vanaf de schilferige bank', 46

 

Ekkers, Remco

Dick Hillenius in de Groningse sjoel, december 1982, 421, 39.

'Hij staat even een gibbon'

 

Elagin, Ivan

Pseudoniem van Ivan Venediktovitsj Matveev.

 

Emmens, J.A.

[Gedichten], 06-04-1960, 47, 8.

Sprookje: 'Ik sprak op de wallen'

Wensdroom: 'Aardig idee: de hemel te bevolken'

[Gedichten], 05-07-1961, 112, 15.

Geschiedenis: 'De slag, thans onderwerp van diepgaande discussies'

Vooruitzichten: 'Laat een scheepje te water'

Comming out of the woods, 29-11-1961, 133, 13.

'Comming out of the woods'

Engels.

 

Emmerik, Judy van

Vijf gedichten, juli-augustus 1974, 320-321, 34-39.

'Na een operatie ziek', 34

'Vragen vragen', 35

'Thuis voel ik me het prettigst', 35-36

'In memoriam Jan Arends: 'Psychisch onvermogen', 36

'Je kunt beter', 37-38

'Ik was dood', 38-39

'Hij droomde', november 1974, 324, 40.

'Jarenlang fietste ik', december 1974, 325, 34.

 

Ende, J. van den

[Gedichten], november 1993, 552, 23-24.

Onder pseudoniem Frank Esper.

Stadsplan: 'wie is de meester van dit gebouw', 23

Het pand: 'nog staat zijn omgeving in het groen', 23

Ingreep: 'door de regen opgeroepen', 24

Leven in de marge: 'afgewezen zoekt zij langzaam', 24

[Gedichten], december 1993, 553, 28.

Onder pseudoniem Frank Esper.

Biografisch 1: 'vervallen lijkt die plek een uithoek'

Biografisch 2: 'het plein, de kerk en het hof'

Vermist: 'waar het dagelijks over leven gaat'

 

Enquist, Anna

Pseudoniem van Christa Widlund-Broer.

 

Ensslin, Janine

[Gedichten], december 1998, 613, 14-15.

Daar waar men gezegd had: 'we reden soms van gat naar gat', 14

Als ik luister met mijn olifantenoor: 'ik weet nooit of ik mezelf wel hoor', 15

 

Ent, Anton

Henk van der Ent.

 

Ent, Henk van der

[Gedichten], maart 1974, 316, 24.

Onder pseudoniem Anton Ent. Paasregen: 'Paasregen in de zonneschijn'

Edison: 'Edison sprak tegen tin'

Marieke: 'Ik had mijn dochters bij 't gebed'

[Gedichten], oktober 1976, 347, 28.

Onder pseudoniem Anton Ent. Aan de oever van de IJssel: 'Een schip met hout hoog opgetast'

Terugkeer van de specialist: 'Ik loop weer met mijn moeder langs de Leede'

[Gedichten], oktober 1993, 551, 22-23.

Onder pseudoniem Marieke Jonkman.

Sauna: 'Mannen keken en bekeken. Ik zat niet lekker', 22

Rembrandt: 'Je mag zijn zoals je bent: met of zonder kraag', 22

Jurk: 'Dit kanten kraagje houdt mij overeind', 22

Insult: 'Geen post. Geen antwoord op mijn brief', 23

Bad: 'Een open vrouw is recht van lijf en leden', 23

 

Esch, Sjef van

De schaduwen, februari 1974, 315, 28.

'Zo stil ie het nu lach niet'

Zeeuws Vlaanderen, november 1974, 324, 30.

'In herinnering blijft de ruimte'

Ameland, juni-juli 1975, 331-332, 33-34.

(de zee): `pal rijdt zij', 33

(de wind): `als vaal en angstig', 33

(de maan): `soms in een losbandige nacht', 34

(de wolken): `en een witsmeltende maan', 34

(de vogels): `opgewonden altijd', 34

Wintergedichten, februari 1977, 351, 26-27.

1. 'in verten wacht donker', 26

2. 'binnen zwijgen de boeren', 26

3. 'in de witte kraag', 27

4. 'de winter is een wolf', 27

Vijverjeugd (vrouwenpaviljoen), februari 1977, 351, 28-29.

'De wingerd': ,stiekem gapen', 28

'Honingbijen': 'op koppig avontuur', 28

'Klimop': 'haar ogen onderweg verdwaald', 28

'In de tuin: 'in de paleistuin', 28

Lof der zomernachten, november 1977, 360, 34-35.

'bruinrood tuimelt de zon', 34

'langs bossen de donkere', 34

'in het onbewogen blauw', 35

Afscheid, december 1979, 385, 40-41.

'wanneer kantelde licht', 40

'angstig klapwiekt het bericht', 40

'marmeren dood raak ik de hand', 40

'spreek ik aan het graf', 41

Herfst, augustus-september 1981, 405-406, 40-41.

'in de bossen het snuiven', 40

'oktober sloopt de zinnen', 40

'later de boer', 41

'er hangt onzichtbaar', 41

 

Escher, Sidonie

[Gedichten], februari 1987, 471, 30.

Zeventig: 'Het weer is druilerig, de verjaardag voorbij'

Geruststellingen: '(Bezadigder tijdens naderend bedenk ik me)'

Einde mei: 'Zo'n dag-warm met een koele ondertoon-'

 

Eshove-Bedijs, Elisabeth

[Gedicht], november 1968, 252, 22-23.

Vogelvlucht: `Vanaf de berg Sinai bekeken', 22

Doof het licht, ik zie teveel: `zei Minerva', 22

Dienstregeling: `Er zijn treinen', 22

For Gabril-a warning: `It's all very well to think', 23

Gedicht in het Engels.

"Melancholy is the nurse of frenzy": `Yes-tearful Kate', 23

Gedicht in het Engels.

Ophelia-Cordelia: `To be on edge', 23

Gedicht in het Engels.

[Gedichten], juni-juli 1969, 259-260, 36.

Machinaal: `Vlakbij'

Black Peter: `There he comes! A cat'

Gedicht in Engels.

Duel, oktober 1971, 287, 7.

`Gespleten zielen bergen twee leven'

[Gedichten], december 1971, 289, 18-19.

1971: `Vier jaren terug', 18

`ik droomde van een lange bleke stengel', 18

Incongruent: `Wel samen naar bed geweest', 19

Fliegende Bltter: `"Ik ben"', 19

[Gedichten], februari 1974, 315, 22-24.

Those were the things: 'Wolfheze', 22

Portret: 'Een stuk star verdriet', 22

Najaar: 'De bomen staan in nachtgewaad', 22

Ooghoogte: 'Zolang ik engelen ontmoet', 23

Crematie: 'Het is alweer zolang geleden', 23

Bezoek: 'Ze had een spreeuw', 24

Op de tast: 'De dennenboom grijpt om zich heen', 24

Lot: 'Overleefd ter nauwste nood', 24

[Gedichten], maart 1974, 316, 18.

Ongeduld: 'Laat mij de lente'

Vincent van Gogh: 'Desperate he'

Malewitch, november 1974, 324, 30.

'Moe wit gezicht'

 

Esper, Frank

J. van den Ende.

 

Espriu, Salvador

[Gedichten], juni-juli 1992, 535-536, 23-24.

Buit verzekerd: 'Voetstappen van de jager', 23

Begraafplaats van Sinera:

1. 'Over de wegen daalt', 23

2. 'Wat een bescheiden land', 23

4. 'Mijn ogen zien alleen', 23

5. 'De portieken van Sinera', 24

6. 'De spinnen hebben vorsten-', 24

7. 'De eerste druiven zijn er', 24

11. 'De regen sterft, terwijl ze', 24

13 'Als het middag is, komen', 24

14. 'Spiegel, herinnering', 24

15. 'Over het kustland', 24

17. 'O, het zwarte schip', 24

21. 'Ongebreidelde paarden 's morgens', 24

Vertaald uit het Spaans en voorzien van een inleiding door Kees Bakker.

 

Exter, Pieter van

Bij een oude foto, februari 1993, 543, 33.

'Oom Gert'

 

Eybers, Elisabeth

[Gedichten], januari 1997, 590, 12-15.

Fase: 'Aarselend kyk ek die trappe aan', 12

Voortgang: 'Onverhoeds en verbasend kom jy op slag', 13

Erfenis: 'Beide my moeder en vader', 14

In laaste instansie: 'Wanneer woorde jou in die steek laat', 15

[Gedichten], mei 1997, 594, 6-8.

Opmerking: 'Hoekom gaan jy so vroeg na bed', 6

Noodweer: 'Die besete, stuiptrekkende boom', 7

Diminuendo: 'In daardie oase, ruimskoots toegerus', 8

[Gedichten], juni-juli 2006, 703-704, 8-11.

Voetjie vir voetjie: Voetjie vir voetjie word mens immigrant..., 8

Step by step: 'You learn migration step by step, you see', 9

Ontheemde: Hier, in die vreemde, en sonder 'n masker aan..,, 10

Homelessness: 'In this strange land, unshielded by a mask...', 11

Niet eerder gepubliceerde vertalingen door Elisabeth Eybers van haar oorspronkelijke Afrikaanse gedichten Voetjie vir voetjie (Kruis of munt, 1973 en Versamelde gedigte, 2004) en Ontheemde (Dryfsand, 1985 en Versamelde gedigte, 2004)

 

Faverey, Hans

Reeks tegen de dood, november 1987, 480, 23-31.

'De ogen die haar ogen', 23

'Is hetzelfde dan niet goed genoeg', 25

'Zijn enige raadsel : hoe', 25

'Wie sterft die blijft niet zo lang', 26

'Door zich te laten begaan', 27

'Hoe de aanbedene, nu ik zo', 28

'Zoveel dingen zijn er', 29

'Is het gorgonenhoofd', 30

'Geloof mij toch', 31

 

Flipse, Robert Paul

Een oud huis, juni-juli 1967, 237, 29.

`Borgharen-gele dennen'

 

Fontane, Sacha

[Gedichten], december 1979, 385, 28.

Vroeger Oost-Indi: 'Paars watervlak opppervlak'

Haags gevoel: 'Voel'

[Gedichten], april 1980, 389, 32-33.

Morgenkou: 'Morgendauw-het weiland trekt uit het gezichtsveld weg', 32

Op een boot op Hudson-rivier: 'De vrouw legt haar hand op zijn schouder', 32

Schaduw: 'De schimmen schaduwen de wandelaar' , 32

Stad: 'Schreeuw roepen', 33

Ochtend: 'Romig roest het water door de gootsteen', 33

Vier gedichten, februari 1981, 399, 32-35.

Levensteken: 'de groene wereldreiziger', 32

M.S. Noorddam: 'Witte ijzerplaten reusachtig van omvang', 32

'Mijn vroegste herinnering', 33-34

Blind: 'Open', 35

Drie gedichten, augustus-september 1981, 405-405, 42-43.

''s morgens vroeg als de tong dwars ligt in de mond', 43

Afscheid: 'De schaduw van een voorwerp opvangen', 42

Bergbeklimming: 'naderen het ding', 43

 

Francken, Vicky (1989)

[Gedichten], februari 2008, 723, 18-19.

Bevinding # 22: 'Tegen deze grauwe achtergrond vechten wij onafgebroken.', 18

Scne: 'We staan tot elkaar als vier muren om de ergste vragen', 19

[Gedichten], augustus-september 2008, 729-730, 34-35.

Foto: 'Hier sta ik vervreemd tot oude planten', 34

Dit is zo te zien al bekeken: 'Ik lig hier kreupel en leg mijn handen om mijn ellebogen', 35

[Gedichten], februari 2009, 735, 29-30.

Kauwen, kraaien, roeken of raven: 'Onder deze regels lig ik wanhopig in de mode', 29

Hier draait het leven om: 'Hier draait het en zoekt het zijn voeten', 30

[Gedichten], mei 2009, 738, 38-39.

Begrip is een begrip: 'Een man in een boek zei zonder omhaal het enige', 38

Leidraad voor zeilers: '1 – Je moet altijd je leven riskeren', 39

Alles, december 2009, 745, 17-18.

I: 'Alles is onscherp. Ik blijf mijn bril opzetten', 17

II: 'Alles lijkt alles behalve eeuwig, is van voorbijgaande', 17

III: 'Alles is langzamerhand zo moeilijk', 18

IV: 'Alles duurt langdurig lang, het is de moeite niet', 18

[Gedichten], maart 2010, 748, 24-25.

We keken in onze koplampen en reden ons aan: Er ging iemand dood. In ons huis. We waren er niet', 24

Verontwaardigde gitaren zingen niet: 'Mijn klankkast is misschien massief', 25

[Gedichten], maart 2011, 760, 19-20.

Hoe is het mogelijk: 'Het duurt niet lang of het duurt niet lang meer', 19

'Na jengelen om naald en draad', 20

'Moet je me nu zien, ik wilde altijd iemand worden', 20

[Gedichten], januari 2012, 770, 4-5.

'Dit is nog maar het begin en ik tik mezelf al op de vingers', 4

'Nu wordt alles duidelijk', 5

[Gedichten], november 2012, 779 [780], 32-34

Het eerste ontbijt: 'Een ontwaken van jewelste, vogels zonder vleugels', 32

Hopen dat de zon opkomt een groots misdadig plan noemen: 'is onmenselijk, in de diepte van een rivier je hart zien liggen', 33
Wat kapot is kan niet stuk: 'Je relativeert jezelf een ongeluk', 34

Hekwerkzaamheden, augustus-september 2013, 789-790, 42.

I. 'Er zijn leugenachtige woorden zoals onmisbaar'

II. 'Soms vraagt iemand zich af of er niets mis is'

II. 'Het licht heeft zich omgeschoold tot terrorist'

[Gedichten], mei 2014, 798, 30-33.

soms moet je de kussens in je hoofd een stomp geven: 'als het veertjes sneeuwt heb je eindelijk grip', 30

'Naakte muziek speelt in de grotten', 31
'Hoe heet het', 32
is hier iemand: 'er waait geen wind, er wuift geen riet', 33

[Gedichten], februari 2015, 807, 15-16.

'tot de lippen gericht zegt het water', 15
'vaak is het beter de vogels niet rood te verven', 16

[Gedichten], januari 2016, 818, 13-14.

          1995: Toen ik mijn zwemdiploma haalde, was ik blij., 13

           Je krijgt alweer kleur: Tien jaar lang was er niets aan de hand,, 13

           Windpark: Er was een tijd dat ik dacht dat een windpark zoiets was, 14

[Gedichten], juni-juli 2017, 835-836, 9-12.

          Geen geschiedenis: die zomaar de benen neemt, 9

           de akker ligt er gebarsten, 10

           de auteur is dood: een hangslot aan de deur van de nooduitgang, 11

           Vatnajkull: Ondertemperatuur en zo grijs, 12

 

Friedrichsen, F.V.

[Gedichten], september 1986, 466, 23.

Gezicht op een mooie jongen: 'Ik schuif met de draaideur mee naar binnen'

Elementen: 'De gele trein trekt door het noodweer'

 

Galin, Laura van der

[Gedichten], februari 1996, 579, 36-38.

'Zoveel straten, mensen, pleinen!', 36

'Zeventien passen en nu al vermoeid', 37

'Dit grijs, het went al aan je ogen', 38

 

Geel, Chris J. van (1917-1974)

Snelle verluchtiging, 14-03-1962, 145, 12.

'Van kijkgeld vrijgesteld zijn blinde militairen'

Opdracht: aan P. & R. [ = K.L. Poll en J. Roukens]. Polemiek over Eichmann, antisemitisme en identifcatie, n.a.v. J. Roukens, 136, 3-4. Zie A. Nuis, 137, 8; J. Roukens, 137, 8-9; K.L. Poll, 141, 1-3; R. Rubinstein, 143, 1-4; J.A. Emmens, 143, 5-6 en antwoord K.L. Poll, 143, 6-7. Reacties J. Roukens, 145, 11-12; J.A. Emmens, 145, 12; D. Hillenius, 145, 12-13; K.L. Poll, 13-14 en H.R. Eyl.

Wilhelmina, 17-01-1963, 186, 33.

'Rust zacht. De uitvaart van de witte wijfjesbeer'. Met de bijschriften: bij haar laatste koningschap; (op acht december in een stoel elders). Zie rectificatie, 187, 43. Zie ook Chris J. van Geel, 199, 17 en 201, 8.

Irene, februari 1964, 199, 17.

`Hoe fier bewoog de goede Koningin'

Gedateerd: 31 januari 1964. Zie Wilhelmina, 186, 33 en irene twee, 201, 8.

Irene twee, april 1964, 201, 8.

`irene drinkt de statenloze dromen van haar don'

Gedateerd: 9 april 1964. Zie Irene, 199, 17 en 'Wilhelmina', 186, 33.

Fazant, september 1965, 218, 15.

`Voorzichtig op gespreide tenen stappen zettend'

Zerken, oktober 1965, 219, 39.

`Boven wie in de aarde slaapt'

Droom, november 1965, 220, 23.

`In een prachtig fluwelen loverbezet'

Hofstad, december 1965, 221, 35.

`Het windoog treft de Twensteeg in het hart'

Havenwoonwijk, januari 1966, 222, 27.

`Soms ziet men houten zwaluwen'

Bomen, februari 1966, 223, 33.

`Zwart als de zon opkomt'

`Leven tegen de dood', maart 1966, 224, 37.

`Begrafenissen trekken aan de horizon', april 1966, 225, 22.

'De zon gaat rechtop onder', mei 1966, 226, 23.

Dertig gedichten, juni-juli 1968, 247-248, 26-31.

Pad ontmoet: `Ik wandel en probeer, 26

Klein lover: `Zit hij, vliegt hij?', 26

Koekoek: `Ik wist niet dat een koekoek vliegend', 27

Luchtvee: `het regent in het briesen van tien mussen', 27

Oceanisch: `De zee is van gehaaide zielepoten vol', 27

Gezelschap: `Zo vroeg kan ik niet opstaan of ik zie', 27

Bewogen: `Ik heb een schilderij gezien', 27

Merels op een rieten dak: `Afwisselend staan ze zich', 27

Jonge springspin: `Een springspin zie ik zitten', 28

Nieuw heershaantje: `Nog zonder kleur zo jong', 28

Vroege polder: `Drie eenden vluchten in paniek', 28

Kapel: `Gepoederd in de geur van ongestadigheid', 28

Schaap: `Het bruine schaap toen ik', 28

Griffioen: `O zeker niet altijd', 29

Fabel: `Ik wil inlichtingen, riep de griffioen', 26

Malakoloog: `Gebogen over zijn pincet door gidsen gruis', 29

Parc aux cerfs: `Ik wandel rond, de bomen vol in blad', 29

Bodem: `De koeien hoesten in het stof', 29

Gebedsboom: `De takken tillen linten aan hun vingers', 29

xxx: `Kleine gehuwde vogels tussen stenen op het gras', 30

xxx: `Bijna onmerkbaar gespikkelde vogel', 30

xxx: `Door een nachtuil in de regen', 30

Turkse tortel: `Als de uitverkoren zeemeermin', 30

Wrak voor de kust, 's zomers: `Op lichte deining veert de spiegel', 30

Courses: `Er stonden paarden voor de kano's', 30

`"Dat was leven"', 31

Tor, kwaad: `Kaken bijtend opgeheven', 31

Slak: `Ik pluk een slak van asfalt', 31

Roofdier: `waar hij ook staat is een lege plek', 31

Territorium: `De vogels zijn weer bezig elkaar', 31

[Gedichten], januari 1969, 254, 24-25.

XXX: `een lege plek van langer licht', 24

XXX: `Mijn landgoed is niet groter dan', 24

XXX: `'k Herinner mij geen blad', 24

Nachtvorst in klimop: `Elfen of nachtvorst over de begroeide door', 24

Omgang: `Zij heeft, zegt ze, een blij gevoel', 25

Op trektocht met een slaapzak: `Een man zat op een bank', 25

XXX: `Mij verscheen in droom de grijze visgraatbroek', 25

15 gedichten, maart 1969, 256, 30-32.

Boom _: `Boom is de grootste plant van allen', 30

Boom _: `Zij staat op stam, zij kan niet dromen', 30

Naaste: `Fietsend laat ze haar vriendin', 30

Proeftuin: `In hun fragiele nood zijn zij omhoog gezonden', 30

XXX: `Zij stijgt, zij domineert, niemand', 30

Voorjaar: `Er is niets liefelijks aan knoppen', 31

April: `Schoon en helder is het voorjaar', 31

Februarinacht: `Als het voldoende waait om ze te horen', 31

Onderhout: `Wat leeft groeit krom', 31

Leer der proportin: `Het teentje maan dat gisteren te klein was', 31

Tweerlei linnen: `Ik ben veel liever een', 32

Onderbroken binnenspelen: `Ik geef volmondig toe, er viel een totem om', 32

Verkeersbord: `Ik lijd als ik een ander zie', 32

Tekst voor J.: `Zij zegt: "Ik weet dat in de diepste diepten', 32

Oude knoop: `Rond bosgezicht met hert in bos', 32

Drie gedichten, juni-juli 1969, 259-260, 26.

N.a.v. een ziedene zwerm spreeuwen op een oktoberochtend: `Of duizend bladeren tegelijk'

Sisyphus: `Spontaan ontstaat nieuw water waar'

Voor het raam: `Sneeuw maakt verten helder ruim rondom'

Met illustratie van de auteur, door Jan Hanlo uitgezocht op pagina 26.

Pad ontmoet, augustus-september 1969, 261-262, 30.

`Ik wandel en probeer'

Met notitie op dezelfde pagina.

Zeventien gedichten, oktober 1969, 263, 20-22.

Aan op en onder onderhevig: `Verscheurd door hout laag bij de grond', 20

Strekdam: `Strekdam bij vloed vlecht golven op', 20

Schuilen: `Het dreunt van regen waar ik sta', 20

Tuin: `Mijn kussens liggen in de nacht', 20

Honger: `Ik loop op straat een koek te eten', 20

Uitzicht: `Uitzicht', 20

Sprookje: `Wat een ruw landschap, zei de koningin', 21

Berm, grote stronk: `De stam ontbreekt, niets dan een knoest', 21

Vesting: `Hoe kan je anders wonen', 21

Nachtvorst in klimop: `Elfen of nachtvorst over de begroeide, door', 21

Gotisch: `De bomen schragen mist', 21

Gras: `Gras waar de nachtvorst over ging', 22

Naaste: `Fietsend laat ze haar vriendin', 22

Meisje: `In de dood schaduw gewassen kamer spelen', 22

Zon: `Zij stijgt, zij domineert, niemand', 22

Tuinstorm: `Er zwaait wat voor me', 22

`Ik sta', 22

Tien gedichten, mei 1970, 270, 30-32.

Dood van een wielrenner: `Het najaar viel augustus binnen', 30

In memoriam: `Hij was uit hout van de hemel gesneden', 30

Op weg naar het einde: `Schaduw, om in geen kwelling stil', 30

XXX: `Er zijn er jong vermoord', 31

XXX: `Tussen de explosie van de omvang', 31

XXX: `Tel de sterren op de koekbus', 31

Terug: `terug naar wat ik was', 32

Uitgegraven stronk: `De stam ontbreekt, niets dan een knoest', 32

Voor verzending gereed: `De aan elkaar gelijke jonge bomen', 32

Boom als hekpaal: `van tot onzichtbaarheid verroeste', 32

De gedichten zijn gekozen door de auteur uit de bundel Zinrijk (1970).

[Gedichten], februari 1971, 279, 15-16.

Jonge spinnen: `Een springspin zie ik zitten', 15

Spinachtig: `Spinachtig wezen in het grint', 15

Spinnentrek: `De hemel die de wolken kweekt', 15

Tor, kwaad: `Kaken bijtend opgeheven', 15

Tor: `Hij vrat. Zo is het om hem kaal gebleven', 16

Tor beluisterd in een zandkuil: `'k Ben bang dat wat ik ook mag doen', 16

Kever op inspectie: `Streng en korrekt, veldgrauwe stramme kever', 16

Torren: `Torren in de lucht', 16

[Gedichten], mei 1971, 282, 22-23.

Spooksprinkhaan (wandelende tak): `Een goede goudsmid zit doodstil', 22

Huisjesslak: `Hij is een wenteltrap van dromen', 22

Op een huisjesslak: `Hij trekt een haperend spoor', 22

Tegel: `Een nest van sporen die zich kruisen', 22

Naaktslak: `Hij moet zich zwetend voortbewegen', 23

Vormen van dood: `Hij sleept zijn leven voort', 23

Droomtraining: `Ik droomde dat ik een pad', 23

Pad op zoek naar winterslaap: `Hij klimt de takken binnen op vier benen', 23

Diergedichten, april 1972, 293, 23-25.

Merel in goeden doen: 'In ieder woord door hem gezegd', 23

Merels op een rieten dak: 'Afwisselend staan ze zich', 23

Hok: 'Ik bestudeer de kippen in natuurstaat', 23

Onder honden: 'Ik en mijn hond, wij zitten in', 23

Wandeling: 'Ik loop het lage land in en', 24

Fatum: 'De hond drinkt uit zijn spiegelbeeld', 24

Roodstaarthavik: 'Landeigenaar van het hogere zelf', 24

Luchtvee: 'Wat zouden zij zoeken, de dieren', 24

Turkse tortel: 'Als de uitverkoren zeemeermin', 25

Bij: 'De bij, een engel die gesard zich wreekt, volstrekt tot in', 25

Jonge albatrossen: 'Zij leren vliegen op de grond', 25

Nacht in de herfst: 'Ik hoorde lopen en stemmen van mannen in', 25

[Gedichten], mei-juni 1972, 294-295, 45-48.

Vlinder: 'Gepoederd in de geur van ongestadigheid', 45

Vlinder binnen: 'Hij heeft niets onbekwaams', 45

Het handvleugelige zoogdier: 'De wilgen staan hoogst perzisch in de nacht', 45

Bosuil: 'Roept hij, de uil, gerekt wegstervend', 46

Steltvogel: 'Gillend trillend lopertje gebatikt', 46

Jonge sprinkhaan: 'Niet weggezakt in zijn verdriet', 46

Spinachtig: 'Spinachtig wezen in het grint', 46

Huisjesslak: 'Mijn kamer moet gevuld als ik', 41

Schollevaren: 'Hun poten als van uitgestorven vliegreptielen', 47

Schaap: 'Het bruine schaap toen ik', 47

Schapen: 'Ze hoeven niet getekend', 47

Aan een afwezige: 'Het hagelt tussen varkens', 48

Dwergpad: 'Op korte blote armpjes kijkt', 48

Paard: 'Mijn staart slaat vliegen af', 48

16 Diergedichten, oktober 1972, 299, 27-30.

Dier: 'De ogen vol met oorlogstuig', 27

Bosduif: 'De bosduif koert, bescheiden toonaard', 27

Stadsduif: 'Een duif waarin een ouderwetse straat', 27

Dalende turk: 'Hij slaat een waaier van geluid', 27

Onder eekhoorns: 'Om de manier waarop je zit', 28

Eenden: 'De eenden zijn met lucht alleen', 28

Vroeg: 'Loopt zo de weg, een boekt waarin', 28

Middageenden: 'De eenden slapen graag', 28

Zwemvogels: 'Geen eend brengt ooit geen zwaan', 29

Woerd: 'Zonder toezicht duikt hij onder', 29

Verhuisd: 'Toen van alle plekken mist en schaduw', 29

Lopend hoofd: 'Wiens hoofd op snelle beentje', 29

Kunsteend: 'De stenen eend lag jaren voor het raam', 30

Nachteend: 'Oever, nacht en stilstaand water', 30

Jacht: 'Met de rook uit de loop van de buks', 30

Fenix: 'Aan veren het gelijke aantal', 30

7 Diergedichten, december 1972, 301, 22-23.

Haan: 'Ik weet een haan gevlucht', 22

Hondetekens: 'Een hond geeft hals', 22

Dalmatiner onweer: 'Het blaffen is begonnen', 22

Jachthond: 'Een liefde die zich vastbijt in de wind', 23

Over honden: 'Wat ik wil is wat honden doen', 23

Kievit: 'Een halve leeuw te water', 23

Kikker op handen: 'Ik tel en raak de tel kwijt', 23

[Gedichten], februari 1973, 303, 22-23.

Oud: 'Als vlindervleugels voelt ze aan', 22

Rag: 'Een web van n draad lang', 22

Tuin: 'Hoe met een goede plantslag midden', 22

File: 'Een populier, rij ratelpopulieren', 23

Laat licht: 'Het wordt al dunner in de lucht en ijler ,korter', 23

Nauw water: 'In het geluid van vleugele krijgen', 23

Enkele Gedichten, september 1973, 310, 38-41.

In water heimlijk aan de dag: 'Het water drukt wat stierf plat', 38

Sloot: 'Zo oud niet of hun jeugd treurt in de wilgen', 38

Roodborst: 'Een bolle veer vol honger', 38

Oud: 'Als vlindervleugels voelt zij aan', 39

Zomer: 'Het water ligt ontdaan bijna', 39

Wijde regen: 'Druppels laten zich te water', 39

Tuin tegen water aan: 'Eenden die zich reppen naar de sloot', 39

De zee, een pauw: 'Een waaier van geduld', 40

Thee drinken: 'Nacht in een theepot', 40

Asyl: 'Ik zoek een toevlucht in de poes die met', 40

Druipende bomen boven sloot: 'Hier vallen druppels in het water', 41

Eend tussen veren: 'Om zijn weelde te beroeren', 41

Zwanen bij nacht: 'Zij kunnen het niet laten licht te geven', 41

Uiltje: 'Hij rolt blad stevig om zich op', 41

[Gedichten], februari 1974, 315, 31.

Uitzicht: 'Het uitzicht is een landschap takken en een grijze lucht'

Binnenplaats: 'Het boompje staat omringd door muren op het gras'

 

Geemert, J.H. van

Elf Gedichten, februari 1981, 399, 25-28.

Winters: 'Alleen het raam was verlicht', 25

Zomertijd: 'Buiten heerst er zomer, vogels', 25

Zwart op wit, 26

1. 'Vermoeidheid kwam boven'

2. 'Als iedereen vertrokken is'

3. 'Te laat teruggetrokken'

Buiten: 'De stad lag achter ons. Hier restte niets', 26

Herhaalde ontmoeting: 'Onze jassen waren zwaarder geworden', 27

Brief, niet verzonden: 'Niet de woorden, maar je blik, 27

Decor: 'Bij gunstige wind kun je', 27

Rust: 'Vanuit zijn bed heeft alles stilgestaan', 28

Thuiskomst: 'langs de oude weg ga ik terug. Langs', 28

 

Gelderblom, Arie

[Gedichten], juli-augustus 1974, 320-321, 28-31.

'Je bent het niet', 28

Tijdverdrijf: 'Tijdverdrijf der stervenden', 28-29

Al die dingen: 'Al die ontroeringen', 30

Of: 'Of men wel of niet lachte', 31

[Gedichten], januari 1976, 338, 29-31.

Het eiland: 'hij had het goed met haar en het kind', 29

Dit meneer: 'dit was de avond, meneer', 29

Priory Court Hotel II, Dover: 'weet iemand waar ik ben', 30-31

Opdracht: Voor jane.

Aan zee in Brighton: 'terwijl de wind met de golven speelde', 31

Vier gedichten, juni-juli 1976, 343-344, 49-51.

Zo ontroerend soms: 'het gaat voorbij, zo ontroerend', 49

Sandwich (Engeland): 'dat het droomde tussen de heuvels', 49

Bericht uit Bolsward: 'op weg naar nergens en niets denk je en', 50

Bericht uit Hindeloopen: 'hier droomt het dat de droom niet eindigt', 51

 

Gellings, Paul (1953)

[Gedichten], oktober 1996, 587, 31-32.

Populier: 'Het is niet te geloven, hoe in deze dagen', 31

Antwoord van de populier: 'Vandaag is er geen winter meer, maar al', 32

[Gedichten], mei 1997, 594, 21-22.

[Gedichten], mei 1997, 594, 21-22.

Maarste bui: 'Verwardheid brengt het voorjaar', 21

Mei: 'Schrijnend als frambozensorbets', 22

[Gedichten], december 1998, 613, 32-34.

Rijeka: 'Avonden aan zwartzijden water dat', 32

Logement: 'In deze straten achteraf vlotten', 33

Museum: 'Bouwput geslagen in de hemel. Tandkas', 34

[Gedichten] , november 1999, 624, 12-14.

            Lavendel: 'Het keerpunt in de zomer is deze', 12

            Muggen: 'Hier op dit braakland achter', 13

            Vlieland: 'Lied van de golven, van het schuim', 14

[Gedichten], oktober 2000, 635, 11-12.

            Opium: 'Vannacht geweigerd om te slapen, maar', 11

            Cupido: 'Hij leeft het liefst in houten tuinen', 12

[Gedichten], augustus-september 2002, 656 [657-658], 23-25.

Achter de horizon: 'Voorbij de laatste tuinen begint de aarde', 23

November: 'De maand begon dit jaar met taaie zomer,' 24-25

[Gedichten], oktober 2015, 815, 38-39.

Babel: 'Op de kaart nadert de avond', 38

Nemausus: 'Hier loopt een gracht die ik ken uit een droom', 39

[Gedichten], maart 2016, 820, 28-29.

             Lijn 25, een ode

             I: Het is zomer en de rails liggen rusteloos, 28

             II: Wie de lege rails nog zien wil, 29

[Gedichten], februari 2020, 867, 7-9.

            Parijs 1972: Metropool in de hitte, hoe hoog en hoe donker alle, 7

            Gezicht op Chtel-Censoir: Herfst in de kloostertuin – dit kunnen schilderen 8

            Herfst in Combray: Plaatsnaam uit de oevers van een stroom woorden getreden, 9

[Gedichten], oktober 2020, 875, 23-26.

                        Testament van de vlier: Nu het er toch van komen moet, dan maar vandaag, 23

                        Palmyra: Kom met me mee naar de stad waar duizend zuilen, 24

                        Victory Boogiewoogie: Nooit eerder was abstractie zo figuratief, 25

                        Nighthawks: Geestesoog geopend op canvas, glazen pui, 26

[Gedichten], april 2021, 881, 32-34.

                        Pozie is antimaterie: Ziek van heimwee naar verwelkte kalenders, 32

Het appelboompje van Van Gogh: Overnachten richting Arles in een knipogend motel, 33

Zomerregen: Zondag in augustus, de kraan in de hemel open, 34

 

Gerbrandy, Piet (1958)

Idyllen, augustus-september 1997, 597-598, 20-21.

'wat rent er die haas', 20

'Ter vliering neuken boeren hier', 21

Drie idyllen, oktober 1997, 599, 33-35.

'Portieren slaan, house hakt', 33

'Klam drenkt een misten dek', 34

'Het is gedaan. Cilinders', 35

Drie muzen, augustus-september 1998, 609-610, 37-39.

I: 'Wij zitten, lul ter hand, op rug', 37

II: 'In dijen hapt men, haring', 38

III: 'Jaag rok, sluip tuin, blus netel', 39

[Gedichten], oktober 1999, 623, 34-35.

            'De lezende man weet een paar', 34

'Hoe de slachtende man zich het boze', 35

            Opgedragen aan slager Jaap Kolkman.

[Gedichten], april 2001, 641, 12-13.

'Houd vast, vent, je bent nog maar even.', 12

'Wortelstok spreidt knollen in je', 13

[Gedichten], oktober 2001, 647, 12-14.

'ik trek mij terug in dit', 12

'besprong je een water jij', 13

'wat in je wil uit wat je aan hebt?', 14

[Gedichten], oktober 2002, 659, 17-19.

'Keldervrouw snerp me een deun op uw riet', 17

'Min je de krater en haat je de lava?', 18

'Je kunt nog wat gaan huilen om je', 19

[Gedichten], april 2003, 665, 14-16.

Stapt hij straks aan hand gedwee, 14

Zomers houden wij wak aan huis, 15

Hoe strik je ook weer wat, 16

[Gedichten], oktober 2003, 671, 8-10.

            Stort: Storten wij, 8

            Breek: Ga je – verdwijnen je blutsen je wondingen, 9

            Laat: Richtten waar ze hun krengen van meeuw, 10

[Gedichten], mei 2004, 678, 8-10.

Blijf: 'Wat beklop je dat geiten venster met beuker van hardhout?', 8

Laaf: 'Wijf duld mij in uw schoot streel van mijn buik', 9

Slaap: 'Laat nu', 10

[Gedichten], februari 2005, 687, 3-5.

Groet: 'Niet uit haat niet uit woede niet', 3

Baal: 'Afgod baalt van alles. Huurt kamer bij aftandse tollenaren.', 4

Lek: 'Elke koude profeteert longkoorts elk', 5

[Gedichten], augustus-september 2005, 693-694, 19-21.

Daal: 'In het hol van je mond nu', 19

Teel: 'Vette stoomhoknimfen pletten hun opgevouwen', 20

Leeg: 'En dan doven wij bengaalse pijlen wachten', 21

Thema: Eros & Thanatos

[Gedichten], februari 2006, 699, 26-28.

Stel: leen me vanavond je koevoet je knuppel, 26

Was: In de eeuw dat het sleutelgat gaapte men, 27

Hoor:Hier houdt mijn zwijgplicht op, 28

[Gedichten], juni-juli 2006, 703-704, 42-45.

Stook: 'Hangt er weer een vetschort voor uw plasser?', 42

Loop: 'Vossin met je isabelglazige ogen jij teder', 43

Jen: 'Jen me niet met opslag van de ogen die je hebt.', 44

Klok: 'Jij koolwaterstof met mond en een zin', 45

[Gedichten], januari 2007, 710, 17-19.

Zie daar ontwaar ik mijn hoofd hoe het rolt, 17

Hoe was de eerste nacht met uw kermisattractie, 18

Wie wij missen, 19

[Gedichten], augustus-september 2007, 717-718, 10-12.

'Alles buren breken ondragelijke muren door', 10

'Wij werden dekbed waaruit veertjes prikken?', 11

'Fluwijn wat talm je mijn motorkap te betrekken', 12

drie vriendinnen, januari 2008, 722, 22-24.

'Korinna Korinna waar bleef je zo lang?', 22

'Geen toegang voor bevoegden. Verboden voor de wet.', 23

'Wat horizon? Vervuilt uw blik want splitst in vol', 24

[Gedichten], juni-juli 2009, 739-740, 19-21.

Strot: 'Behepte wat vuren uw vezels toch angst en ontzetting', 19

Long: 'Lachen hoge mannen op hoogste bergen uitziend', 20

Gal: 'U zit inde penarie die u uitzuigt', 21

Glimpen van inhoud, maart 2010, 748, 11-12.

'Waar hebben ze je heen gebracht?'

[Gedichten], november 2010, 756, 10-12.

'Minzaam blaffend open je de morgen', 10

'De dagen waarin je dood waren luttel en lang', 11

'Je hebt een mond vol rook gekregen', 12

[Gedichten] februari 2012, 771, 11-13.

'Hoe zal het met je rug hij rijst zo rank en onversleten.'
'Mag ik u ontleden redekundig?', 12

'Niets had jij te zoeken maar was er', 13

 

Gerits, Anton (1930)

[Gedichten], juli-augustus 1994, 560-561, 40-41.

'Aan deze kant van het loket', 40

'Het wollig gras dat ingelijst', 40

'Het landschap met muziek verknust', 40

'Het krachtig schreeuwen van een kraai', 41

'Wat dagelijks gezwegen wordt', 41

[Gedichten], mei 2000, 630, 9-10.

Vis: 'Soms komt hij boven, hapt naar lucht', 9

Laan: 'En in die lege laan liep jij', 10

[Gedichten], juni-juli 2001, 643-[644], 42-44.

Konijn: 'Hij lag daar in een kransje gras', 42

Rat: 'Nog even keek hij om zich heen', 43

Een sterven: 'Zoals de nacht soms tot ons komt', 44

Opdracht: Voor Wim Meter.

[Gedichten], oktober 2002, 659, 32-33.

Trekkende ganzen: 'Door waterlijnen en bekropen wegen', 32

Vlieg: 'Als je geen verleden en geen toekomst hebt', 33

Octaven aan Ate, augustus september 2004, 681-681, 40-42.

I Mijn hond die ongewild wordt aangelijnd, 40

II De merels die zo engelachtig fluiten, 41

III De garven bij elkaar in lijn zien staan, 42

Vervreemdingen, juni-juli 2005, 691-692, 45-46.

I: 'De boeken op de tweede rij', 45

II: 'De schaduw die de blinde vlek van licht', 46

[Gedichten], juni-juli 2006, 703-704, 65.

Heggenmus: 'Zo grijs en onopvallend'

Vos: 'Een natte winterdag in het nadruipend bos'

Opdracht: voor Wim Alings.

[Gedichten], augustus-september 2007, 717-718, 42.

Niets: 'Je boort de stilte die voorgoed zal zijn',

Verlaten hoeve: 'Bijna steels verzonken in het land'

[Gedichten], augustus-september 2008, 729-730, 56.

Omgevallen boom: 'Daar ligt hij waar hij eenmaal stond'

Opgehokte kippen: 'Terloops, nauw hoorbaar mopperend'

[Gedichten], juni-juli 2009, 739-740, 42-43.

Zomer: 'Terwijl de middaghitte niet meer zindert', 42

Oude eik: 'Zodra hij door de aardkorst brak', 42

Brief uit de bergen: 'Te midden van mistige wolken bewoon ik mijn hut', 43

Vrij naar Li Kieou-ling (7e of 8e eeuw)

Huis onder bamboe: 'Vrij naar Wang Wei (699-759)

De lier bespelend: n zeven vibrerende snaren', 43

Vrij naar Liou, Tch'ang-k'ing (ca. 760)

In de zuidelijke tuin: 'Stijl zoeken, zinnen plukken, wat een oude boekenwurm!', 43

Vrij naar Li Ho (790-816)

[Gedichten], juni-juli 2010, 751-752, 59-60.

De afgesneden tulpen: 'De afgesneden tulpen in een vaas geplaatst', 59

Voor Wim Alings

Werkeloze paarden: 'Moedwillig staan zij aan elkander bloot', 60

Vervreemdingen, augustus-september 2011, 765-766, 50-51.

'Rechtop in bed sprak zij het uit', 50

In memoriam Ada van Grafhorst

'De voorbereiding op het niets', 51

[Gedichten], juni-juli 2012, 775-776, 52.

Malta: 'In verten die ik niet meer zie'

Boswandeling: 'Zolang ik deze paden lopen kan'

Gedichten], juni-juli 2013, 787-788, [49]-50.

Zomerdag: 'En boven ons alleen maar blauw', [49]

Weerwoord: 'Is er iets zo smartelijk indringend', [49]

Bij een stervende boom: Nu je lot is bezegeld', 50

In memoriam, augustus-september 2014, 801-802, 39.

'Hoe dichtbij onbereikbaar'

[Gedichten], augustus-september 2016, 825-826, 21-22.

          Opvlucht: Toen ons een lome nevel, 21

           Vergeefsheid: Van het weinige, 22

           Nawinter: Druipend van dooi de bomen, 22

[Gedichten], juni-juli 2017, 835-836, 45.

         Voorwaar:

         I: Vijf bollen in een aarden pot, 45

         II: Bloemen, 45                                                                                                 

 

Gerlach, Eva

Pseudoniem van M. Dijkstra.

 

Gerrist, Annemiek (1980)

[Gedichten], mei 2006, 702, 21-22.

De hond slaapt op tafel, 21

Ik zit voor een muur om een mus te vangen, 21

Door fouten in de wind, 22

Vanuit een hoek voeder ik de eenden, 22

[Gedichten], augustus-september 2007, 717-718, 33-34.

'Wij rennen er langs, langs de visfabriek en de strontwei', 33

'Op de maan is de vlag omgevallen', 33

'Vasthouden aan een lusje van je broek', 34

'Ik weet niet of een huis een weiland is', 34

[Gedichten], februari 2008, 723, 30-31.

'Tijdens de lezing over massaslachting drukt de spreker', 30

'Ik zie een plafond, een hond en dan een raam', 31

 

Gerritse, Karel

Mea culpa, februari 1987, 471, 31.

'Voor de waarheid schaam ik mij'

 

Ghyssaert, Peter

[Gedichten], oktober 1991, 525 [=527], 27-30.

De bloempotten: 'De bloempotten, te veel begoten', 27

Koninkrijk: 'De ouderwetse courtoisie van kerkhoven', 27

Hemel, hel en vagevuur: 'Hier is het vagevuur', 28

Neurose: 'De zon maakt met zijn fijnste diamantboor', 28

Knotwilgen: 'Knotwilgen, spookrijders van', 29

Bij een Kalmthouts ven: 'een strakke lijst van riet en grond', 29

Wandeling: 'Een oude fiets staat in de gracht verankerd', 30 De rozelaar: 'Met nerveuze, klamme vingers', 30

[Gedichten], maart 1995, 568, 27-29.

Nachtvlinders: 'Nachtvlinders, onoren van zwartblauw', 27

De hemelvaart van de sterren: 'De sterrebeelden klimmen', 28

Middeleeuwen: 'Kolder groeide in de koppen tussen', 29

[Gedichten], april 1997, 593, 15-16.

Oude mannen in korte broeken: 'Ze wandelen heel gemoedelijk voorbij', 15

Het hoofd van Edgar Allan Poe: 'Eerst verschijnt zijn hoed', 16

[Gedichten], april-mei 1999, 617-618, 46-47.

Lente: 'De loodgieter heeft een boeket van schitterende stengels', 46

Bewegingen: 'Breng ochtend binnen, als de drukte in de stad', 47

[Gedichten], juni-juli 1999, 619-620, 54-55.

'Soms zijn wij samen als een lens', 54

'Hij leeft. Hij ademt. Ademt', 55

 

Gilhuis, Cor

'Wij hadden ons opgesloten in een pakhuis van trouw, darling', april 1963, 189, 39.

 

Giskes-Pieters, M.M.

Mijn ouders, mei 1968, 246, 23.

`na tweentwintig jaren'

 

Goikoetxea Langarika, Kristina

[Gedichten], juni-juli 2003, 667[-668], 10-11.

Kus (A): Dat je Piet was, 10

Kus (B): Zwaaien, 11

 

Gordijn, Cor
[Gedichten], juni-juli 2001, 643-[644], 37-38.

Geluk: 'zelden zo traag', 37

Onvoltooid: 'de zon past op alles vandaag', 38

[Gedichten], november 2002, 660, 25-26.

Vergeten: 'ik ben mijn tekst', 25

Aan zee: 'zomaar aan zee', 26

[Gedichten], juni-juli 2003, 667[-668], 28-29.

Bedding: rusten in een holte, 28

Terras: hoe de avond werd weg-, 29

Toen, januari 2004, 674, 29-31.

I. 'zit haar op de huid, dichter', 29

II. 'leg nu een hand op haar', 30

III. 'nu zij bloot staat', 31

[Gedichten], januari 2005, 686, 27-28.

Steen: 'hoe alles rondom je zich', 27

Scherven: 'ons bed nog vol met', 28

[Gedichten], januari 2006, 698, 38-39.

Nacht: stukjes nacht verzameld, 38

Glas: het glas weer gevuld om te kunnen, 39

 

Graaf, Agnes de

Gedichten, mei 1969, 258, 26-29.

Dialoog van anjes en de man met de gouden wangen: `anjes : ik ben bang voor de winter, maar wat zou het?', 26

Een kusje in mijn oor van mijn beertje: `agnes heeft twee beren', 27

weet je spreek ik: `ik ben zo bedroeft weet je', 27

gedigtje voor de man met de gouden wangen: `ik sta in mijn kruidentuin', 27

gedigtje voor tonlensink: `ik sta in mijn kruidentuinen', 28

over mijn vrient di heeft een bat daar stop ik hem in:

1. `joggem zegt', 28

2. `ik wou zeg ik', 28

een getatoeerde jongen 1: `aan di gemaijeerde siraden', 28

een getatoeerde jongen 2: `voor elfen en dwergen', 28

en ook een heel leuk gezigt is: `hee zeg heb je op me gewagt', 29

o mijn kleine sire: `maar majesteit', 29

Met illustraties van de auteur, 26, 27 en 29

[Gedichten], oktober 1969, 263, 28-31.

gedigten in de tuin, 28-29:

in de tuin i: `wat een kleine bloemen zitten er'

in de tuin ii: `hoe graag zou ik'

in de tuin xvi: `gerrit zegt je zou'

in de tuin xvii: `pas op dat je niet'

`komkom bediende draag de glazen maar aan'

Met illustratie van de auteur, 29

over agnes in de maant maart van het jaar mlcxiii: `wat agnes niet mag', 30

o mamma o mamma, 31:

1.`in het kleine massagraf'

2. `zelfs in het graf'

3. o mamma o mamma'

Met illustraties van de auteur, 31

[Gedichten], december 1969, 265, 32-33.

hoe van een neger een kever te maken: `er waren eens twee kinderen, de outste was jesaja, de jongste', 32

Opdracht: Voor Lim

gesprekken van jezus met judas de kat: `eerste gesprek', 33

of zomaar een paart: `tussen het gras', 33

[Gedichten], juni-juli 1970, 271-272, 36-38.

Over Tobias, 36:

1. `weet je'

2. `tog waren we niet alleen'

3. `met mij is niets aan de hand zegt tobias'

Een vers maken voor snes: `een vers maken voor snes', 37

Over bokiljoek: `Bookiljiuk nju bij fjeli kampe', 37

koning met een gouden hoet: `koning in de tuin met molens', 38

Dri bij maar liefst agt meter: `vandaag al weer niets gebeurt', 38

`kwam er maar een eint aan de winter', 38

Met illustraties van de auteur, 36 en 37.

Hoe een beer in een vogel te veranderen, april 1973, 305, 35-38.

1. 'ach eigenlijk ben ik', 35

2. 'nu was je ook zoon aandoenlijk dier', 35

3. 'en kroop ik nog eens bij je in bed', 35

4. 'Had ik je zo graag ellis in spiegelland', 36

5. 'het was van dat goedaardige', 36

6. 'en je broer die vroeg of ik', 36

7. 'Dat huis was overigens', 38

8. 'en je broer die dacht dat jij', 38

9. 'zie jij dat vanuit de lucht', 38

Met een illustratie van A. de Graaf, 305, 37.

Drie buitenlandse gedichten, augustus-september 1977, 357-358, 25-30.

Een onverhoedse bedroefdheid: 'het was slechts een onverhoedse bedroefdheid', 25-26

Hoe een grijze trui uiteindelijk toch uitgetrokken te krijgen: 'het lijkt wat vreemd te beginnen', 27-29

Pozie dat is een hoed met veren: 'in pozie kan nu eenmaal meer', 30

[Gedichten], mei 1978, 366, 36-37.

Zoek ik weer vrolijk: 'nooit weer te hoeven zeggen maar', 36

Voor altijd de jouwe: 'er was een overvloed aan tekenen geweest', 37

Vier gedichten, augustus-september 1978, 369-370, 28-37.

Een bepaald soort vaardigheid: 'toen je me zei dat', 28-29

Een of meer zilveren veren: 'omdat ik de hele winter', 29-32

Een goed voorteken: 'al met al verschilden we toch wel', 33-35

Een nijlpaard en een neushoorn: 'omdat ik te lang', 35-37

Met tekeningen van de auteur: 'veer, in mijn bed gevonden', 31 en 'limbering light in german evening', 34

Drie gedichten, november 1979, 384, 26-32.

Een oogverblindend verschiet: 'hoe het met mijn verliefdheden', 26-28

Dat er niets gebeuren zou: 'soms als ik heel langzaam', 29

Bang en boos: 'nauwelijks thuisgekomen, 30-32

 [Gedichten], maart 1980, 388, 33-35.

Wel duizend: 'wat heb jij', 33

Dus toch: soms wou ik weleens', 33

Maar ik maar ik: '"je zei" zei je een', 34-35

[Gedichten], augustus-september 1980, 393-394, 32-34.

Lof van het Schrijverschap: 'avond aan avond besteden aan', 32-33

Lof van de Pozie: 'wat ben je daar', 34

Met illustraties van de auteur, 32 en 34.

[Gedichten], juni 1986, 463, 18-20.

Dit lichaam dat droomt: 'deze kalmte waarin de vogels', 18-19

Nijlpaard op IJsland: 'het nijlpaard reist graag', 20

[Gedichten], oktober 1988, 491, 44-47.

Zo zwijgend liepen wij: 'de velden waren bruin en leeg', 44

Waarmee ik mij in het voorbijgaan: 'de ballonvaarder vertrekt ook niet', 45

Agnesk Alfabet: 'A is Afschuwelijk', 46-47

Een duizelingwekkende vlucht, oktober 1989, 503, 28.

'soms verontrust mij alles'

De hond moet zwart zijn, december 1989, 505, 23.

'de hond moet zwart zijn en'

[Gedichten], mei-juni 1990, 510-511, 27-32.

Nee dat vind ik niet erg: 'hoe merkwaardig leeg een schip', 27-29

De vogel die jou helemaal droomt: 'in de metalen roep', 30-31

De Raaf: 'de raaf is een grote zwarte', 32

Van linde naar linde, oktober 1990, 515, 33-34.

'elke zomer overvalt mij'

 

Graftdijk, T.

[Gedichten], juni-juli 1970, 271-272, 49.

In de mijn: `Van steenkoollaag tot laag, langs schommelende'

De verloren zoon: `Hij weet dat hij gekruisigd is, zijn lijdensweg'

 

Gramman, Daan

Pseudoniem van Hugo Brandt Corstius

 

Grashof, Victor

Zee en land, januari 1994, 554, 29.

Stroming: 'Van dit land, eiland toen', 29

Vloed: 'Zij spreken met gebarsten lippen', 29

Naar de vuurtoren: 'Om de tien seconden dwalen', 30

Vallende ster: 'Tussen de sterren knippert een vliegtuig', 30

Small talk of a fat woman: 'De zee spoelt verhalen aan', 31

Groene vrede: 'Het is niet alles brandhout', 31

Een odyssee: 'Lopend langs het strand', 32

Slotscne: 'Bezoek het kosmische theater', 32

[Gedichten], maart 1994, 556, 19-20.

Hotel Rubens, rue du banquier, Paris: 'Onder de wastafel verdwijnen minstens', 19

Etna: 'De zware gietijzeren haard', 19

Uitzicht: 'Als de huizenrij wordt neergehaald', 20

Brandend huis: 'Toen Last tango in Paris draaide', 20

[Gedichten], september 1994, 562, 29.

Suikerbieten: 'we zaten in het caf en dronken koffie'

Oudjaar: 'We maken de balans op'

Recepten, januari 1995, 566, 29-30.

laat ons zingen: 'Neem een herinnering, snijd haar in stukken', 29

Koorts: 'vul het lichaam van het kind met dromen', 30

au bai de la Mens: 'vul de schouders op en kijk in de spiegel', 30

 

Groen, Hannie (1938)

[Gedichten], februari 2020, 867, 27-28.

        de aardbol: In bedwelmend blauw hangt zij, 27

           Grunberg: Am Ziel: in de avond zagen we hem, 27

           Van Abbemuseum I: zilver zijn de wanden van, 28

[Gedichten], februari 2021, 879, 39-41.

                        de rechter: hoe hoger de stoel hoe hoger de rechter, 39

                        aan de oever van de Taag: vijf vissers en wij daar komen de, 40

                        Obama zingt: o de wind waait, 41

[Gedichten], augustus/september 2021, 885/886, 31-33.

                        de architect: hij bouwde op een olijfberg, 31

                        hal van ziekenhuis: hier komt alles, 32

                        Palazzo Abatellis: tussen neus en lippen, 33

 

Groot, Jacob

[Gedichten], september 1974, 322, 19-20.

Dit kind: 'Zoveel jaren in de wind', 19

De tulpen: 'In en verscholen hart', 19

De dode: 'De aarde heeft hem als tevoren', 20

 

 

Groot, Edwin de (1963)

[Gedichten], januari 2019, 854, 27-30.

            Kapstokhaakjes, 27

            De milde deernis der dingen, 28

            Net voordat het vliegertouw het begeeft (Wandeling door het Oosterschar), 29

            Openbaringen 6:2 / Johnny Cash Come and see.And I saw. And behold a white horse, 30

            Iepenbiering 6:2 / Johnny Cash Come and see.And I saw. And behold a white horse, 30

[Gedichten], november 2017, 840, 22-24.

            Onopgelost loopvermogen: Ik heb gemolken aan de oevers van het IJsselmeer, 22

            Dwaalgast: Ik keek er bijkans nalatig overheen, 23

            Amor fati – I: het dak zweet door als een oude scheepshuid, 24

[Gedichten], januari 2020, 866, 29-31.

         Gelijkenis in gevaar: Als de spreeuwen, vinken en kepen hier in vluchten vertrekken, 29

         Moeder is er even niet: onder de rook van de staalfabriek, 30

         De vraag is vergeefs: als je wolvensporen in de sneeuw ziet verderop, 31

[Gedichten], november 2020, 876, 30-32.

            Beter dat je zelf kijkt: De fiets leg ik tegen de dijk, mijn oren doe ik af en, 30

            Speling: ik heb geen dochters, geen dochters 31

            Goede heer Kopland: U dichtte dat de mens beter een rivier kon zijn, 32

[Gedichten], juni/juli 2021, 883, 47-48.

            koperwieken: voor de sneeuw uit ingegraven in het bos onwillekeurig, 47

            de oeigoer en de rode planeet: elk tijdperk heeft wel een volk waar het van af wil, 47

            vrijmoedig ongekleed: minzaam hield hij ons voor dat met Albert Cuyp, 48

 

Grootendorst, Pieter (1969)

[Gedichten], april 2007, 713, 39.

Grens: 'Tot de grens hou ik je hand vast'

Buiten stond de regel al op m te wachten: ' Buiten stond de regel al op m te wachten'

[Gedichten], juni-juli 2008, 727-728, 41-42.

Meisje, muisje van de postkamer: 'Meisje, muisje van de postkamer', 41

Liever: 'Ik slaap liever alleen', 41

Automobilist: 'De stad was prachtig zonder jou', 42

Vrijmarkt: 'De zes courgettes', 42

[Gedichten], maart 2009, 736, 39-40.

Bel me: 'Bel me. De mogelijkheid bestaat', 39

We laten je nu alleen: ' We laten je nu alleen', 40

Vertrek: het kamermeisje is laat', 40

[Gedichten], juni-juli 2011, 763-764, 53-54.

Niet alleen: 'je staat er niet alleen voor,', 53

Wat verder ter tafel komt...: Tijdens de vergadering vervaagt het onderscheid', 54

Na sluitingstijd: 'Na sluitingstijd kan het gezicht', 54

[Gedichten], augustus-september 2012, 777-778, 39.

Van horen zeggen: 'Ik heb gehoord dat je met een handlezer'

Het lichaam bedenkt woorden: 'Het lichaam bedenkt woorden'

 

Grunberg, Arnon (1971)

Wat een dichter verder nog kwijt wil in vrije verzen, februari 2004, 675, 12-13.

'Boodschappenlijstjes'

[Gedichten], augustus-september 2004, 681-682, 8-10.

Psalm I – Miss Infoscreen: haar droom: persvoorlichter bij het Sigmund Freudmuseum, Berggasse 19, 8

Psalm II – het geld: Ik heb mijn naam verbonden aan een naslagwerk, 9

Psalm III – de details: dit is waarvan mijn leven gemaakt is, 10

Twee klaagliederen, juni-juli 2006, 703-704, 26-29.

Eerste lied, het lot van de Poolse Maria: 'Ruzica De Falica, Day Spa & Laser Center', 26

Tweede lied, de beurs als vijand: 'Zes keer is de wereld al vernietigd', 28

Een klaaglied. Wanhoop en kind, december 2006, 709, 9-10.

Haar vader heeft de FBI gebeld

 

Gupin, J.P.

Gedichten, 09-03-1960, 43, 8-9.

Sparagmos: 'Ik zie de onwaarschijnlijke kleuren', 8

Bijschrift: Eur. Ba. 1114-1136

Rijke vrouwen: 'Rijke vrouwen, Mathilde', 8

De val van de pozie: 'Dit is een lied voor hen die denken', 8

De laatste reis (Orphisch): 'Ik maakte vers op vers voor Suzan', 9

De onbereikbare lezing: 'Wee de ruiter die uilen steelt op het heipad', 9

Eeuw: 'Niet lachende eeuw met hopen goud', 9

De zwarte monnik: 'Ik zei nog tegen de graaf', 9

Vijf mei 1955, 04-05-1960, 51, 3.

'Ik noem het blauwe azuur'

Gedichten, 10-05-1961, 104, 15-16.

'Dampend drijven de doden een dag', 15

Boot: 'Voor mij geen koperen stemmen van de engelen', 15

De tyrannendoder: 'Wijs niet teveel, ik voel het wel', 15

Het leven hier: 'Arme arme geiten', 16

Endymion: 'Dichter, tolk van mijn pathetische gedachten', 16

Boswandeling: 'Dit lijkt, vind ik, op de komische situatie', 16

'De dromen sluiten op elkaar', 16

Gedichten met het motto: De mens is een dier, maar hij zou het kunnen weten.

Een lezer van Ovidius in gesprek met zijn verloofde, 29-11-1961, 133, 16.

'Slechts wie van jongs af aan'

Tevredenheid, april 1963, 189, 37-38.

'Haar lichaam eens een open boek-', 37

Bij het opnieuw vloeien van mijn dichtader: 'Een plotselinge schaamte', 37

'De regen zont zich op', 37

'Wat, de meeuw verbitterd door het uitspansel?', 37

Voorjaar: 'Ik verrichtte', 38

'Ook dit is ijdelheid als woorden zijn', 37

'Een leugenaar spreekt waarheid', 38

[Gedichten], maart 1964, 200, 33.

Het paradijs: `Goed goed, ik geef het toe'

Voorjaar: `Waarom bedroefd om dooiend ijs'

Portret, september 1964, 206, 27.

`Een Haags dametje in de dop'

De verzoeking van de heilige Antonius, februari 1965, 211, 18.

`Zijn schennende hand wijst in haar schoot'

Drie gedichten, juni-juli 1967, 237, 16.

`Wat een vies gezicht'

De gustibus: `Over de smaak van sperma valt te twisten'

Opdracht: Voor Avenue, maart 1967: "Hebt U nog een heilig huisje?"

`Grauwe vrouwen'

[Gedichten], november 1967, 240, 29.

Wat verbeeld je je wel?: `jawel, we gaan al jaren met'

Carpe Diem: `Zullen we even neuken, Mevrouw Zeldenrust?'

Waar kan ik Reinheid vinden?: `De non waarmee ik dinsdag sliep'

Met begeleidend schrijven.

[Gedichten], augustus-september 1968, 249-250, 24-26.

De uitvinding van het wiel: `Ik kan zelfs de eenvoudigste dingen niet begrijpen', 24-25

Opdracht: Voor Dolf en Bernie Gogelein.

Ik sta alleen: `Een keer heb ik onbezorgd geleefd', 25

Roem: `Er is water, bij de schepping al neergeregend', 26

`Ik heb nergens zin in, in', 26

`'s Ochtends, niet weten hoe ik mij voelen zal', 26

[Gedichten], oktober 1968, 251, 30.

Doden om te leven: `Kwade aap'

De Tsjechische emigre: `zong ze daarom'

[Gedichten], december 1968, 253, 17-18.

`"De bomen staan allemaal buiten", 17

`Hij kreeg een kop als vuur', 17

Vastberaden: `En zo eenzaam als een maagd', 17

Prager liefde: `Oe (heel hoog en kort) zei ze', 17

Pop: `Jane', 18

Nooit hetzelfde: `Als jij naar mij kijkt', 18

`Ook als je niet de allerfijnste was', 18

Een terugblik, oktober 1971, 287, 18-19.

`Toen ook het Armageddon in Sinkiang'

Romantisch distichon, mei-juni 1972, 294-295, 44.

'Dit is geluk op het scherp van de snede ; een zin die te dubbel-'

[Gedichten], december 1972, 301, 21.

Kontakt: 'Dat zij sprak, wat zei de stilte ons'

Voor Piet Hein: 'De klok tikt "tik tak"'

Schrijven: 'Honing en walnoten'

[Gedichten], februari 1973, 303, 28-29.

Er kan toch ook gewoon een snaar aangeslagen zijn volgens Pythagoras: 'Niet elk, dacht ik, niet elk waar heb', 28

Triestinit: 'Wij liepen samem, Rosa en ik, langs', 28

Opdracht: Voor Komrij

Rhetorisch proza: 'Wie zich in de konventies van de wereld', 29 Voor Peter Schmitz, voor zijn lezing: 'Purper of vaal, van allerlei vorm', 29

Allemaal waanzin, mei-juni 1973, 306-307, 51.

'Nam ik waar of dacht ik of schreef ik gewoon maar op'

[Gedichten], juli-augustus 1973, 308-309, 33.

De lange reis op Long Island: 'Verscholen, met alleen uitzicht op de horizon'

Over God: 'Ken je Sinterklaas'

[Gedichten], januari 1974, 314, 21.

Archetype: 'Toen we de gekantelde veewagen hadden opengebroken'

De voet: 'Mijn verste lichaamsdeel'

Vrouwentuig, februari 1974, 315, 16.

'Ik was al zo verbaasd toen ze'

Drie gedichten, mei-juni 1974, 318-319, 56-57.

'Ze zei maak een grap', 56

Alexandri: 'Pastroudis is er nog', 56

Een egyptische film: 'Weet je wat ook mooi is ?', 57

Een voorloper, oktober 1974, 323, 21.

'De klok loopt voor. Voorspelt hij de tijd?'

Opdracht: Voor Rinus van den Bosch.

De vreugde van de conservatief, mei 1975, 330, 18.

`Ik vind het niet gek dat er zo weinig mensen zijn opgekomen voor de'

Brood: gebakken natuur, augustus-september 1975, 333-334, 25.

`Ik haat de winkelier, wat die verkoopt is nep'

Uit: Liefde, een krans (1976).

Spock, oktober 1975, 335, 25.

`Wat, geen spinazie meer? Dat komt dan later wel'

 

Gunzel-Lubbers, Jeannette

[Gedichten], december 1979, 385, 27.

'Als zij me lief begroet vanuit'

'Soms doe ik lezend'

 

Haddon, Mark

[Gedichten], november 2006, 708, 14-15.

Thunderbirds are Go: Het eiland van de miljadair-filantroop, 14

De Feiten: Om eerlijk te zijn, werkte de dwerg in een gokhal, 15

Vertaald uit het Engels door Ingmar Heytze. Met dank aan Robert Dorsman voor zijn vertaaladviezen. De Engelse originelen zijn onder de vertalingen afgedrukt.

 

Hage, Kees van

Drie lofzangen op de computer, januari 1993, 542, 19-22.

1. 'kaart onleesbaar', 19

2. 'het huis', 20

3. 'hoe moest ik mijn lofzangen zingen', 21-22

 

Haghenaar, Frederik Willem

[Gedichten], mei-juni 1994, 558-559, 26-28.

Kinderliedje: 'Kind, kat, wesp', 26

Kermis: 'Een tandrad vol benen met', 26

Gedachten zijn maar kleine dingetjes: 'Ik sein Robina', 27

Vergelijking: 'Stel drie is een getal', 28

 

Hanegraaf, Marijke (1946)

[Gedichten], april 2005, 689, 11-12.

Stank: 'Als een verstekeling stond in een roman een chemisch woord.', 11

Slapen: 'Gelukkig is de slaapervaring', 12

[Gedichten], januari 2006, 698, 16-17.

Als zij is. prepaaraat 115: De dode baby is een meisje, 16

H wie sterft daar: Ik besta nog voor zolang, 17

[Gedichten], oktober 2007, 719, 38-39.

Rivier: 'Ga de telpost binnen met in je tas', 38

Achterland: 'Ter ere van mijn bezoek brengt de wind stilte', 39

[Gedichten], oktober 2008, 731, 40-41.

De belofte: 'Ze dobbert in je maag, ploegt door je darmen', 40

De droefheid: 'Zelfs uit de blijste woorden sijpelt droefheid', 41

[Gedichten], oktober 2009, 743, 31-32.

Maart: 'Zwart valt de zon in', 31

Mei: 'In de plataan', 31

Najaarscrisis: 'Kou glipt de kronen in', 32

[Gedichten], maart 2011, 760, 41-42.

Maasbracht: 'De haven, schijn van scheiding', 41

Huissen, zondag 2 mei: 'Als in het klooster vier mei alvast', 4', 42

[Gedichten], december 2011, 769, 5-6.

De bank: 'Al die jaren trok door mijn dromen', 5

Hemmen: 'Over de Lingebrug kom ik aan', 6

[Gedichten], december 2012, 780 [781], 31-32.

Thuis: 'Als ik dan 's morgens vroeg de deur uit ga', 31

Geliefd gezicht: 'Verdeliet en chocolade tegen het verdriet', 32

[Gedichten], juni-juli 2015, 811-812, 55-56.

Rivier zonder landschap: 'Ontdaan van leed spoelt ze aan', 55

Schommelvoetenbankje: 'Genoeg boeken trager gelezen in een grotere letter', 56

 

Hanshan

De armoe en rijkdom van de kluizenaar, januari 1976, 338, 21-24.

Vertaald uit het Chinees en voorzien van een korte introductie door W.L. Idema.

 

Haren, Elma van

Overgave, februari 1996, 579, 32-33.

1. 'De palm van de hand breidt zich uit tijdens het strelen', 32

2. 'IJsplekken zullen smeulplekken worden', 33

 

Harmens, Erik Jan (1970)

Psalm voor de hengst, oktober 2008, 731, 34-37.

'de eerste keer dat je me sloeg', 34

'de tweede keer dat je me sloeg', 35

'de derde keer dat je me sloeg', 35

'de vierde keer dat je me sloeg', 36

'ik had geen stem maar ik zong', 36

'als jij en ik door onze ramen naar de maan keken', 37

[Gedichten], juni-juli 2013, 787-788, [21]-22.

'we staan ergens tot onze enkels in', [21]

'we staan in een deuropening', [21]

'mijn mond is al open', 22

'steeds langzamer lopen we leeg', 22

 

Harten, Jaap

[Gedichten], juni 1965, 215, 16-17.

Schlechte Zeit fr Lyrik (Bertolt Brecht)

1. `Al deze vragen', 16

2. `Ik teken in het perspectief', 16

Schiettent: `Het maakt weinig uit', 17

Moto: Wie bedroefd is houdt van scherven en mikt in de schiettent op gloeilampen. Vtazlev Nezval.

[Gedichten], september 1965, 218, 24-25.

Epitaaf voor Jaap Nanninga: `Waar is dat gekke handorgeltje gebleven?', 24

Draadloos: `Wij weten al niet anders', 24

Trein met &-tekens: `De Biedermeier-lokomotief vervoerde', 25

[Gedichten], november 1965, 220, 20-21.

Oude boksers: `zijn meestal niet pedant meer: hun', 20

Jaartallen: `Een halfstijf luchtschip met geraamte', 20

Makers van marsen/makers of history?: `het houden van marsen is', 21

[Gedichten], februari 1967, 233, 30-31.

Van Eeden's Walden: `bestaat niet meer. Denk hoe het was', 30

Ode op de paardetram & een dichteres: `Wat was het Gooi fijn', 31

[Gedichten], januari 1992, 530, 25-26.

Testament van een Franse surrealist: 'Mijn pupillen heb ik vermaakt', 25

Waarom: 'Soms voel ik mijn laatste uur', 25

Lady Sappho: 'Soms droeg zij een honinggeel', 26

Literaire toerist kijkt terug: 'Achterberg is voor de intellectuele lezer die durft', 26

[Gedichten], mei 1992, 534, 26.

Lido in Veneti: 'Gisteravond gekroond'

Enkele regels Apollinaire voor mijn bink: 'Onder de Pont Mirabeau stroomt de Seine'

[Gedichten], oktober 1992, 539, 30.

Yesteryear: 'heeft nu koude voeten'

Aus meinen grossen Schmerzen mach' ich die kleine Leider (Heine): 'Doen dwingt respect af'

[Gedichten], november 1993, 552, 25-26.

Wat moet je nou met al die scherven: 'Het begon als wonderland avenue', 25

Ballade van Rick Allen & zijn auto-ongeluk: 'Hij scheert zich in autospiegels niet', 26

[Gedichten], februari 1994, 555, 24.

Haagse villa aan de Kerkhoflaan: 'is dan alles hier'

Vanuit een wolk gezien: 'Staat die geen staart heeft'

Het is maar een vraag, juli-augustus 1994, 560-561, 21.

'Maar wat gebeurde er daarna? viel hij of niet?'

Louis Davids (1883-1939). Grootdansen van Mokum, februari 1995, 567, 27-28.

1. 'geboren op de rommelzolder, 27

2. 'Later, tiranniek in zijn dierentuin', 27

3. 'vluchtend in two-steps met ademnood', 28

[Gedichten], januari 1996, 578, 34-35.

Oudejaarsavond 1994 in een comfy & cosy home: 'Wie spreekt van een feest?', 34

Fado voor een fabulerende kapitein: 'Sinds je met dat pompeuze vlaggeschip', 35

 

Hartkamp, A.S.

Ode aan de juridische faculteit der Universiteit van Amsterdam, februari 1976, 339, 21-25.

Opdracht: Voor Jacob Kohnstamm en Annette Houtman.

Wet Universitaire Bestuurshervorming: ''t Werkgroeplokaal is rokerig en vol', 21

Leermeester: 'Bij roerend goed en in schulden aan toonder', 21

Secretaresse van de faculteit: 'Wanneer zij, rug gestrekt en recht van leden', 22

Festschrift: 'Deze dag is gewijd aan onderzoek', 22

Universiteit: 'Ook deze dag heb ik mijn beste uren', 23

Studentenexcursie naar Rome: 'Om acht uur 's morgens wacht zij reeds benenden', 23

Afscheid (1): 'De voorzitter gaat heen. De faculteit', 24

Hora est: 'Alleen, te midden van zoveel bekenden!', 24

Gastdocent: 'Het gastcollege rolt gezapig voort', 25

Afscheid (2): 'Nu ga ik zelf weg uit dit goede leven', 25

 

Hartog, Margot H. de

Zeven gedichten, oktober 1973, 311, 19-22.

Opgeprikte vlinders, 19

Zomer 1945: 'Toen ik terugkwam', 19

De grot: 'Bij het bezichtigen van de grot', 20

Drempels: 'In het moderne huis', 21

Ik droom zo dikwijls dat ze er weer zijn', 21

Wachten: 'De glanspapieren schedel', 22

Jij, die ik eens zal zijn: 'Ergens ben je', 22

 

Heaney, Seamus

[Gedichten], februari 1992, 531, 11-14.

Spitten: 'Tussen mijn vinger en mijn duim', 11

Dood van een natuurvorser: 'Heel het jaar etterde de vlasdam in het hart', 12

De man van Tollund, 13:

1. 'Op een dag zal ik gaan Aarhus'

2. 'Ik kon godslastering riskeren'

3. 'Iets van zijn droevige vrijheid'

Van de schrijfgrens: 'De gespannenheid en de nulliteit om die ruimte', 14

Vertaald uit het Engels en ingeleid o.d.t. 'Seamus famous. Over de reputatie van een Ierse dichter' door J. Eijkelboom.

 

Heredia, Jos de

[Gedichten], december 1994, 565, 19-21.

Verovering: 'Als een zwerm gieren die hun nors en bars bestaan', 19

Stymphalos: 'Duizenden vogels wachten hem, een wemelend heir', 19

De vaas: 'Op het ivoor, met fijne hand geciseleerd', 20

De sphinx: 'Hoog op de Kirthaeron, onder een bramenstruik', 21

Vertaling uit het Frans door A. Posthuma. Uit: Les Trophees (1893).

 

Henkes, Robbert-Jan

De intocht van Christus in Amsterdam (Een leerdicht), juni 1988, 487, 12-18.

'Langs de A4, Utrecht-Amsterdam, in de richting van Amsterdam'

Feestjes van de apecolypse, april 1989, 497, 32-33.

'De valavond stond op. Zo dicht bij de kortste dag. De jongste morgen. De valt.'

De intocht van Christus in Amsterdam, juli-augustus 1990, 512-513, 22-31.

Zaterdag: 'Zaterdag waterdag koopjesdag', 22-21

Moeder: 'U liet me niet aan 't woord', 28

Aan de oever: 'kip en ei', 28

De Utrechtse Brug en Omgeving: 'Al te misse moede op de Utrechtsebrug', 29-30

Op Nederland: 'We liepen op de heide', 31

Het Boek Bert, december 1990, 517, 18-19.

'We waren met professor Bodegraven (Bert Poll) bezig het wereldraadsel op te lossen'

Herinneringen aan K.L. Poll.

De erfenis, augustus-september 1991, 525-526, 15-16.

'de thee staat koud op tafel'

Liedteksten, januari 2009, 734, 46-49.

Boheemse rapsodie: 'Is dit mijn leven wel, of is het ingebeeld', 47

Luchtvibraties: '', 49

I.s.m. Erik Bindervoet De Engelse originelen 'Bohemian Rhapsody' van F. Mercury en 'Good vibrations' B. Wilson & M. Love zijn voor de vertalingen afgedrukt.

Liedteksten, februari 2009, 735, 46-49.

Er komt verandering aan: 'Bij de rivier stond mijn wieg', 47

'Waar gaan we heen: 'Moeder, moeder', 49

I.s.m. Erik Bindervoet De Engelse originelen 'A Change is Gonna Come' van Sam Cooke en 'What's going on' van Marvin Gaye zijn voor de vertalingen afgedrukt.

Liedteksten, maart 2009, 736, 46-49.

Wit konijn: 'En pil maakt je groter' 47

Weg op de woeste, kwaaie hei: 'Weg op de woeste, kwaaie hei', 49

I.s.m. Erik Bindervoet De Engelse originelen 'White Rabbet' G. Slick en 'Wuthering Heights' van K. Bush, zijn voor de vertalingen afgedrukt.

Liedteksten, april 2009, 737, 46-49.

Bergen aan Zee: Het tij zat mee', 47

Pietersberg: 'Ik besteeg de Pietersberg', 49

I.s.m. Erik Bindervoet De Engelse originelen 'Blueberry Hill' van L.L. Stock, A. Lewis, V. Rose en 'Solsbury Hill' van P. Gabriel zijn voor de vertalingen afgedrukt.

Liedteksten, mei 2009, 738, 44-47.

Gun vrede een kans: '2, 1, 2, 3, 4', 45

Kom erin: 'Hoor wie klopt er aan de deur? Hoor wie belt er hier aan?', 47

I.s.m. Erik Bindervoet De Engelse originelen 'Give peace an chance' van Paul McCartney en John Lennon en 'Let 'em in' van Paul McCartney zijn voor de vertalingen afgedrukt.

Liedteksten, juni-juli 2009, 739-740, 60-63.

Dan loop je nooit alleen: 'Als je loopt door een storm', 61

Wij zijn de besten: 'Mijn tol betaald', 63

I.s.m. Erik Bindervoet De Engelse originelen 'You'll Never Walk alone' van Oscar Hammerstein II & Richard Rogers en 'We Are the Champions' van F. Mercury zijn voor de vertalingen opgenomen.

Liedteksten, augustus-september 2009, 741-742, 62-65.

Geen Uitweg: 'Het plafond zit vol met scheuren', 63

Leve de koningin: 'Leve de koningin', 65

I.s.m. Erik Bindervoet De Engelse originelen 'Dead End Street' van Ray Davies en 'God Save the Queen van Paul Cook, Steve Jones, John Lydon, Glen Matlock zijn voor de vertalingen opgenomen.

Liedteksten, oktober 2009, 743, 46-49.

Schooltijd: 'Hoppa je nest uit en hup naar school', 47

De zoveelste steen in de muur: 'Pappie vloog over het water', 49

I.s.m. Erik Bindervoet De Engelse originelen 'Schooldays' van Chuck Berry en 'Another Brick in the Wall' van Pink Floyd zijn voor de vertalingen opgenomen.

Liedteksten, november 2009, 744, 46-49.

Herinnering: 'Toen jij was weggegaan', 47

Niets dat het haalt bij jou: 'Het is nu zeven uur geleden op de twaalfde dag', 49

I.s.m. Erik Bindervoet De Engelse originelen 'Memories' Earth & Fire en 'Nothing Compares 2 U' van Sinead O'Conner zijn voor de vertalingen opgenomen.

Liedteksten, december 2009, 745, 46-49.

Een met z'n tween: 'Denk jij aan mij en jou, ja nou', 47

Dalen diep, hemelhoog: 'Ooit had ik een lappen pop, toen ik nog klein was', 49

I.s.m. Erik Bindervoet De Engelse originelen 'Happy Together' van The Turtles en 'River Deep-Mountain High' van Ike & Tina Turner zijn voor de vertalingen opgenomen.

Liedteksten, januari 2010, 746, 42-45.

Mijn strijd: 'Mijn vriend, het einde naakt', 43

Het end: 'Dat is het end, wie je ook bent', 45

I.s.m Erik Bindervoet. De Engelse originelen 'My way' Frank Sinatra en 'The End' van The Doors en zijn voor de vertalingen opgenomen.

 

Herzberg, Judith

[Gedichten], 29-11-1961, 133, 15.

Soldaat: 'Eerst is er altijd het geweer dat'

Navy Blue: 'Kom laat mij je kietelen, befietelen'

[Gedichten], 14-02-1962, 141, 7-8.

Bij een foto: `Zij hoort, het hoofd leeg', 7

Met begeleidende tekst: Kay Mazzo: Fifteen and a Robbins discovery. Seen at the first-night party given by Richard Buckle.

Daglicht: `Uit chaos van lakens en', 7

Melancholie: `Per boot een land verlaten'

Oude vrouw: `De fantasien die ik vroeger als ik ziek was had!'

'Wij staan naakt achter de lijn', maart 1963, 188, 47.

Bijschrift: Bij de dood van Sylvia Plath op 11 februari 1963.

`Wilskracht. Moed. Vastbera', november 1966, 230, 41.

Tekens voor dynamiet, mei 1967, 236, 13.

`Vervielen bijna weer in praten, zulk praten'

[Gedichten], januari 1970, 266, 5-6.

Opgeschreven: `Misschien', 5

Vlaggen: `Opinies zijn de vlaggetjes om mee te zwaaien', 5

Spreeuw: `Had niets te beweren', 6

Planetarium te Franeker: `Een oude roze zon', 6

 

Hesselink, Krijn Peter (1976)

[Gedichten], maart 2007, 712, 31-33.

Een brief aan het object li 158 uit het depot van het Utrechtse Universiteitsmuseum: Object li 158, 31

wat ik jou wil laten zien: Het pleintje, niet, 32

thuiskomst: Nestel je tussen mijn schouders, hoofd, 33

[Gedichten], juni-juli 2007, 715-716, 31-32.

een hof van heden: 'God weet hoe ik die kinderfijne vingertjes', 31

aan het eind van de winter: 'Was ik het laagje sneeuw', 32

[Gedichten], , maart 2008, 724, 32-33.

aanzoek: 'Ik wil niet ondankbaar lijken',33

beademing: 'Kijk, ik blaas een wolkje uit, fiets er', 33

onderweg: 'Niets dubbelt zo mooi als dubbel glas', 33

[Gedichten], augustus-september 2008, 729-730, 26-28.

Van strandtent naar strandtent: 'Uit desinteresse word ik wakker', 26

Beleefde geschiedenis: 'Een beleefde regen wandelt over straat', 27

Hogere wiskunde: 'als ik optel tot vandaag komt', 28

[Gedichten], december 2008, 733, 12-13.

Afhankelijkheid: 'De trappen hangen aan de daken', 12

Keitjes om mee te keilen: 'De beste keitjes', 12

Verkeerssituatie: 'De agent dirigeert de verkeersstromen', 13

Ravage: 'Een enkele trap', 13

[Gedichten], maart 2009, 736, 17-18.

Een eerste eetafspraak: 'Een haastig leeggeruimde tafel waar', 17

Alles behalve: 'Doe alles wat je leuk vindt, zei je, maar', 17

In het huis van je vader: 'De kat die toe mag kijken als we vrijen', 18

Verkwikking: 'Je had bedacht dat je het laatste kopje', 18

[Gedichten], december 2009, 745, 11-12.

Parkzicht: 'En kijk, geknakte sprietjes strekken zich', 11

Een wolk (van een vrouw): 'Ze liet me achter met de zon om op te drogen', 12

[Gedichten], juni-juli 2010, 751-752, 33-35.

Een stem in de nacht: 'Als ik het dekbed naast mij opensla', 33

Mene tekel: 'Spuug mij in het gezicht, als ik thuis kom', 33

Rood sein: 'Ze moest weer over haar gevoelens praten', 34-35

[Gedichten], juni-juli 2011, 763-764, 42-44.

Beproeving: 'De moeder vindt het mooi geweest, ze zet', 42

Huls: 'Hoe lang kan het nog duren voor de jassen', 43

De regels van het spel 'Als ik de laatste boom heb afgetikt', 44

Surprise, surprise!: 'We staan gezellig in een kring te wachten', 44

Anekdotes waar je niks mee kunt, maart 2012, 783 [784], 4.

'Zoals van die kampdokter, in de oorlog, die de ene'

[Gedichten], december 2016, 829, 17-18.

          Widerstandsnest 67 HL: Ik heb me hier nu zo lang ingegraven, 17

            Een voorwerp op het spoor: Je bent zo iemand die niet wegkijkt, 18

[Gedichten], januari 2018, 842, 40-42.

           Half werk: Het was eraan af te zien, her en der, 40

           Mijn eerste woord, 41

            Overdracht: In mijn armen ligt het kind dat ik 42

            De naden: De bomen die neerzien, 42

 

Hessels, W.P.

Wij, februari 1966, 223, 23.

`we hebben god'

 

Heytze, Ingmar (1970)

[Gedichten], februari 2001, 639, 15-18.

            Dertig: 'Het wordt vreemder en vreemder om dertig te zijn', 15

            De hoer: 'Schrijf geen gedicht meer. Wat doen ze er toe?', 16

            Pote bnit: 'Het gaat te goed! Doe daar wat aan!', 17

            Volire: 'Liefde is een schaduwrijke wielewaal', 18

[Gedichten], augustus-september 2001, 645-646, 19-20.

Letterenfonds blues: 'Het is november en zwart zaad', 19

Tandeloos lied: '(snel en ritmisch uit te spreken)', 20

Thema: Mijn lied.

[Gedichten], februari 2002, 651, 18-19.

Stinkende heelmeesters: 'O, die dingen die je doet', 18

Zachte wonden: 'O, de wijzers die in mij lopen,' 19

[Gedichten], juni-juli 2002, 655 [655-656], 14-15.

De mooiste meisjes: 'De mooiste meisjes hebben nooit gevraagd', 15

Puppy: 'Het blijft maar over zachte dingen gaan', 14

Thema: Het lichaam.

[Gedichten], augustus-september 2003, 669-670, 7-9.

            You have a good eye, my friend: Tegen de man die op klaarlichte dag, 7

            Opdracht: voor R.

            Onder je bed: Van alle dingen die ik bij je vind, zoals ogen die me, 8

Opdracht: voor F.

Vertel nog eens over de wolven: Vertel nog eens over de wolven vroeg ze in de dagen, 9

            Opdracht: voor T.

[Gedichten], januari 2004, 674, 10-11.

Komen en gaan: 'Eerlijk zijn, altijd. Zachte heelmeesters maken', 10

Wat u gerust mag weten: 'Wat vreselijk om niet ons te zijn geweest.', 11

Schaduwboekhouding – I, augustus-september 2004, 681-682, 16-19.

Mijsje: een lang verloren kennis buldert over het terras;, 16

In dit gedicht: In dit gedicht maak ik geen schijn van kans, 17

Vier katten: Je leeft misschien een kat of vier, 18

Potisch spreekuur: Meneer ik heb zon last van enjambement, 19

Schaduwboekhouding – II, augustus-september 2004, 681-682, 20-22.

[Gedichten], juni-juli 2006, 703-704, 19-21.

Lonely planet: 'Ik heb vriendinnen in runes en woestijnen.', 19

Niet inpakken: 'Tegen het meisje van de boekhandel', 20

Zo ver weg: 'Zo ver weg ben je, zoveel zweten en kreten', 2

[Gedichten], maart 2007, 712, 9-11.

Interview: Vandaag ben ik een soort infuus, 9

Weggaan: Ik heb een man gekend die zei dat je, 10

[Gedichten], november 2007, 720, 12-14.

Dorian: 'Niemand, enkele doden uitgezonderd', 12

Margriet: 'Ik ben genoemd naar een princes maar dat is onzin want', 13

De jongen die mijn nummer heeft: 'Op een dag - het regende, mijn verleden was', 14

Twee koningskinderen, mei 2008, 726, 6.

'Achter het zolderraam tegenover mijn huis'

[Gedichten], december 2008, 733, 3-4.

Fantoompenis: 'Niet het snijden', 3

Benjamin: 'Benjamin, jij bent een reiziger door buiken', 4

[Gedichten], 738, mei 2009, 14-17.

Ex: ''s Nachts ga ik terug en breek in negen levens in', 14

Hazen, egels: 'Hazen vindt de mevrouw van de opvang het mooist,15

Examinator. Gedicht in vijf versnellingen: 'Stuurloze van ons twee, in welke oorlog bent', 16

Benjamin: 'Benjamin, jij bent een reiziger door buiken', 17

[Gedichten], november 2009, 744, 37-39.

Groene daken: 'Tegen de buien en de geselende zon', 37

Satellite City: 'Wat wordt er ontvangen in Satellite City: fijnstof'', 38

Laatste wensen: 'Vandaag ben ik een bange, grijze puzzel', 39

De laatste dag, november 2010, 756, 49.

'Als het dan moet, dacht je misschien'

In memoriam Peter Vos (1935-2010). Eerder verschenen in Utrechts Nieuwsblad/AD op 8 november 2010.

[Gedichten], juni-juli 2012, 775-776, 6-9.

Wat hij dacht: ;''Wat is pozie,' wilde een van de scholieren weten,', 6

Vrij naar een deel van 'What he thought' van Heather McHugh.

Niet gek, pa, niet gek: 'Ik denk dat je het meest jezelf bent', 7
Vrij naar Jan Heller Levi.

Tarief: 'Er is tijd voor nodig om te appreciren hoe ik ooit', 8
Naar 'Tariff' van Michelle Boisseau.

Dankbetuiging aan oude onderwijzers: 'Als we schrijden of stappen over het bevroren meer', 9
Vrij naar Robert Bly.

Dagen: 'Waar zijn dagen voor?', 9

Vrij naar James Fenton.

[Gedichten], augustus-september 2012, 777-778, 43-45.

Alzeimer: 'Stoelen verplaatsen zichzelf, net als boeken.', 43

Vrij naar Bob Hicok. 'Vier vrije vertalingen', grotendeels uit 'Poetry 180; A Turning Back to Poetry' (2003) door Billy Collins (red.).

Een zondagmorgen begin november: 'en er liggen al heel wat bladeren. Ik zou', 44
Vrij naar Philip Shultz.

Zes eenregelige filmscripts: 'Film noir', 45

Vrij naar Tom Andrews.

Het uitzoeken van een lezer: 'Om te beginnen zou ik haar knap laten zijn.', 46

Vrij naar Ted Kooser.

[Gedichten], maart 2014, 796, 4-6.

Korte samenvatting van het voorafgaande: 'Parijs natuurlijk. Recht boven de hospita.', 4

Sorry: 'Sorry dat ik laat ben. Tektonische platen.', 5

Hospice: 'Op de trap vertelt de buurman', 6

Smalfilmjaren: 'Mijn vader kijkt om in smalfilmjaren', 6

 

[Gedichten], oktober 2017, 839, 19-22.

            Jakhalsdagen: Dames en heren, leden van de jury, 19

            Wederopstanding: Je wilt terug en vraagt me of ik iets kan doen maar, 20

            De mooiste tijd: s Nachts zijn we van elkaar bevrijd, 21

            Offer: We morrelen aan de deur naar buiten, Dood, 22

 

Hilhorst, Marijke

[Gedichten], december 2005, 697, 24-25.

geen gezicht: na al die vijfentwintig jaren, 24

welles-nietes: ze komt de kamer op, 25

 

Hillenius, Dick

Gedichten, 27-01-1960, 37, 12-13.

'De herten trekken al weg', 12

'Van alle hagedissen die ooit leefden', 12

Hansje: 'De springbok van haar wil', 12

'Het groot drijven van plezier', 12

Wensdroompje: 'De duizende platvoetjes van de mieren', 12

'zij groef haar handen in de grond', 12

Einde van mei: 'trillend vanuit het hart der gong', 13

Mei, 04-05-1960, 51, 3.

'In mei beginnen de dansen'

Gedichten, 08-06-1960, 56, 14-15.

'Gordijn vanuit de zee getrokken', 14

'Om te verbreken het eindelijk evenwicht', 14

'Er is niets bestendiger dan vlucht', 14

Het Interregnum: 'Er liep een Tibetaan in Artis', 15

Hoogliedje: 'De kamelen hebben met heuvelpassen', 15

Gedichten, 24-08-1960, 67, 12-13.

Reis, 12-13:

Covadonga: 'De wolken worden door Cantabrische kammen'

Luarca: 'Onbeklimbare wanden'

Finisterre (Galicia): 'er is geen einde'

Portugal: 'alles werd schoongemaakt'

Puerto Barizo (Malpica): 'zeesterrehandjes vermoorden zacht blauwe mossels'

Bezwering: 'De woede is een slang', 13

[Gedichten], 07-12-1960, 82, 11.

Concertgedachten: 'Onder het schraal lover van kammerdennen'

'Heilig water'

'mannetje met n oog'

'De vaten veler zielen', 08-03-1961, 95, 13.

[Gedichten], 12-04-1961, 100, 11.

Gestoorde assimilatie: 'Ontrouw was een behendig spel'Stilstand: 'Taal wordt steeds meer'

Vlucht: 'Angst voor omstanders'

Bevrijding: 'Weer het land met de kleiheuvels'

[Gedichten], 29-11-1961, 133, 14.

Versailles in herfst:

1. 'omlaagziend naar het einde'

2. 'Een vogel fluit, de herfst, de zon'

De nadering van skelet (niet beperkters dan dat): 'Momenten zijn amoeben in de tijd'

`De vijandschap der verzorgers', 22-08-1962, 168, 12.

Abstract of a paper by some biologist, 19-12-1962, 185, 19.

`Waiting for an idea about chameleons'

Engels.

Wachtend voor de ingang der nieuwe muziek (I.S.C.M. Festival), juni 1963, 191, 40.

'de viool in haar schoot'

Zie kritisch proza, D. Hillenius, 192-193, 47-52 voor het tweede deel.

[Gedichten], oktober 1963, 195, 23.

Bede om ervaring: 'versprokkelende dame'

Oog om oud oog: 'een zeer oud varken'

Cul­tuurspreiding: 'Barokke boer'

Strandle­ven: 'Verfoverbene dame'

Zonder wuiven, januari 1964, 198, 34.

`De stapelschepen van oom Henri'

Maanzinnen, oktober 1964, 207, 31-32.

`De maan nog eens bezingen, kan dat?', 31

1. `De keizer wil vandaag geen kleren', 31

2. `De maan is een ster dichtbij', 31

3. `De maan is vrouwelijk zegt Graves', 31

4. `Zou de voorkant van de maan', 31

5. `De maan is soms zo keizerlijk', 32

6. `Soms is ze zachter, toonaard van verleiding', 32

7. `Misschien is de maan gevangen', 32

[Gedichten], juni-juli 1968, 247-248, 36-37.

`Met koud lemurenhandje'

Onvergeeflijk: `Kinderen van de golven', 36

`Er is een beest', 37

`Blinde Emerson', 37

Voorafgegaan door Emmerson, Woodnotes, I: `For Nature ever faithful is'

Slijtage, juni-juli 1968, 247-248, 44-46.

Notities en waarnemingen over (de geschiedenis van) Madagascar in een potische herinneringsvorm en voorzien van toelichting.

[Gedichten], oktober 1970, 275, 15.

`al weer aan een rivier'

`Het Pre Davids hert bestaat'

[Twee gedichten], oktober 1977, 359, 18.

Moedervlek: 'Significant : een babyhaar'

'In de ochtend, helder'

1001 nacht, mei-juni 1984, 438-439, 62.

'Het verhaal is simpeler, klassiek'

 

Hoetjes, Gijs (1947)

[Gedichten], april 2006, 701, 26-27.

            Zolang de vaarboom in de moder staat: Wat waren wij graag overstag gegaan, 26

            Planken wambuis: Wie geen hol heeft om te slapen,, 27

            Onder pseudoniem Gijs IJlander

[Gedichten], april 2011, 761, 24-25.

avondmaal: 'haal mensen in huis, vraag om rijpe', 24

wat gebeurd is: 'rangschik dat dakpansgewijs', 25

Onder pseudoniem Gijs Ijlander

 

Hofmannsthal, Hugo von

[Fragment uit: De dood van Titiaant], december 1976, 349, 40-41.

Fragment uit dit drama in verzen. Oorspronkelijke titel: Der Tod des Tizian. Vertaald uit het Duits door S. Fischer-Kunst.

 

Hokke, Dana

pseudoniem van Dana Constandse.

 

Hollak, Rosan

[Gedichten], april 2020, 869, 41-42.

          Pas de deux: Hij zei, 41

          Bodem: Je durft niet eens, 42

 

Holtman Jan (1969)

[Gedichten], november 2015, 816, 17-18.

Rijnkade I: 'ze loopt niet, ze zweeft', 17

Rijnkade II: 'hier rijden geen auto's'

Stilleven: 'en dan... dan kom je thuis', 18

Grand Caf Het Wijnhuis: 'het meisje in haar rode schort', 18

 

Holtrigter, Julien

[Gedichten], januari 1999, 614, 33-35.

Dat ik dit schrijf: 'dat ik dit schrijf nadat ik', 33

Hale Bopp: 'wij waren wakker geworden', 34

Zomer in Vaals: 'de hoek van haar nek is identiek aan', 35

Choreo grafisch, augustus-september 2001, 645-646, 31.

'Hoe zij danst,'

Thema: Mijn lied.

 

Hommena, Titus

[Gedichten], december 1992, 541, 26-27.

Onbekend pseudoniem.

Ontbinding: 'Als de laatste hoer de laatste rode lamp gedoofd heeft', 26

Big Bang: 'De knop bestond-noch hier, noch daar', 26

Hagoromo: 'Haar sprong begonnen in een wereld zonder zwaarte', 27 (Japans sprookje)

 

Honingh, Chris

Hercules' eclips, maart 1988, 484, 28-33.

Peloponnesos: 'In die dagen verschoot je steeds van kleur' 28

Zangeres: 'De schaduw van het instrument', 28

Verworpen: 'Verkrampte trekken, en de ogen', 29

Hippolyte: 'Er was een paarse stoel, waar kleren', 29

Stenenregen: 'Op ijle toppen ademen de runderen', 30

Weerkeer: 'Wat in mij liefde was, is dood. Ik', 30

Charoon: 'Naderhand verstond hij pas wat in', 31

Cerberos: 'Hondsrug. Zal niet wijken. Minder', 31

Nessos: 'Hou je aan mijn manen vast, je bent', 32

Deinaneira: 'De vuurschacht van Kalydoon doet de avond', 32

Doodskleed: 'Schuchter lachen overstroomt terrassen', 32

Staak: 'Ontsteek het vuur en laat de gloed', 33

 

Hooff, Emma van (1997)

[Gedichten], januari 2021, 878, 31-34.

                        op een dag valt een lach mijn gezicht aan, 31

                        wat: het landschap vertrouwen, 32

                        hoi goeie ouwe, 33

                        omdat ik wil laten zien hoe een gelukkig hoofd eruitziet, 34

 

Hoofdakker, R.H. van den

Sonnetje over leven en dood, januari 1969, 254, 29.

Onder pseudoniem Rutger Kopland.

`'s Avonds hopend dat'

[Gedichten], mei 1969, 258, 25.

Onder pseudoniem Rutger Kopland.

Intussen: `Intussen zoog een knop zich vol'

Paar: `zachte tuin, zacht lijf van je'

[Gedichten], oktober 1969, 263, 25-26.

Onder pseudoniem Rutger Kopland.

De macht van het evangelie: `De heer die de deur open deed', 25

Jonge sla: `Alles kan ik verdragen' 26

Groeten uit Glimmen (een serie ansichtkaarten): `In de sneeuw staat de sneeuwman', 26

[Gedichten], juni-juli 1970, 271-272, 48.

Onder pseudoniem Rutger Kopland.

Julia: `Veel van wat ik zeg betekent niets'

Enkele vogeltjes: `Of het nu die paar vogeltjes'

De man in de tuin, augustus-september 1971, 285-286, 19.

Onder pseudoniem Rutger Kopland.

`We denken dat de dieren weer begonnen zijn'

[Gedichten], mei-juni 1972, 294-295, 31.

Onder pseudoniem Rutger Kopland.

Gedicht over de Drentse A: 'Wat we mooi vinden, zonder cynisme, dat'

Tegen het krakende hek: 'Zo stonden wij tegen het krakende hek'

Plaatsen, passages, november 1974, 324, 29.

Onder pseudoniem Rutger Kopland.

17. 'Want langs de bergen zakken gerafelde'

18. 'Het is donker en het ruikt naar omgevallen'

 

Hoore, Cees van

Een zomer aan zee, juni-juli 1981, 403-404, 40.

'ik het van zweet glanzend paard'

[Gedichten], februari 1982, 411, 24-25.

Panorama: 'Uit luidsprekers', 24

Het paard: 'Tegen de stalmuur leunt de keetploeg', 25

Mezzaluce: 'Aan de vloedlijn wacht je', 26

Oogstmaand: 'In die augustusdagen', 26

[Gedichten], november 1982, 420, 32-33.

Onraad: 'Geen adempluimen in de stal', 32

Dooi: 'Spoorloos 's morgens', 32

Onheind: 'Schuifelt naar huis', 33

[Gedichten], juni-juli 1983, 427-428, 20-21.

Job: 'Hoe wrede regens overdag', 20

Woekering: 'Er ligt een plaid over zijn benen', 20

Picknick: 'Een deken op het gras', 21

Onraad: 'Geen adempluimen in de stal', 21

 

Horst, Tonny van der

Herinneringen aan A. Roland Holst, april 2001, 641, 22-23.

'In de laatste kamer waar hij zat,' 22

'Soms was er nog iets om hem heen', 23

 

Houtsma, Jos

Tien gedichten, december 1980, 397, 29-31.

Na de zondvloed: 'het water valt', 29

Zomer, zomer in de stad: 'de vlinders spelen in de groententuin', 29

Margrieten: 'n margriet in '70', 29

In plaats van een foto: 'kijk', 29

Kluiten: 'deze heren, die in vroeger jaren', 30

De duivenmelker: 'de koele zomermiddag kruipt voorbij', 30

Februari: 'de zon sluipt achter', 30

Nieuwegein: 'vroeg in de ochtend, voordat we gaan werken', 31

Rgen ca. 1860: 'een koele noordelijke zon beschijnt', 31

IJsselstein 11.00 a.m.: 'de stille nieuwbouwwijken', 31

 

Hoven, Paul van den (1960)

De dertien treden, juni-juli 1996, 583-584, 54-55.

'Kan ik er wat aan doen?'

[Gedichten], april 1997, 593, 37-38.

Komend van een bruiloft: 'Schrik om niets. het hart dat langs de ribbenkast', 37

Sluitingstijd: 'Zee. Een oog dat verheugd is noch gewend', 38

Ithaka herzien, januari 2000, 626, 25-26.

'Het strand raakt leeg. Ook deze keer', 25

[Gedichten], december 2000, 637, 17-18.

De perken:'Ten zuiden van mijn eenzaamheid', 17

Anti-exodus: 'Houd mij niet vast', 18

De stenen troon, augustus-september 2001, 645-646, 14.

'Nooit hoorde ik de regel'

Thema: Mijn lied.

[Gedichten], maart 2002, 652, 24-25.

Siamese tweeling: 'Als er een mooi gemiddelde bestond', 24

Voetstuk: 'Ik ben nog steeds voor niets te groot', 25

[Gedichten], april 2003, 665, 27-28.

         De dood van de geliefde: In wat zij achterlaat zal ze verdwijnen, 27

         Drie houdingen: In de eeuw van bals en bajonetten, 28

[Gedichten], februari 2004, 675, 29-30.

Massagraf bij Vilnius: 'De Keizer deed als alle grote Keizers.', 29

Het uur: (In memoriam matris): 'Opverend uit je laatste strekking', 30

[Gedichten], augustus-september 2005, 693-694, 47-48.

Tol: 'Het is iets anders, niet de hand met zweep', 47

Jeugdherinnering: 'De kinderen liggen al in bed.', 48

Thema: Eros & Thanatos

Als afgesproken, oktober 2006, 707, 25.

Ik zeg niet dat ik later pas

[Gedichten], november 2008, 732, 35-36.

Niemandsrails: 'Als jongetje hield ik het binnenpad -', 35

Stormenderhand: 'We geven door wat niet te delen is', 36

In memoriam patris, maart 2010, 748, 43.

'Waarom steeds reiken naar een dag erbij?'

Ons onderhoud, januari 2012, 770, 49.

'Ik hield, zolang jij toch niet zag'

Condensatie, januari 2013, 781 [782], 39.

'De naamafroeping op een ruit'

[Gedichten], januari 2016, 818, 27-28.

            Twee moderne sonnetten:

            I – Plasta: Van jeugdigheid wit weggetrokken, 27

            II – Tato: Hij leek ontsnapt aan een kolonie, 28

[Gedicht], maart 2018, 844, 49.

            Verbijstering: Ik stap zeker in, 49

 

 

Huff, Philip (1984)

[Gedichten], augustus-september 2016, 825-826, 9-11.

            Rutger Kopland – sampling & remix Philip Huff: Een Paard: ooit zijn wij, 9

            Gerrit Komrij – sampling & remix Philip Huff: Elke morgen: Elke morgen, 10

            Peter Terrin – sampling & remix Philip Huff: Schrijver: Bidden is, 11

Drie gedichten, mei 2017, 834, 19-21.

            I: Je las ergens Je kijkt in je hoofd en knikte, 19

            II: Iemand vroeg: Wie neem je mee naar dat eiland?, 20

            III: Niet alleen het toeval breekt je maar ook de wetenschap, 21

Twee gedichten, augustus-september 2017, 837-838, 16-17.

            I: Omdat het zo onbegrijpelijk is, 16

            II: Hier volgt een lijst van dingen die ik niet zag, 17

[Gedichten], november 2017, 840, 37-38.

            (Voor Maartje Wortel) Bij Szymborskas Notitie: Je zegt Hier ben ik maar wie, 37

            (Voor A.K.) Ik heb een vrouw gekend: Ik heb een vrouw gekend die sprak in boekzinnen:, 38

[Gedichten], februari, 2018, 843, 13-16.

            Blijf slapen: Het is lang geleden dat ik eerder op was dan jij, Vrij naar For you, Maureen N. McLane, 13

            Weet dat je het mooiste gezicht hebt: En dan je neus die je op Hawaii brak, 14

            Tussen de vijver en de garage: Tussen de vijver en de garage, beschut door de dennenbomen, genspireerd op: A sister on the tracks, Donald Hall, 15-16

[Gedichten], april 2018, 845, 31-32.

            Dubbelportret: En toen was dat zwembad met die man er ineens,, 31

            In Popoyo: Voordat de zon ondergaat willen we, 32

[Gedichten], juni-juli 2018, 847-848, 18-21.

            Is het dan te minste wel gedeeltelijk geworden zoals jij wenste? genspireerd op John Murray: Is all at least partially as you might wish?, 18-19

            Sonata D960: Schubert klinkt heel simpel maar ik heb hem nooit in mijn vingers gekregen., 20

            Hoe het is: Om hoe het is, 21

[Gedicht], augustus-september 2018, 849-850, 35-38.

            Wat we worden: Wat we worden, 35-38

[Gedichten], november 2018, 852, 18-19.

            Weer thuis: De gebouwen soms wel zeven verdiepingen, 18

            De handen: De handen van een kleinkind, 19

[Gedichten], februari 2019, 855, 47-49.

            Veldwerk:

            I Op een warme middag aan een zwembad in het zuiden, 47

            II De hond slaap in de schaduw van de steeneik. Ook mijn lichaam is moe., 47

            III Zo veel van wat wij meemaken, zo niet alles, waaronder je kunt bezwijken – , 48

            IV We staan in de zon, jij een trede boven mij, 49

[Gedichten] mei 2019, 858, 15-17.

             Stellig leven I: Vandaag weer zo lang mijn handen tot, 15

             Stellig leven II: Weifel niet. Hou je kin omhoog. Trek je, 16-17

[Gedichten] oktober 2019, 863, 40-42

Spiegel voor een spiegel

             I: Kijk naar je verleden, lang en hard, kijk naar, 40

            II: Waar gaat een herinnering heen, 41

           III: Een spiegel is glad, krast niet, houdt geen pen of potlood vast. 41-42

          IV: En altijd, onder anderen, gedraag je je. Doe je, 42

          V: Wie, 42

[Gedichten] april 2020, 869, 9-11.

            Willem: Maar, zoals Willem zei: we hebben

[Gedichten], augustus-september 2010, 873/874, 32-34.

            Op het middelpunt van de wandeling:

            1. Op het middelpunt van de wandeling., 32

            2. De merrie briest en stapt uit,, 32

            3. Je zware ademhaling, 33

            4. De grootste technologische ontdekking afgedankt,, 33

            5. Het moment kan niet blijven. Alles, 33

            6. En bij een langgewenste, 34

            7. s Avonds zit je, 34 

[Gedichten], maart 2021, 880, 26-28.

            Het gewicht: Verbijsterend wat nodig is geweest om tot hier te komen., 26

            Marcus Aurelius: Je holle hand met scherpe vingers, 27

            Mijn vaders hand: Levervlekken als geplette bruine bonen, 28

[Gedichten], juni/juli 2021, 883, 6-8.

            Zomertuin: Soms denk ik dat wat gebeurt op ons teert., 6

            Voor je het weet ben je dood: Je zou zeggen dat er geen licht is en toch, 7

            2256: En nu ligt de zon tevreden en geel, 8

 [Gedichten], november 2021, 888, 16-20.

            Het bos op het eiland:

            I: Nadat de pijn niet meer, 16

            II: Op weg naar het eiland verdween, 16

            III: Ook zonder haar lijf ligt je hand, 17

            IV: En op een dag, 17

            Overwegingen:

            I: De dood is veel minder absurd dan het leven, 18

            II: Dit is geen lofzang op de octopus, noch een elegie, 19

            III: Als kind klommen we over schuttingen en kropen onder struiken, 21        

 

Hurk, Francie van den

Binnenweg, januari 2002, 650, 29-31.

I: 'We spreken elkaar even', 29

II: 'We verdwalen bij elkaar'

III: 'We omhelzen elkaar zolang', 31

 

Idema, W.L.

Tien variaties op een vertaling, maart 1991, 520, 11-15.

Bai Yuyi (772-846): 'Een rat verwierf onsterflijkheid, verhief zich op zijn vleugels', 11

1. Berijmd: 'Een rat kreeg vleugels als bewijs van zijn onsterfelijkheid', 11

2. Isofyllabisch: 'Vleugels krijgen n rat als fee', 11

3. In de trant van de Esopet: 'Zo men in de boeken leest', 11-12

4. In de trant van La Fontaine (in de vertaling van Ary Prins): 'Een rat-men kent de soort­', 12

5. In de trant van Juliana Cornelia de Lannoy: 'En rat, vertelt des fabeldichters lied', 12

6. In de trant van Mr. Willem Bilderdijk: 'Mijn epos zingt van overmoed', 13

7. In de trant van Willem Kloos; 'Ik ben een god in 't diepst van mijn gedachten/Die op de sterke vleugels aan zijn rug', 13

8. In de trant van de heer J.H. Speenhoff dichter-zanger: 'Hij was een rat, een van die kerels', 14

9. In de trant van Max de Jong: 'Zo'n klein gemeen loeder!', 14

10. In de trant van Leo Vroman: 'Al ben ik maar een grijze muis', 15

 

IJlander, Gijs

Pseudoniem van Gijs Hoetjes.

 

Imr al-Qays

M_allaqa, oktober 1970, 275, 5-9.

Vertaald uit het Arabisch door J. Brugman. Zie J. Brugman, kritisch proza, 275, 3-5.

 

Imroeoe l-Qays

[Gedichten], oktober 2003, 671, 5-7.

Ik zie ons draven naar een onzichtbare bestemming, 5-6

Angstig ben ik en van afscheid werd ik nooit angstig, 6

 

Inderwisch, Meindert

[Gedichten], oktober 1982, 419, 31.

De hervormers: 'zomaar uit de branding'

Doodsbed: 'hij keek om zich heen'

Riten: 'we kijken elkaar vriendelijk aan'

Zeven gedichten, juni-juli 1983, 427-428, 38-40.

Loterijbriefje: 'koop geen loterijbriefje', 38

Afscheid: 'weinig is houdbaar', 38

Sneeuw: 'het is nacht', 38

Tuin: 'blanke ruisende rozen', 39

Watersnaren: 'verloren zeelieden', 39

Speeltuin: 'dageraadje', 40

Veerboot: 'een winterzon',40

[Gedichten], juli-augustus 1984, 440-441, 40-41.

Duin: 'begraven in het duin', 40

Strandpaviljoen: 'het strandpaviljoen', 40

Oplossen: 'verholen toonaangevend', 41

Herinneringen: 'waar moet ik beginnen', 41

Tien gedichten, mei 1985, 450, 15-19.

Op zee: 'aan dek', 15

Heraut: 'uit het niets', 15

Halcyon: 'toen de ijsvogel', 15

Vlucht: 'in een wit jasje', 16

Regenboog: 'als een vossestaart', 16

Rapunzel: 'Startbanen, 17

Morgenstilte: 'ondanks mahler', 17

Bewegingen: 'een sIang hangt', 18

Symfonie: 'snaren van ijs', 18

Aarzel niet: 'aarzel niet', 19

 

Jacobson, Ellen

De piloot, juli-augustus 1984, 440-441, 29.

'Luister, honderd meter hier vandaan'

'Ik bied U hier aan', juli-augustus 1984, 440-441, 37.

Klein labyrint, mei 1985, 450, 35.

1. 'Naar binnen gegaan'

2. 'Met veel omhaal-nochtans'

Klein Labyrint, mei-juni 1987, 474-475, 37.

1. 'Naar binnen gegaan'

2. 'Met veel omhaal-nochtans'

 

Jager, Gert de

[Gedichten], februari 2004, 675, 20-21.

Op weg naar het hoge noorden, te midden van verspreide bezittingen: 'De zaterdag: die doorgebracht op', 20

Nooit thuis en altijd elders: 'Je zit op een vreemd terras onder pijnbomen en vraagt je', 21

[Gedichten], april 2005, 689, 26-27.

Brief: 'Zoals een moeder aan haar zoon', 26

Over de bitterheid: 'De boom geplant, het huis', 27

[Gedichten], juni-juli 2008, 727-728, 30.

Sterk zeil: 'En het moet wel zijn, vanaf',

Het grote ontkennen: 'Je kunt wel zeggen dat van alles, maar alsof er is ingebroken'

 

Jansen, Elisabeth J.M.

[Gedichten], december 1996, 589, 20-21.

            Zonder grondpatroon: 'Sinds ik van mijn moeder', 20

                        Par avion: 'Met gesponnen woorden', 21

 

Jansen, Elisabeth J.M.

[Gedichten], maart 1998, 604, 34-35.

                        Jubileum: 'Van alles wat ik deed', 34

                        Schone schijn: 'Als een reuzehoofd', 35

 

Jansma, Esther (1958)

[Gedichten], juni-juli 2006, 703-704, 12-14.

De stad in slaap: 'Iemand heeft de papieren voor morgen geordend,', 12

Picknick: 'Plek, vuur, thuis zijn verzinsels gebleken van hem en zijn', 13

Ik ben het: 'Buiten liggen de huizen nog altijd als nesten', 14

 

 

Jarry, Alfred

La Chanson du Dcervelage, december 1966, 231, 3-9.

`Et maintenant, comme vous'

Frans. Met illustraties van de auteur, 3-10. Met een vertaling o.d.t. `Ontherseningslied', 10 van J. Slauerhoff.

Ontherseningslied, december 1966, 231, 10.

`Ik fabriceerde al jaren lang lijkkisten'. Vertaling van J. Slauerhoff, opgenomen in de bundel Archipel (1923).

 

Jaspers, R.

Steen der wijzen oftewel n blauwdruk voor tien transfiguraties over hoe men goud maakt, januari 1990, 506, 13-17.

In duplo: 'Indien de megaster van zenith komt', 13.

Dans der duizend lentes: 'Weerom smoor ik-te kort van stof-', 14

Kopstaart uit slangenhaard: 'Voor al hetgeen dat wordt behalve dood', 14

De elementaire weegschaal: 'Welaan wijsgeer kook uw ei op de zon', 14

Delta aan omega: 'Opdat de jager sterft verleert hij velerlei,-', 15

Necromantie: 'In het spel dat herijkt ons verstand', 16

Magir in demasqu: 'Hij velt vonnis zonder plicht noch belangen', 16

Caleidoscopisch labyrint: 'Gelijk vuursteen schampt de kleur van robijn', 17

Voltage van geest: 'Zover het oog de maan liet varen', 17

Mozaek bij avondrood: 'Voor alchemie duidt op ontbinding', 17

Met illustratie, 13.

 

Jeltema, Margarieta

Verhaal om Anna, april 1980, 389, 34-35.

Onder pseudoniem Anna Doting.

'anna heet ze'

Liedjes voor Sanne, maart 1981, 400, 39-40.

'rosa/sara moederkat al die', 39

'we kruipen onder de kleurige deken', 39

'o sanne', 40

'je naam', 40

Weerzien, november 1981, 408, 36-37.

'zo stil sta je'

Zwaluwen, augustus-september 1982, 417-418, 49-50.

'niets kan ze meer'

La Valle des Merveilles, december 1983, 433, 26-27.

'je ligt roerloos &', 26

'in de haven slapen', 27

Vliegers, april 1984, 437, 24-25.

'was je mens &', 24

'er groeit ijs op het water', 25

Drie gedichten, februari 1985, 447, 28-29.

1. 'y' en a des filles', 28

2. 'je eet koek', 28-29

3. 'nog', 29

Zeven gedichten, maart 1985, 448, 27-29.

'dit weerbarstig wezen', 27

'toegedekt met slaap', 27

'ze ruimt van alles op', 28

'je zingt een liedje voor haar', 28

'je bent opeens', 28

'als ik je roep', 29

'de telefoon heeft je ontvreemd', 29

Een hand van steen, augustus-september 1985, 452-453 [453-454], 36-37.

'het licht trekt'

Meer dan dit, november 1985, 456, 30-31.

'grijs licht hangt voor het raam'

Getekend licht, oktober 1986, 467, 30-31.

'ik sta op met jou'

[Gedichten], maart 1987, 472, 35-37.

Een ochtend: 'je schrijft je naam', 35

Irrequiem: 'tussen blaffende honden', 36-37

Nu je dood bent: 'nu je dood bent en ik', 37

[Gedichten], september 1987, 478, 26-27.

Het rijstveld: 'als het waait loopt ze', 26

Als een bladzijde: 'je maakt een hemel', 27

[Gedichten], januari 1988, 482, 34.

Dansend: '...ballando riesci a farti'

Slapen: 'door blauw gaas'

­Dansend water, juni 1988, 487, 41/43.

'de zee omarmt het eiland'

Carthago in het middaglicht, mei-juni 1989, 498-499, 43-48.

1. 'anna liep door de polder', 43

2. 'de spaanse koning zette haar boven op een toren', 44

3. 'voor het eerst kijkt ze om', 44

4. 'in de nachtstilte-rode strepen', 45

5. 'anna glimlacht-ze leert je', 46

6. 'de condor vliegt', 47

7. 'niets is zo willekeurig als', 47

8. 'je kon wel ergens in verdwijnen', 48

[Gedichten], november 1991, 528, 25.

'vandaag liep je door talca'

'hoe onversleten de lucht'

[Gedichten], februari 1993, 543, 29-30.

Ochtend: 'je stapt naar buiten', 29

Feest: 'je stuurt een foto van', 29

Landschap: 'Jij liep door grijze straten', 30

November: 'vandaag scheen de zon', 30

[Gedichten], december 1993, 553, 29-31.

Il giardino dell'infanzia: 'wasgoed op het balkon', 29

Zomer:

1. 'ik reed in de metro', 30

2. 'het is zomer', 30

3. 'in de hoogste kamer van het grote huis', 31

 

Jia, Dao

Chinese kwatrijnen, maart 1985, 448, 21.

Een vergeefs bezoek aan de kluizenaar: 'Onder de dennen antwoordt mij het knechtje', 21

Vertaald uit het Chinees door W.L. Idema.

 

Jiang, Wei

Chinese kwatrijnen, maart 1985, 448, 21.

In afwachting van executie: 'De wijkpoorttrommen sporen aan tot spoed', 21

Vertaald uit het Chinees door W.L. Idema.

 

Jong, Martin Aart de (1966)

[Gedichten], juni-juli 2018, 847-848, 32-35.

                        In hechtenis: De dag was zacht het licht zo mooi en Amsterdam lag, 32

                        Mailtje uit Nepal: Vandaag nu ik niet schrijven kan, 33

                        De jaren trokken muren: Er was een onbekend reptiel dat alles om ons heen verslinden zou, 34

                        Iemand zei vanmorgen wit, 35

[Gedichten], februari 2020, 867, 20-22.

        Au village: Je wilt de dag beschrijven, 20

          In het voorbijgaan: Altijd gedacht dat pozie iets was 21

          Klokklok: Nog nooit zag ik ijs dat brandt, een zon die smelt, 22

 

Jong, Theo de

[Gedichten], oktober 1985, 455, 26-28.

1 Januari: 'Meeuwen zweven even wit als gister', 26

Generaties: 'Opgetogen holt ze naar het schaap dat niet opstaat', 26

Turquoise meer: 'Als turquoise geen groen en geen blauw is', 26

Lammetjes: 'Op hun knien onder haar wol', 27

Spoorloos: 'Alleen de echo hoort me', 27

Roche du Corbeau, Elzas: 'De stenen bek verbijt zijn stilte, nu', 27

Treinen, 28

1. 'De zon, achter 't Harde brandend'

2. 'Weer trekt de trein vaart aan'

 

Jonkman, Marieke

Henk van der Ent.

 

Kaal, Meertje

'Toen we de wonden van de streepjeskat verbonden, april-mei 1986, 461-462, 17.

'vannacht begon mijn poes te lachen in de gang', december 1987, 481, 28.

 

Kal, Jan

De rattenvanger van Hamelen, juni-juli 1997, 595-596, 38-39.

[I]: 'In zeker jaar, 1284', 38

II: 'Toen hij het loon vroeg voor zijn vangersloon', 39

 

Kalidasa

Aja en indumati, november 1985, 456, 3-17.

Boek VI, 3-7

Boek VII, 8-12

Boek VIII, 13-17.

Fragment uit een gedeelte van de Raghyvamsha, een groot onvoltooid episch-lyrisch gedicht dat de koningen van het geslacht Raghu van de Iksvaku's beschrijft. Vertaald uit het Sanskriet en voorzien van aantekeningen door Dr. Aaltje Beth.

 

Kanik, Orhan Veli

Achttien gedichten, september 1986, 466, 24-29.

Helling: 'Als het hiernamaals, 's avonds', 24

Feestdag: 'Kraaien, niks zeggen tegen mamma!', 24

Asfaltgedichten: 'wat is dat iets moois', 25

Op straat: 'Als ik op straat in de gaten krijg', 25

Hoofdpijn

1. 'Hoe mooi de weg ook is', 25

2. 'Zelfs als ik nu mijn huis inga', 25

Voor het vaderland: 'wat hebben we voor ons land niet allemaal gedaan!', 26

Mijn bed: 'Ik die elke nacht in mijn bed', 26

Epitaaf: 'Hij leed onder niets ter wereld', 26

Ochtend: 'Als een wijdvertakte boom', 27

Mijn linkerhand: 'Ik werd dronken en', 27

Bij wijze van werk: 'Alle mooie vrouwen dachten dat', 27

Kwantitatief: 'Ik houd van mooie vrouwen', 27

Droom: 'Ik droomde dat mijn moeder dood was', 27

Het verhaal van Ali Reza en Ahmed: ''t Is een vreemd verhaal', 28

Op reis: 'Ik ben niet van plan op reis te gaan', 28

Reis: 'De wilgeboom is mooi', 28

Zelfmoord: 'Ik moet in stilte sterven', 28

Ik luister naar Istanbul: 'Ik luister naar Istanbul, met mijn ogen dicht', 29

Vertaald uit het Turks en ingeleid door E.J. Zr­cher.

 

Keeven, Tea

Zes gedichten, januari 1973, 302, 35.

'pas'

'het binnenste beest'

'jouw violette vingers'

'Ik koester mijn zonnetje'

'engelen bengelen'

'de watergod'

 

Keizer, Jedida

[Gedichten], december 1985, 457, 37-38.

Geluk: 'Na heel lang en vreselijk leed', 37

Zelfbeklag: 'Lyriek wil ik als meester wel', 37

Bloed: 'Waarom ik bloed wil zien?', 37

Lichtflits: 'Hartverwarmend is jouw straling', 38

Verdwaalde gerechtigheid: 'Voorzichtig zijn mijn schreden', 38

De beelden: 'Roetloos staan daarginds twee stenen', 38

Zeven gedichten, oktober 1987, 479, 28-31.

Gedicht zonder taal: 'In de regen', 28

Vergetelheid: 'Mijn weten is een stil verhaal', 29

Revolutie: 'Een stap op het schip, het vergaat', 29

Winterreis: ' Kil en vluchtig is de warmtebron', 30

Evenaar: 'Eindelijk ben je opgelucht', 30

Water: 'De avond is een rivier', 31.

Einde: 'Bijna ben ik klaar met leven', 31

 

Kemper, Anne

[Gedichten], juni-juli 1995, 571-572, 56-57.

Koninginnedag: 'De 29ste april in de voormiddag vroeg', 56

Anders: 'Anders dan loper', 57

[Gedichten], mei 1997, 594, 29-30.

Flanerende meisjes: 'Kijken en gezien', 29

Naseizoen: 'Hier zwom men', 30

 

Kleijwegt, Gerrit

[Gedichten], november 1992, 540, 22-23.

Busrit van Lady Macbeth: 'ik ken u wel, weet zelfs uw naam', 22

Vertroosting: 'Hij kijkt naar de lucht', 23

[Gedichten], mei 1993, 546, 20-22.

Opvoeding: 'Vanuit de erker in mijn ouderhuis', 20

Ontmoeting met het onbekende: 'een enkele arm steekt uit de schuttersput', 21

Gelijktijdigheid: 'drie mussen bewerken een klokhuis', 22

Laat inzicht: revolutie maak je alleen/als kleine zelfstandige', 22

[Gedichten], maart 1995, 568, 30-31.

Crepuscule with Nellie (Monk 1920-1982): 'Zweeft, eerst aarzelend, in de schemering met Nellie', 30

Toen de taal: 'Toen de taal nog niet door de elementen', 31

 

Klinkenberg, Gerard van

Intermezzo, februari 1974, 315, 27.

'Het jaar is blijven staan'

 

Knibbe, Hester (1946)

Hond op de Akropolis, januari 2007, 710, 8-11.

  1. Nu de kaarten gescheurd zijn, 8
  2. De schutkleur heeft hij van het oude, 8
  3. Het is anders. Handlangers des duivels, 9
  4. Troost de hysterische robot, 9
  5. Een kind staat te zijn en vergeet, 10
  6. Bedenk hem maar eens, 10
  7. De man die het maaiveld bewaakt, 11

 

 

Koenegracht, Frank

Vijf gedichten, augustus-september 1983, 429-430, 46-47.

Naef (O-Europa): 'Boven de boeren hangt een wolkje', 46

In het aquarium: 'Misschien is het licht voor niets gedoofd', 46 Inversie: 'Beenderenloos zinkt het meer op', 46

In memoriam: 'Op een middag die ik mij niet herinner', 47

Ballade: 'Makker, niets valt mij in', 47

Epigrammen, augustus-september 1985, 452-453 [453-454], 25-28.

De blauwe vinvis: 'Hij wil een paar deuren breken', 25

Opdracht: Voor T.

Rug gebroken, verder goed: 'Het is hier absoluut niet pluis', 25

Performance: 'De zon daalt', 26

Excursie: 'Onze begeleider was al oud', 26

1975: 'Het waren mooie jaren toen', 26

De keizerlijke boodschap: 'De keizer heeft jou, nietig schepsel aangewezen', 27

Opdracht: Voor Harry

Spaart u zegels, gelukkig niet: 'Water, Christus in Limburg, Chef', 27

Vuilniszakken: 'Het vrolijke van de vuilniszakken', 28

Een gezonde Hollandse jongen: 'Hoe ik er kwam ben ik vergeten' 28

Met aantekeningen, 28.

[Gedichten], juni 1988, 487, 19-20.

Voor 31 december: 'Nacht was het, nacht', 19

Verschijning: 'Op een avond die ik mij niet herinner', 20

Epigram: 'Op zekere avond zijn wij dood', 21

Zwaluwstaartjes: 'Licht doorzeef de lampekap maar eens', 21

Borges: 'Was blind en leefde in een bol', 21

Credo: 'Vals kronkelt de singel', 22

Strandscene: 'De zon komt op de mens is vrij', 22

Heb je alles bij je: 'Vissen met Verschoor is rustig en goed', 22

'MEERMALEN maak ik mij druk om niets', 22

[Gedichten], juli-augustus 1990, 512-513, 41-45.

Stationspsalm: 'We zaten in onze eigen trein, Heer', 41

Slaapliedje: 'Slaap maar liefje, ik hoop dat je droomt', 42

Opdracht: Voor Harmke

Jeugd: 'Het zijn de kleinen', 42

Begrafenis van oom Frits: 'De weduwe', 42

Epigram: 'Komen er twee ogen naar je', 43

Herfst: 'Hoofd dat niet kan slapen', 43

Epigram: 'En nu dan bloeddruppeltje', 43

Huwelijk en gezin: 'Het onweer is de vader van de dingen', 44

Tante Palazzoli vertelt: 'Jullie krijgen niets meer te eten', 44

Slaapliedje: 'Ik ga slapen want ik heb slaap', 44

Epigram voor Chet Baker: 'Wat huilen die twee toch', 45

Meiregen, maak dat ik groter word!: 'Mijn meisje woonde rustig', 45

Epigram voor Lucebert, november-december 1997, 600-601, 57-57.

Thema: Risico.

'Ze dragen allebei een hoofd, de duivel en god', 57

                        'Kan een dwerg de zee verplegen? hagelt het', 57

Vadertje zoetwatergids, augustus-september 1999, 621-622, 8-10.

            'Mijn vader is van lieverlede nu', 8

'Hij sprak al zijn medewerkers en alle vogels', 8

'Door de lucht gingen de wolken', 9

'Iemand moet hem belasterd hebben', 9

'Dus dit is mijn vader', 10

'En de wind rustte uit', 10

 

Kom, Antoine de (1956)

[Gedichten], mei 2001, 642, 21-22.

De thuiskomst van Cesare Borgia: 'thuis cesare doe alsof je thuis', 21

Cacata carta: 'zo dan? gaius? .... dit wordt niks. jij zong', 22

[Gedichten], juni-juli 2002, 655 [655-656], 32-33.

Waarheid is een naakt uit Uruguay: 'naakt juana je naakte lichaam sprak', 32

Zomer & winter nota bene bijna in hun blootje: 'hoezo is liefde loom en zomerend en winters?

eet jij dat', 33

Thema: Het lichaam.

[Gedichten], februari 2003, 663, 9-10.

vanboven vellen bruin vanonder: wit je zit weer zwembroek, 9

zijn dt dan knetterende kiemen: van die fijne splinters bot beton metaal, 10

[Gedichten], november 2003, 672, 9-10.

die hun ogen even opendoen dan niet meer, 9

je liet me in het donker toe: waar bladeren als gnomen, 10

giraf in syndeys dierentuin taronga zoo, augustus-september 2004, 681-682, 33-34.

zo snuffel je aan hoge rotsen terwijl je uitkijkend, 33

[Gedichten], maart 2005, 688, 8-9.

thuis van de zilverberg: 'ben je op losgebroken betekenissen', 8

met ruisende vleugelslag, 'kwamen ze als in een wolk witmetalen veren', 9

[Gedichten], juni-juli 2006, 703-704, 48-49.

ze had het over groen: 'de bladeren het gras waarin ze lag', 48

je bent het meisje met de glazen vis: 'de gele vis die heel graag vis wou zijn', 49

[Gedichten], januari 2007, 710, 28-29.

daar stonden er opeens 3 te wankelen: op het droge beschuitgras, 28

ht probleem van de slavenhouder: is dat ie zo lijkt op zijn eigendom, 29

[Gedichten], juni-juli 2007, 715-716, 45-46.

tot ik: 'mijzelf raakte in mijn slaap', 45

bijna stilstaand net nog stoppend: 'op een kruising', 46

'Kunnen we niet van de tijd af?', april 2008, 725, 27-28.

na dagen al hamra, juni-juli 2010, 751-752, 53.

'waar hun wonden eindelijk in schoonheid'

(muscat: maart 2010)

[Gedichten], december 2010, 757, 30-32.

lichtland: 'op de valreep groet etienne zichzelf en zijn', 30

etienne: 'terwijl weer het huis van de meest omstreden 65-jarige passeert', 31

leegland: 'een korte tocht door de kille herfst voerde ons', 32

[Gedichten], mei 2011, 762, 10-12.

ergens in damascus: 'A.D. 2011: wij aten in ene licht turkooizen zaal', 10

bij de ingang van de citadel: 'werden wij ontvangen', 11

het is de dag van de arabische liga: 'en onlangs vond men', 12

[Gedichten], december 2014, 805, 9-10.

'het is hier druk vandaag', 9

(Leo Vroman 1915 – Dallas/Fort Worth Airport Delta Skylounge 8 May 2014)

'Have you ever', 10

(Leo Vroman 1915 – over the Atlantic on Air France 10 May 2014)

[Gedichten], augustus-september 2016, 825-826, 34-36.

         Ik kan me wel aanhouden, 34

          het waren weer de schuurmachines, 35

          nog iets nodig voor de inrichting?, 36

 

Komrij, Gerrit (1944-2012)

[Gedichten], november 1965, 220, 34.

Weigering: `In een museum loopt men langs veel lijken'

Willem Kloos: `Er zijn in Oostenrijk veel hoge bergen'

[Gedichten], februari 1966, 223, 16.

Du musst verstehn: `Als kind vond je een puntenslijper 't fijnst'

Droom: `De opperman verkracht zijn korifee en'

Kloostertuin: `We gaan vanavond naar de Zomertuinen'

[Gedichten], augustus-september 1967, 238, 38-39.

Weerzien: `Valt er van dit weerzien iets te hopen?', 38

Niet naar de dierentuin: `We plukten appels van wildvreemde bomen', 38

Vergeetachtigheid: `Wee mijn Jozef, driemaal as op mijn hoofd!', 39

Slakkenhuis: `De melkkruk werd op een zekere dag zo groot', 39

[Gedichten], november 1967, 240, 33.

Hond: `Je wandelt op twee benen van taai-taai'

Agave: `Oh agave, plant van mijn later jaren...'

Een gedicht: `De eerste regel is om te beginnen'

[Gedichten], januari 1968, 242, 25.

Jan Klaassen spreekt: `vanavond heb ik toch een mens gezien'

De ladenkast: `Bij aller volken tal is de nieuwsgierigheid'

Vijf gedichten van de Spiering en de Wind­buil, maart 1968, 244, 18-20.

1. `Het oude hotel was bezet tot aan de vliering', 18

2. `"Nee mijnheer, ik kan u niet betalen", zegt', 19

3. `"Ga je weer gek doen?" vraagt de Spiering beducht', 19

4. 'Soms heeft de Spiering van die vuige dromen...', 20

5. `Ze hebben weer eens ouderwets gelachen, toen', 20

[Gedichten], mei 1968, 246, 24-25.

Te laat en ingevuld: `We gingen in een bos vol opgedoekte bomen', 24

Huwelijk: `Ik stap het bordes af in een statige bruidstooi', 24

Pluimsteken: `Ik lig bij Charles en moet een spreekwoord zeggen', 24

De jeugd van mijn held: `In ieder dorp stond nog een watertoren', 25

[Gedichten], januari 1969, 254, 37.

De reuze overbodige dood van Malle Jopie: `Je was jong nog, toen jouw zuster stierf'

Danse macabre: `Hij heft, van tafel opstaande, het helder glas'

Reclame, zo'n kunst: `je liep met Jezus door de Kalverstraat'

[Gedichten], mei 1969, 258, 33.

De dood als vaas: `De dood is als een vaas, waarin je valt'

Op je rug: `Het is of je een commode op je rug draagt'

Vijf gedichten, augustus-september 1969, 261-262, 19-21.

Eoos en de cycloop: `Toen de fanfare op een ochtend aan je deur', 19

Dodenpark: `We wandelden des avonds door de tuinen', 19

Zang van de gebroken ogen: `Is niet de kist de voorruste des grafs?', 20

Het stervensuur van een veertigjarige tot zijn verzamelde vrienden: `Wacht u voor een natuurlijke dood; het bot', 20

Met nat zeil: `je stopt twee anjelieren in je oren', 21

[Gedichten], juni-juli 1970, 271-272, 44.

De ziekenbarak: `je vraagt je af waarom je altijd maar'

De verhuizing: `'t Begon eerst zo onschuldig; toen we met onze'

Bruiloftsfeest, februari 1971, 279, 20-21.

Zeven uur: `dat 't feest beginnen zou, dat stond wel vast', 20

Negen uur: Het onkruid van de broodjes is gewied', 20

Elf uur: `Haar sluier stond nog altijd even strak', 21

Een uur: `Toen, na het bruiloftsfeest, de allerlaatste gast', 21

[Gedichten], juni-juli 1971, 283-284, 25-26.

Een boodschap: `je ging de stad in om een schemerlamp', 25

Weg met alles: `Je had jezelf nog wel zo voorgenomen', 25

Aan tafel: `Opeens zag je de slangen overal kruipen', 26

Lampionnen en guirlandes: `Varend op een versierde staatsiesloep', 26

[Gedichten], oktober 1971, 287, 37-39.

Een glaasje melk: `Deze man gooit tuba's in een trechter', 37

Een goed gesprek: `We stonden als potplanten op de straat', 37

Een meevaller: `Hotel "De Ponderosa" was, de eerste weken', 38

Op een vaas van Emile Gall: `Zo'n heel mooie vaas, je', 38

Hoop verloren, stank bewaard: `Een soort van goddelijke bries was', 39

Een namiddag: `Je zit, in je met goud bestikte jupe, frle', 39

[Gedichten], juli-augustus 1972, 296-297, 34-37.

Het boze bos: 'Bij avond wordt het bos zo heel, heel anders', 34

Lyrisch: 'Wat zijn de sterren vanavond weer mooi', 34

De wandelende reus: 'De reus met zijn machtige hoofd, dat', 35

De rijke weduwe: 'Er was tot aan de allerverste horizon', 35

Achter de coulissen: 'Zizi Maelstrom was een grote vedette', 36

De dichter: 'Toen het letterkundig tijdschrift', 37

Drie gedichten, oktober 1972, 299, 22-23.

De praalstoet: 'Als je maar lang genoeg blijft zitten, komt', 22

De Apollo van Elephantinopolus: 'De jongen met zijn blauwe huid, zijn dieren', 23

Doloroso: 'De bleke vrouw ("haar schoone pantoffelen"), 23

­Op de planken, oktober 1973, 311, 11-13.

1. Waarin van Sacha Culpeppers werkelijk geheel onbelangrijke misgreep verteld wordt: 'Culpepper was, voordat hij Zizi zag', 11

2. Hoe Sacha Culpepper ontdekt werd: 'Als kind was sacha al vaak figurant, 11

3. Vervolg op Hoe Sacha Culpepper ontdekt werd: 'Het daverend applaus zou hem lang heugen', 12

4. Waarin we Culpepper onder meer laveloos aantreffen: 'Snel verspreidt zich de faam van Culpepper', 12

5. Waarin Sacha Culpepper beseft dat het vrijgezellen bestaan niet altijd alles is: 'Maar soms kwam een moment-wanneer hij naging', 13

Vijf gedichten uit een groter geheel, ondertiteld 'Episodes uit het leven van de tragdienne Zizi Maelstrom en de toneelkunstenaar Sacha Culpepper'.

De stenen van Veneti, maart 1975, 328, 21-24.

Bleke roeier op weg naar de stad: `Je zag een roeiboot van het Lido komen', 21

Het labyrinth: `'t Was in de Calle delle Case Nove', 21

De droom van een dorpsjongen: `Nu ken ik alle kaden, alle stegen', 22

De stad: `Hier dolen dode vogels, zweven grandes', 22

De stank: `Vandaag stonk alles werkelijk dubbelop', 23

In de nacht: `De muzikanten op het Marcusplein', 23

Hutten en paleizen: `Het is benauwd. Het is altijd benauwd', 24

Zes gedichten, april 1977, 353, 29-30.

Koude springstof: 'De bleke Armenirs uit de fabriek', 29

De thuiskomst: 'Ferm gedrild was de meid. Slaven en sloven', 29

Hij danst op spijkers: 'Verzen die martelen, regels die zeer doen', 29

De annunciatie: 'Komt hij nog? Komt hij nog? dacht ze gespannen, 30

Een marconist smeekt de zegen af: 'Neem een gemakkelijk rijm als dat', 30

Liggend in het gras: 'Zie hoe de Zeppelin hangt, Doodsbang', 30

 

Koopman, Marcel (1952)

Of zoals, oktober 2010, 755, 25-27.

'zoals'

 

Kopland, Rutger

Pseudoniem van R.H. van den Hoofdakker.

 

Kortz, Olga (1985)

'Het is de drank', januari 2011, 758, 15.

als je me kent, januari 2012, 770, 24.

'Onder lichte'

'Hoor ik liefde', april 2012, 773, 19.

Nachtgedachte, oktober 2012, 779, 4.

'In mijn slaap'

'Jij ving'

Gestalt Switch, januari 2013, 781 [782], 23.

'De dag is'

Zomersproeten, oktober 2013, 791, 4.

'je zei:'

[Ketamine], december 2013, 793, 19.

'Ik heb het uitgemaakt met ketamine'

Weer geil, maart 2014, 796, 38.

'Een beetje vermoeiend'

 

[Gedicht], augustus-september 2018, 849-850, 20.

                        Opeens twee jongens: getroffen door horizontale bliksem, 20

 

Korteweg, Anton (1944)

`vooral als ze de zachte handen slaat', februari 1970, 267, 19.

Aus dem Sterbregister der Pfarrei St. Jacob ob der Tauber, augustus-september 1970, 273-274, 34-36.

1. `op de leeftijd van 54 jaar min 7 weken', 34

2. `Anna Maria Bierhalsin, eerzame echtgenote', 34

3. `de eerzame George Meder, vorstelijk paardeknecht', 35

4. `6 september werd Zacharias Schalck', 35

5. `25 januari stierf Johann George Tillui', 36

Unofficial history, januari 1974, 314, 30-31.

Le gnie du christianisme: 'Op 16 Maart laatstleden werd', 30

Schertsenderwijs: 'Te Boworok, Rusland, overleed onlangs', 31

Salpin-organon: 'De heer G. van Oeckelen heeft', 31

De gegevens voor 'Unofficial History' zijn ontleend aan de Overijsselsche Courant, 29-04-1825.

­[Gedichten], februari 1991, 519, 39-40.

Leiden: 'In Leiden hou ik het graag simpel en hetzelfde', 39

In den vreemde: 'Den Haag. Ik voel me er zo ver van huis', 39

Aldaar: 'Niet in de juiste tijd', 40

Johannes Vermeer, Meisje met een tulband: 'Ze lijkt wel voorheen God !-de ogen van', 40

Teylers: 'Bij Katwijk aangespoeld, lig je in Teylers', 40

­[Gedichten], mei 1991, 522, 39.

Tunnels: 'Gebruik de tunnel, staat er, en, die raad gevolgd'

Crematorium: 'Je gaat er met de bus of tram naar toe'

[Gedichten], oktober 1991, 525 [527], 25-26.

Vreemd: 'Onlangs, tussen Sittard en Weert', 25

Succes-agenda: 'Op de 26ste dag', 25

2 SAMUEL II, 2-6: 'Omdat wij branden van nefast verlangen', 26

Goede strijd: 'Hoezo goed? Wat gestreden? Waar ik niet tegen', 26. Juiste versie: 528, 46.

Raad: 'Melancholie des onvermogens? Nee, niet meer', 26

Goede strijd, november 1991, 528, 46.

'Hoezo goed? Wat gestreden? Waar ik niet tegen'

Correctie van 525 [527], 26.

[Gedichten], juni-juli 1997, 595-596, 54-57.

Oor: 'Van al wat er hoort bij een hoofd', 54

Air-wick: 'Alles wat ons niet bevalt', 55

Werkcoup: 'We moeten, zegt ene heer met snor', 56

Fietsend: 'Knalhard in de herfst schiet mijn voorband', 57

[Gedichten], november 1998, 612, 38-40.

            Ongelijke strijd: 'Aan de           andere kant van het net', 38

            Troost: 'Als hij zijn sterke punten goed gebruikt', 39

            Plok: 'Het gezicht van het oog', 40

[Gedichten], februari 2001, 639, 29-30.

            Congres in Dakar: 'In wat ooit een weverij', 29

                     Vinden: 'Al jaren niet meer stom van jongigheid', 30

[Gedichten] februari 2001, 639, 29-30.

Congres in Dakar: 'In wat ooit een weverij', 29

Vinden: 'Al jaren niet meer stom van jongigheid', 30

[Gedichten], maart 2005, 688, 16-17.

Aan mij de toekomst: 'Als blijkt dat ik niet iemand was', 16

Zestig: 'Tienduizend morgens nog, denk ik.', 17

[Gedichten], maart 2007, 712, 26-27.

Komt goed uit: Ik woon in een wijk met beschaduwde lanen, 26

Alles goed: Leuk aan zo lang al samen, 27

Gesprekje: Moet ik bij leven zelf, 27

[Gedichten], , februari 2008, 723, 24-25.

Na jaren weer eens met mij: 'Ik ben na halfslachtig verweer', 24

Voor de brug: 'Ik moet wachten en zie tot mijn schrik', 25

[Gedichten], december 2010, 757, 20-22.

Eigen schuld: 'Als ik een bosje ranonkels', 20

Gloeiend aaneengesmeed: 'Na nogal wat zelfmutilatie', 21

Pijn: 'Pijn is strikt verticaal:',

[Gedichten] februari 2012, 771, 18-19.

Verstand op nul: 'Vandaag naar A, morgen naar B, op C volgt D,', 18
Onderweg: 'Koeien, gestoord, staan krakkemikkig op;', 18
Samen op weg: 'Nooit zit er eens een steentje in haar schoen', 19

Inwoner, juni-juli 2014, 799-800, 37.

'Beschouw hem als je gast,'

[Gedichten], oktober 2016, 827, 21-22.

                        Door struiken heen en heg: De weg is doorgaans oneffen,, 21

                        Wat moet hij anders: Hij golft, hij bridget, stemt op de VVD,, 22

                        Moest dat nou zo?: Vanuit Het Niets kon het toch alle kanten op?, 22

[Gedichten] oktober 2019, 863, 16-19

          Een pleidooi voor inpandige afbouw: Ik begrijp het allemaal wel, 16

          Over wat ik beter hoor met apparaatje achter ieder oor: Sinds kort draag ik tussen elk oor           en hoofd, 17

          Saldo: Ik loop op mijn armen met stokken, 18

          Opstaan: Eenmaal de dag in geduwd, 19

[Gedichten], december 2020, 877, 18-20.

                        De schrijn van Hagestein: Boven mijn afgematte lijf een vlucht, 18

                        Brasserie Streek, Culemborg: Een eersteklaswagon van voor de Grote Oorlog, 19

                        Fijn mens: Sta me vol ongemak, 20

[Gedichten}, juni/juli 2021, 883, 29-32.

                        Niet eerlijk: We zijn al aan t verzakken; de spinnen, 29

                        Boomer Narcissus op Aarde: Aarde: vervaarlijk rond., 30

                        De parel aan de Lek: Je ligt gewoon aan de Lek,, 31

                        De oester aan de Lek: Geen stadje in ons als een pannenkoek, 32

 

Kossmann, Alfred

I remember Anna, februari 1964, 199, 19-20.

`Toen ik dat las, Cornelis Bastiaan'

Bevat het gedicht 'Made in Rotterdam' van C.B. Vaandrager, Gard Sivik, p.32.

 

Kouwenaar, Gerrit

[Gedichten], november 1966, 230, 25-27.

Thuiskomst: `haast of je thuiskwam', 25

Ervaring: `De stad verlaten, motoren en gras maken onbehagen', 25

Feit: `De nauwkeurigste vorm van de wartaal', 26

Niets is alweer onwaar: `De werkelijkheid doet maar wat', 26

au au: `Ik eigen mij niets toe', 27

[Gedichten], juni-juli 1967, 237, 28-29.

Goede zomer: `Ruikend creosoot in de veroverde badkuip', 28

Het woord vreselijk: `Het woord vreselijk : eertijds vertaald', 29

[Gedichten], februari 1969, 255, 17-21.

Zie de dagbladen: `Schrijvend aan een collega', 17

De generale lijn:

1. `Als men een broer heeft moet men hem vragen', 18

2. `alle steden van toen zijn duurzaam', 18

3. `men herinnert zich een middenstandsstraat', 19

De moeilijkste naam; `De moeilijkste naam had loewie', 20

Drs van Schaffelaar: `Hoewel de stenen marva van de generaal', 21

[Gedichten], juni-juli 1971, 283-284, 31-33.

Heel helder: `Heel helder kegelt hij de mist van tafel', 31

Decor in drie bedrijven:

1. `Hetzelfde decor als gisteren', 31

2. `tussen gisteren en nu was het donker', 32

3. `vandaag hetzelfde decor', 32

Theedrinkend in omgeving: `De vlieg zoemt in de zomer', 33

 

Krol, Gerrit

Verzekering, 25-10-1961, 128, 13.

'Hoort hoort het avontuur dat mij'

[Gedichten], juni 1964, 203, 44.

Een nieuwe kennis: `Het was een lange meid'

Fortune: `Ik wacht op de thee en lees in Fortune'

God, september 1964, 206, 29.

`Het laatste nieuws van de theologie'

Athletiek, november 1964, 208, 40.

`Junior heeft gelopen'

Rest, december 1964, 209, 27.

`een vrouw, wat is een vrouw'

Zeven gedichten, januari 1965, 210, 18-21.

Ontmoeting: `Opnieuw moesten wij, noodlot', 18

November: `Er dringen geen geluiden door', 18

Landschap: `Ik ben na jaren', 19

Het nieuwe kanaal: `Ik weet het niet, de aarde', 19

Kleine oorlog: `De illegalen zijn weer gevaarlijk', 19

Delfzijl: `Het spoorbiljet werd in de trein reeds afgegeven', 20

Uit het tekenboek van Rauh: `Voorop de vleermuis die in vallende staat', 20-21

Het meisje van Steinberg, maart 1965, 212, 19.

`Het meisje van Steinberg gezien'

[Gedichten], juli-augustus 1965, 216-217, 40.

Niet te beschrijven: `Niet te beschrijven'

Gesprek: `Het is mijn hulpvaardigheid'

Het stappertje, november 1965, 220, 27.

`Zijn been gooit hij naar voren'

[Gedichten], december 1969, 265, 25-26.

Over ijdelheid: `Wie met een revolver schiet', 25

Over onze relatie tot de dieren: `het vogeltje dat op een tak zit', 25

Over bepaalde voornemens: `Bijv. wat ik altijd wil maken is', 26

[Gedichten], april 1970, 269, 3-5.

Over het nut van een afbeelding: `Ik denk in dit verband aan', 3

`Over het meisje dat ik in', 3

De nieuwe ader: `Een stoel, bijv. een kantoorstoel', 4

N.a.v.: Stephan von Huene's `Foot' (leather, wood), 1964.

Heb ik aanleg voor wetenschappelijk onderzoek?: `ja', 5

[Gedichten], augustus-september 1976, 345-346, 24-26.

De onvoorstelbare rijkdom van het dagelijkse leven: 'Om een voorbeeld te noemen: Marie, hoe zij', 24

Carlos en de IBM: 'Toen wij in Poughkeepsie, USA', 24-25

Groningen: 'Ach, die steenkoude winternachten dat ik', 25-26

Tweede klas: 'Wat ik wel 's zit te doen in de trein', 26

Opdracht: Voor Ellen.

 

Krijgsman, Esther (1967)

[Gedichten], mei 2017, 834, 39-40.

                        Drie gedichten:

                        I: Mijn moeder is mijn naam vergeten, plakt, 39

                        II: De kamer is ineens te klein voor wat ik zeggen wil., 39

                        III: Het was november en jij viel, 40

 

Kuijten, Andr

[Gedichten], 29-12-1961, 137, 14.

Short story: 'Wachten heeft geen zin'

Na de overwinning: 'De mist die het raam snijdt'

Vlucht voor de herfst: 'De vogel vind je gevlogen'

[Gedichten], 07-03-1962, 144, 8.

Mare: `na al te lange vrede'

St Michael: `Als dan de slag gewonnen of verloren is'

[Gedichten], 28-03-1962, 147, 16.

Zondvloed: `Bij zijn ontwaken'

Einde: `Stroomt dood'

[Gedichten], 09-05-1962, 153, 12.

Slaapt alleen, tenslotte: `Die niet meer weet'

Einde: `Een grote rust is over hem gekomen'

Liefde voor later: `Liefde voor later? van dit ogenblik'

Drie losse gedichten, 20-06-1962, 159, 15.

`De regen reikt hoger'

`Als je ingespannen luistert'.

Opdracht: Voor J.G.T.

`Tijd is onder hem uitgelopen'

[Gedichten], 25-07-1962, 164, 8.

Brief: `Ja, ik heb je wel herkent'

Voor S.V.: `Jazz zou je doof moeten maken'

Drie gedichten, 24-10-1962, 177, 13.

Hier een: `die het tijd vindt af te rekenen'

Gene zijde: `Voorzichtig, maar onvoorstelbaar'

Het regent: `witte vlekken en vals licht'

Hightide­, 17-01-1963, 186, 35.

'From Es Vive to Figueretas-hill'

Engels.

Bij gebrek aan beter een angstig gedicht, mei 1963, 190, 42.

'Heb ik liefde gewild, en gekregen?'

 

Kuik, Dirkje (1929-2008)

[Gedichten], maart 1964, 200, 38.

Onder de naam William D. Kuik.

Uitzicht: `Gespiegeld in dun vensterglas'

Voor Tollens: `Het grauwig schilderij van thorax, voorhoofd'

Stilleven: `Opgesteld naast de koperen salamander, het rookstel'

Geesten bestaan, april 1964, 201, 40.

Onder de naam William D. Kuik.

1. `Als Teetje, uit de mast geslagen'

2. `Inderdaad, het leven telt, geesten bestaan'

[Gedichten], juni 1964, 203, 26.

Onder de naam William D. Kuik.

Oud model: `Een eendenmossel in vloed'

Ongewenst: `U kunt niet meer verlangen'

Houtsnijder: `Hij sneed zichzelf in hout'

Utrechtse figuren, juli-augustus 1964, 203-204 [204-205], 28.

Onder de naam William D. Kuik.

Mechanisch orgel: `Aan De Meester'

Opdracht: Voor Ton Bruynel.

Een oude man klaagt

1. `het is onwaardig heer

2. `jarenlang schreef ik, o heer'

Opdracht: Voor de oom van Willem van Malsen

Retour: `Zie ik de esdoorn in de tuin'

[Gedichten], oktober 1964, 207, 33-34.

Onder de naam William D. Kuik.

Opening van een expositie: `Noch het kennersrot aan deze verlopen geschiedenis', 34

Met notitie op pagina 34.

Aangevreten asphaltcopie: `De vrouw in crpe de chine verlept als een cyclaam', 33

Met notitie op pagina 34.

Voor Cynthia: `Cynthia, de vale rode vos', 33

Anecdote: `het lichter dan water', 33

De splijtzwam: `De splijtzwam is nog niet gekist', 34

Opdracht: Voor Mevrouw A.B.

Triptiek voor een oude amateur: `nadenkend staart de oude man', 34

Mislukte ets: `Dode glazenzemer', 34

4 december, december 1964, 209, 21.

Onder de naam William D. Kuik.

`Nu, boven, zong het kinderkoor van Jacob Hamel'

[Gedichten], februari 1965, 211, 18.

Onder de naam William D. Kuik.

Atjehganger: `De vijver ligt zo stil'

Zoon van Saul: `Mephiboseth krauwelt zich voorzichtig'

De egel, maart 1965, 212, 32.

Onder de naam William D. Kuik.

`Naast de muis met handen, de dode mol'

Aftocht, mei 1965, 214, 17-18.

Onder de naam William D. Kuik.

1. `De photograaf liet zich betalen', 17

2. `Hoog boven op de rotte houten spoorbrug', 17

3. `Weg is die spijker, zet je petje af en veeg je neus, 17

4. `Men lost de wacht af bij de volle kolenschuit', 18

Nature Morte: `Stil eenzelving oerwoud', 18

Iets als de charge van de lichte brigade of de kurassiers van Rezonville voor mijn overgrootvader, 26, 27, 28 november 1812, mei 1966, 226, 14.

Onder de naam William D. Kuik.

`Het is niet meer dan nutteloze lont'

[Gedichten], februari 1967, 233, 29.

Onder de naam William D. Kuik.

Estheet: `De kazuifel geeft met het geduldige uiterlijk van de nijvere wever'

Voor Horatius: `Van verse snijbloemen houd ik niet'

[Gedichten], april 1967, 235, 25.

Onder de naam William D. Kuik.

Goedkoop eethuis: `Spiegel is opoe'

Voor Kuyper: `Ik zit en zie het uit lijn twee'

Voor Walter: `Eigenlijkheid houd ik van de winter, Mitty'

Volgens Valry, augustus-september 1967, 238, 54.

Onder de naam William D. Kuik.

`De dieren des velds'

Winst en verliesrekening voor x, y, z en enige Venetianen, april 1968, 245, 30.

Onder de naam William D. Kuik.

`Men rijpt als een goede appel'

Met notities.

[Gedichten], oktober 1968, 251, 26.

Onder de naam William D. Kuik.

Anecdote: `Nu pas hoorde ik het verhaal'

Aangeschoten herfst: `Als de blaren weer opgejaagd worden'

[Gedichten], januari 1969, 254, 38.

Onder de naam William D. Kuik.

Piep. Een vormstudie: `Piep, piep, piep, piep (lang)'

Vlaams volksvertelsel: `Achter het bureau, mahonie, de dwaas'

Weegschaal: `Men kan worden'

Opdracht: Voor mijn dove Oom S. en Betjeman.

Reisverhaal voor Waldemar, oktober 1969, 263, 23-24.

Onder de naam William D. Kuik.

1. Proloog: `De roerdomp knijpt', 23

2. Utrecht afbraak van de Jansstraat: `Emmich Emmanuel', 23

3. Rdbyhaven: `vroeg staat de autobus voor het station', 23

4. Gezicht op het eiland Taasinghe: `De verborgen vijver, het klateren van de beek', 24

5. Svendborg: `Onvolwassen sta ik te denken', 24

6. Broholm: `tegen de avond draaien de zwanen', 24

[Gedichten], maart 1970, 268, 20-21.

Onder de naam William D. Kuik.

Wandeling: `hang de huik, hongerige meeuw', 20

Huiselijk vergezicht: `De zuil, verbrokkeld beeld', 20

Zeegezicht: `De zee staat dof', 21

Historie: `gauguin', 21

Buiten tekenen, december 1970, 277, 31.

Onder de naam William D. Kuik.

Leesbibliotheek Roundstone: `Kijk vreemdeling duidelijk'

Baai van Roundstone: `In het houten huis droomt'

[Gedichten], februari 1978, 363, 29-30.

Onder de naam William D. Kuik.

Tweegesprek op een Leidse schuit: 'Krombenige bedaarde wandelaar, bedenkelijke jager', 29

Opdracht: Voor moeder Aagje

Schoonvader: 'Zijn vader, boer, verachtte hem', 29

Lief dier: 'Maar Potter mevrouw, laat ze de lieve dieren', 30

Theetuin in de avond: 'De hoed op de bleke maan', 30

[Gedichten], november 1978, 372, 30-31.

Onder de naam William D. Kuik.

Ode aan de Rijnlaan, 30:

1. 'Dat vond ik wel aardig, het logeren'

2. 'Krombenig is het kind en mager is de tante'

3. 'Ik geloof mijn vader was haar zeer genegen'

Opdracht: Voor Tante Jans

Reis naar het Noorden: 'De kat zat op mijn schoot', 31

Opdracht: Voor F.

Beloofd land: 'Luie witte huizen klimmen', 31

Opdracht: Voor Shekel.

[Gedichten], juni-juli 1980, 391-392, 25-26.

Namiddag bij de buren: 'Soms, men kent ik denk het zeverige moment', 25

Biedermeier: 'het is een aardig stukje schilderwerk', 25

Opdracht: Voor Kpke

Klein Arkadi: 'Kom lente-achtig koel zomer', 26

Opdracht: Voor Eva Kuyper.

Het zwart konijn, januari 1982, 410, 20-21.

'Van lappen tekkels, het speelgoedbeest'

Opdracht: Voor Lonneke Uittenbogaard.

[Gedichten], oktober 1982, 419, 21-24.

Cornelia, het meisje uit de ABC-straat: 'Cornelia is een glas, gebroken', 23

Liedje voor de poes: 'Wat zit je toch te dromen puntoor miezel', 23

Uithangbord: 'In een schuitje kun je roeien af en aan', 23

Met bijbehorende rijmprenten van de auteur, 21, 22 en 24.

Het huis, april 1983, 425, 12-16.

1. 'Men komt terug, een wandeling aan zee', 13

2. 'Verborgen is het kind', 15

3. 'Lees jij dat, de moeder spot', 17

4. 'Het huis je bent het zelf, erken', 17

Met illustraties van de auteur, 12, [14], 16.

De deense dog, mei 1985, 450, 28.

'Het voorjaar in de handen, een potisch beeld'

Australisch soldatenliedje, februari 1991, 519, [2].

'Een blikken pispot op je hersens'

 

Kuik, William D.

Zie Dirkje Kuik.

 

Kunst, Jos

Zeven gedichten tegen de dood, april 1979, 377, 30-33.

Theodicee: 'De bleke bulgod zwijgt en zweet. Zacht raast zijn adem', 30

Afstand: 'De boom en de muur staan in de vochtige schaduw', 30

Tweede lichaam: 'De krachtpop sluit. Het hoesten kan niet doorgaan', 31

Stalingrad: 'Ik weet nog wel, hoe nacht en licht', 31

Hoogtevrees: 'In mijn borst beweegt een dikke bloeder', 32

Wachten is waanzin: 'O, 't walglijk water van de zee te moeten drinken', 32

Mineraal: 'Uit een steen komt tenslotte niets meer dan zwaarte', 33

Negen gedichten tegen de dood, juni-juli 1979, 379-380, 43-46.

Osiris: 'De kleine ritselregen en de witte lucht omgeven', 43

Subway: De krans van onlicht neonlicht om wat ik zie', 43

Offerdier: 'De regen valt vanzelf rechtvaardig maar zo moe', 44

Worm: 'Er groeit een lange worm in mij, die mij verandert', 44

Wachtkamer: 'het is nog precies als het vroeger was', 44

Nature Morte: 'Ik leg het moede hoofd maar in de brijpot neder', 45

Kauwen en slikken: 'Luister glas tegen tandbeen brekend trekt geen bloed', 46

Bepaling: 'Stelsels van planken huilend van de trap', 46

Uitworp: 'Vaarwel godskwal vliegend door de hoge nacht', 46

Acht gedichten tegen de dood, oktober 1979, 383, 36-39.

Masker: 'Gelaagd als smeltsteen maar door eigen groei ontzet', 36

Tussenwezens: 'Het lichtvliegt aan horizontaal en grijpt de regen', 36

Castricum: 'Hitte verstoft zonlicht niet te ademen dik', 37

Net als iedereen: 'Ik strek mijn lijf en nek geknepen droge erwten', 37

Afscheidswoorden: 'In godsnaam opstaan en weggaan om eindelijk', 38

Ondode: 'Mijn bloed is koud en hol en voelt de oude honger', 38

Max Ernst: 'Rest van het ruwe schaamhaar van de oude aarde', 39

DCLXVI: 'Toen ik ontwaakte in een wereld zonder leven', 39

Zes gedichten tegen de dood, december 1979, 385, 17-19.

Monument: 'Dit urinoir bewaart de doodstrijd die de kaalklem', 17

Impasse: 'Glas kan van licht geheel doorschenen zijn toch kaatst', 17

Feiten: 'Kijk alle mensen zijn verwisselbaar ze wandelen', 18

Oorsprong: 'Lopend door lege huls van stilte en geluiden', 18

Binnen & Buiten: 'Onder zijn gladde huid is deze kleine steen', 19

Final stage: 'Parklandschap met bejaardenoordengroen', 19

Zeven gedichten tegen de dood, februari 1980, 387, 12-14.

Vesting: 'Dit stenen huis groeit verder dicht en harder', 12

Novalis: 'Een verre lucht van bijna wit en bijna blauw', 12

Potica: 'Ik lees wat ik lees voorbij en ik val', 13

Vector: 'Je warm en donker bloed trekt door je heen ik struikel', 13

Niets en niemand: 'Niets wat ik weet zal bij me blijven, niemand blijft', 14

Niet voorbij: 'Niets wat ik weet zal bij me blijven niemand blijft', 14

Levensloop: 'O moeder gebakje niemand weet wat hij moet', 14

Opdracht: Voor Jacques Northe.

Dryade, april 1980, 389, 3-7.

'Zie deze zachte zaal, verzamelplaats van mensen'

Zeven gedichten tegen de dood, oktober 1980, 395, 27-29.

Maieutiek: 'Bloed van mijn denken, buitenwereld, ik wil niet', 27

Steniging: 'Ik vlucht op handen en voeten uit voor de vliegende wind', 27

Opdracht: Voor Jan Vriend.

Eendvogels: 'Macht van de vleugels die de wind gevangen', 28

Sirius: 'O hondsster midden in de sprong gedood', 28

Exit 1: 'Vogels waaiblaren woedend door het straatravijn', 28

Exit 2: 'Vogels waaiblaren woedend door het straatravijn', 29

Exit 3: 'Vogels waaiblaren woedend door het straatravijn', 29

Penthesileia, maart 1981, 400, 19-20.

1. 'Weideland­schap/Hoogspanningsmasten', 19

2. 'Weidelandschap/Met schrijdende hoogspanningsmasten', 19

3. 'Weidelandschap/Met schrijdende hoogspanningsmasten/Van horizon tot horizon. De dageraad', 19

4. 'Weidelandschap/Met schrijdende hoogspanningsmasten/Van horizon tot horizon. De lucht is ijl', 20

5. 'Weidelandschap/Met schrijdende hoogspanningsmasten/Van horizon tot horizon, hoog, ongerept', 20

Thebaide. Een leerdicht, maart 1983, 424, 3-6.

Fragment van 54 strofen uit een leerdicht dat meer dan duizend verzen zal beslaan.

[Gedichten], mei-juni 1984, 438-439, 70-71.

Als ik weg ben: 'Koeien in conferentieschakeling', 70

Geboorterecht (naar Louis MacNeice): 'Vanaf mijn geboorte was het al mis', 70

Epithalaan: 'Wat ons nu overkomt, laat het voor nmaal', 71

[Gedichten], maart 1985, 448, 16.

'GROOT donker dier, zacht rund, een aarzeling'

Goyescas : 'ZIJN lippen zijn versleten maar nooit droog'

'ZOALS een mens omsloten blijft in eigen'

[Gedichten], november 1985, 456, 21.

'DUN als een deur te moeten worden, tussen'

'WAAR in de koelte van de watertaart'

Rectificatie, 457, 5.

Drie sonnetten, februari 1987, 471, 19-20.

'DARM GODS, in ons geboren, en geloogd', 19

'HARMONICA, aanhalig, hees en listig', 19

'LIERVLINDER, onder onhandig gehorente', 20

Drie sonnetten, februari 1988, 483, 38-39.

1. 'BOOMWONING voor ons oude bodemvogels', 38

2. Entropie: 'HERINNERING, een mondvol warme watertanden', 39

3. 'ZIE!-EMPERORS & DOLPHINS op de rolgordijnen', 39

 

Labey, Karel

[Gedichten], december 1979, 385, 41.

Noord-Holland: 'De lucht valt in spatten op het land uiteen'

'Het licht schijnt helder in de kamer'

[Gedichten], augustus-september 1992, 537-538, 38-39.

Carol: 'Ruimste staat', 38

Hebertsfelden: 'Beieren is de wieg van het schaakspel', 38

De limousine van de droom: 'Slaap-', 39

Zee: wijd graf van dromen: 'Zee : wijd graf van dromen', 39

 

Labrunie, Grard

Drie sonnetten, maart 1987, 472, 40-43.

Onder pseudoniem Grard de Nerval.

Artmis: 'La Treizime revient... C'est encor premire', 40

Horus: 'Le dieu Kneph en tremblant branlait l'univers', 40

La Tte arme: 'Napolon mourant vit une Tte arme...', 41

Artemis: 'De dertiende keert weer... en 't is nog steeds de eerste', 42

Horus: 'De god Kneph rilde, en de ganse aarde sidderde', 42

Het gewapend Hoofd: 'Napoleon zag, stervende, een gewapend Hoofd', 43

Gedichten in het Frans-Nederlands. Vertaald uit het Frans door Jos Kunst.

 

Lambertus, Hans

[Gedichten], juni-juli 1966, 227, 58.

Fossiel: `Hij wil de dingen die'

Episode: `Ik weet wel dat hij'

Affiche, oktober 1967, 239, 11.

`Er zijn oude affiches'

 

Lammes, M.

Een zonderling, februari 1964, 199, 21.

`Een Zonderling, die Beek'

 

Lauxtermann, Edwin

[Gedichten], december 1988, 493, 34-35.

Troost: 'Het is een wrede wereld', 34

Over de voor-en nadelen van pepmiddelen: 'Mijn nachten zou ik niet, 34

Feestje: 'Ik heb overal mijn', 35

 

Laverman, Bartle

[Gedichten], december 2000, 637, 30-31.

frsk: 'meest plat land', 30

gemist: 'de geur van gier', 31

[Gedichten], mei 2001, 642, 13-14.

Eerste zon: 'ben ik een kind', 13

Onderweg: 'als de buien even verwaaien', 14

[Gedichten], januari 2003, 662, 24-25.

Triumph des Willnes: en dat hij altijd gelijk had, 24

Mother Natures Son: de ondergaande zon, 25

[Gedichten], mei 2002, 654, 27-28.

Vakantie: 'tot niets', 27

Serenade: 'je lach', 28

[Gedichten], mei 2004, 678, 20-21.

Mantgum: 'zo trouwhartig op tijd', 20

In de roemte is te weez'n: 'op bergen ben ik heel gauw', 21

Opdracht: Voor Berend Groen, schilder (1947-2003).

[Gedichten], november 2005, 696, 39-40.

Zolder: 'man op zolder', 39

Man op zolder (bij een schilderij van Barend Blankert): 'man op zolder', 40

 

Lecompte, Delphine (1978)

[Gedichten], augustus-september 2010, 753-754, 9-10.

Haar is een bange ik: 'Ken je haar?', 9

Vandaag ben ik onoplosbaar: 'Wat heb ik vandaag meegemaakt?', 10

[Gedichten], augustus-september 2012, 777-778, 14-17.

Ik loop stervende rond in een klappertandende wereld: 'Ik wandel naar mijn moeder', 14

Broer zijn zonder hulp van bulten: 'Terwijl ik wacht op de werking', 15

Ik ga slapen om mijn werkappel te verdienden: 'Om dichter bij mijn ontbijt te geraken', 16

Bijna iedere dag is niet mijn verjaardag: 'Wanneer ik wakker word slaapt hij jarig', 17

[Gedichten], april 2013, 785, 14-15.

Ben jij ook een lezer van oude brandweerkalenders?: 'Waarschijnlijk zul je dit niet geloven', 14

De meeuwen krijsen alsof ze optimistisch marktkramers verachten' 15

[Gedichten], augustus-september 2013, 789-790, 8-10.

Bij de makreel o wee: 'Bij de makreel word ik aangesproken door een kind', 8

Herkauwers op zoek naar Satan: 'Mijn nicht gooit een appelsien', 9

Mijn moeder, mijn facebookvriendin: 'Toen mijn moeder nog geen vriendin was', 10

[Gedichten], november 2013, 792, 42-43.

Ik heb mij nog nooit verveeld in een droom: 'Ik ben de enige paardenhater in de isolatiecel' 42

De wildernis gemist: 'Vandaag zou ik graag een stam vinden', 43

[Gedichten], februari 2014, 795, 48-49.

Peuter en graaf: 'Het is donker en ik peuter keutels uit het verlamde lichaam', 48

De orgeldraaier verliest de zin van het zwengelen: 'De orgeldraaier heeft geen zin meer om te leven', 49

[Gedichten], juni-juli 2014, 799-800, 19-22.

Carnaval is niet vulgair, mjin muze evenmin: 'De twee meeuwen op het dak van de profetische glasblazer', 19

Bagger en buidel: 'Na het werk toont Veerle de gedichten van haar man', 20
Hoe heette God toen je nog sprakeloos was?: 'De vijf foto's van mezelf zijn foto's van vijf Katholieke feesten',21

Moeder met jachthond: 'Ik ben een moeder met een jachthond', 22

[Gedichten], oktober 2014, 803, 17-18.

Een hond en een internetverbinding: 'Ik heb een hond en een internetverbinding', 17
Hik in het donker: 'Kind met de hik in het donker', 18

[Gedichten], januari 2015, 806, 30-31.

Ik vergeet altijd de kleur van je ogen: 'Na de tonijnsalade sluit je je ogen', 30

Ouzo en Oost-Duitse jolijt: 'In het Grieks restaurant probeer ik de Duitse gasten te haten', 31

[Gedicht], maart 2016, 820, 4.

          De man met de hamer: De man met de hamer kwam elke avond binnen, 4

[Gedichten], juni-juli 2016, 823-824, 7-8.

          De badstad die ze vergaten: Dit is de badstad die ze vergaten te bombarderen, 7

          Ik streel zijn manen: Ik streel je manen, 8

[Gedichten], december 2016, 829, 5-7.

         Kerststalmoord te Brugge: De reden van de ruzie is de kerststal, 5

De geruchten over mijn pyromanie zijn sterk overdreven: Ik zie mijn moeder in een weide, 6

Vrouwen en hun beste plekken of woorden: Ik loop rond met een naam die niets betekent, 7

[Gedichten], maart 2017, 832, 41-42.

         Meeuwen apen zeemvellen na: Het geluid van meeuwen als een salvo zeemvellen op te glad glas, 41

         Vragen vervagen op matrassen: Een triomfantelijke tycoon geeft me een lift, 42

[Gedichten], juni-juli 2017, 835-836, 34-37.

         Eeuwig rusteloos: Ik ga naar de woestijn en ik neem mee:, 34

         Moeder van een wafelijzer: OP een plek waar enkel mensen zonder tongen, 35

         De dood is een tijdverdrijf als een ander: Een mooie werkman spuwt op het graf, 36

          Jammer dat ik altijd mezelf blijf: Ik probeer je uit te leggen waarom, 37

[Gedichten], december 2017, 841, 15-16.

         Zijn rode bromfiets: We maken een ritje op zijn rode bromfiets, 15

         Je bent messenwerper noch krokodil: Je bent een melkboer, maar je maakt me wijs, 16

[Gedichten], april 2018, 845, 13-14.

         Een van Jezus beulen: Je ontmantelt een raam, 13

         Niemand wil zijn ouders dragen: Ik hou van zoete aardappelen en van tapirhuid, 14

[Gedichten], november 2018, 852, 5-6.

         In het oerwoud van onze verveling: Soms leef ik in de jungle van je hoofd, 5

         Ik ben niet verantwoordelijk voor mijn smaken: Mijn ouders zitten vol bloed, maar dat kan          ik niet geloven, 6

[Gedichten], februari 2019, 855, 39-40.

         Gekoesterd door een benzinepomp, 39

         Parijs werd door mijn moeder uitgevonden, 40

[Gedichten], januari 2020, 866, 22-24.

          De zwarte beha die een strandherinnering werd: De bovenbuurvrouw van de voormalige            vrachtwagenchauffeur drinkt sherry, 22

          God, wees eens wat meer betrokken: Ik vraag me soms af of God wel iets aan me heeft,           23

          De mannen in mijn leven kunnen een puntje zuigen aan de vrouwen in mijn leven: Zo                begint de dag: een vos pist tegen de laagst hangende braambessen, 24

[Gedichten], mei 2020, 870, 24-26.

          Doorzichtige zalf in Macedoni, 24.

          Een mooie dag om een haiku te schrijven, 25.

          Tussen nierbekkens en narcissen, 26.

[Gedichten], december 2020, 877, 9-12.

         Het kan geen kwaad, maar het doet wel pijn: Ik sta voor het ziekenhuis, mijn vader ligt, 9

         De moeder en het bezeten kind: Het is heet en mijn dode huidschilfers doen een   schatkaart na, 10-11

         De nieuwe kleurloze kameleon van de zeepzieder: Ik straf mezelf, ik straf mezelf elke dag, 12

[Gedichten], maart 2021, 880, 10-13.

De fanfare van woede en lust: De analfabetische jongenshoer probeert kaarsen, steunkousen, oogbollen,, 10

Rare eer, vreemde codes: Een ochtendlijke conversatie met de dappere scheepslosser,12

[Gedichten], november 2021, 888, 3-5.

Helden en nijlpaarden, moeders en ijsberen: Ik heb geen baby vermoord, waarom voel ik me dan zo schuldig? 3

Ons eeuwige paradijs is het parkeerterrein van de rupsbandenfabriek: Ik droom over vriendschap met een fabeldier, 4

Vreselijk is beter met twee: Het zwembad is een soort limbo; er is nog hoop[ voor de

         Zondaars, 5

 

Leenders, Herman (1960)

[Gedichten], februari 2005, 687, 30-31.

Onbewogen: 'De uitverkoren geliefde', 30

Getijden: 'We wandelen nog altijd in de duinen', 31

[Gedichten], januari 2007, 710, 24-25.

De buitenlamp: De auto ritste de nacht als een slaapzak open., 24

Dankzij de sneeuw: Dankzij de sneeuw van maart, 25

[Gedichten], februari 2020, 867, 42-44.

          Hij: hij smokkelt zich naar binnen, 42

          Retour II: voorbij Parijs gaat het in gestrekte draf, 43

          Goed nieuws: het bleef donker achter de ramen, 44

 

Leguerre, Vincent (1973)

[Gedichten], augustus-septembeer 2006, 705-706, 28-29.

Indianenverhaal: Ik openzwaaide deur, 28

Muggenlijfjes: waarom poziebundels, 29

[Gedichten], februari 2012, 771, 49.

In vergadering: 'Men vroeg mij wat mijn mening was. Ik wist het niet.'
Toekomstperspectief: 'Bij Homerus ben ik niets'

 

Lehmann, L.Th. (1920-2012)

Akropolis van Amphissa, 01-02-1961, 90, 16.

'Ronde schapen grazen onder een muur met rechte hoeken'

Koloniaal sonnet, 15-02-1961, 92, 16.

'Helaas, nooit weken Bonny en Baron'

[Gedichten], augustus-september 1996, 585-586, 41-42.

Homerische vergelijking I ter lering van de makers van epen: 'Ontstak in gramschap, heftig als die van', 41

Bestiaire martial et artistique: 'Otto, een kunstkameleon', 42

Met tekeningen van de auteur.

[Gedichten], maart 2004, 676, 24-26.

Parijs 1953: 'Zij kwam uit Georgia.', 24

Mystic Harbour, Connecticut: 'Rood en gele esdoorns voor,' 25

Rural England: 'In het groene veldje,' 26

[Gedichten], juni-juli 2005, 691-692, 39-40.

'Van mij kan men zeggen', 39

Uitzicht bij een vergadering van de LIRA: 'Vanuit een hoogte van drientwintig', 40

[Gedichten], juni-juli 2006, 703-704, 52-53.

Wat ik zien kan onthoud ik even: 'Baksteen en smalle', 52

Sonnet voor een leraar: ''k Ging school toen pijprokers vertrouwen wekten', 53

[Gedichten], mei 2007, 714, 18-20.

Aan Anneke Brassinga: 'Verdoemd de haast die jou 't hazenpad deed kiezen', 18

'Op een rond', 19

'Bath is een van de', 19

Klein mannetje: 'Klein mannetje, klein mannetje', 20

Naar Alfonsina Storni (1892-1938)

Nu, augustus-september 2007, 717-718, 47-49.

'maakt een landrot'

[Gedichten], mei 2008, 726, 39-40.

'Ik zag correcte drietrapsbenen', 39

'een treinconducteur', 39

'Als de mensheid nog een twintig', 39

Jazz and a loner: 'Jazz is not his religion, he has none', 40

'There is little te be said about the charm of things', 40

[Gedichten], november 2008, 732, 12-13.

Galata Bridge: 'Here worked, alas, no great impressionist.', 12

'Getript in de regen', 13

'Een rotstreek van een schepper of zoiets;', 13

[Gedichten], juni-juli 2009, 739-740, 27-29.

'Gerrit Jan Mulderstraat 34A', 27

'Tango is lopen door een donk're straat', 28

'Den Haag, windig Den Haag, ik houd ervan', 28

Oude Maan: 'Je armen beschermen me tegen de winter', 29

Naar Alfonsina Suorni (1892-1938), 'Vieja luna'.

[Gedichten], maart 2010, 748, 37-38.

Het geheugen: 'gemailleerde pannen waren groen', 37

Eind Sail Amsterdam: 'Grijze razeils in de regen', 38

'Mijn ik raakte in de schaduw', 38

[Gedichten], augustus-september 2010, 753-754, 45-46.

'Regendruppels voor je lippen', 45

'Woorden', 45

Voor een roos: 'Liefelijke bloem die uitstrekt', 46

'Aan de rand van het stadslawaai' 46

'In de bocht die men ziet verenigt zich', maart 2011, 760, 27.

[Gedichten], augustus-september 2011, 765-766, 56-57.

'Niemand van het nageslacht', 56

Vuurtoren in de nacht: 'De hemel is een zwarte bol',57

(naar Alfonsina Storni)

De onrust van de rozelaar: 'De rozenstruik in zijn rust'loze manier van bloeien', 57

(naar Alfonsina Storni)

[Gedichten], januari 2012, 770, 12.

'De halo die zich spreidt rondom de maan', 12

'Het moest A4 zijn en het werd A3', 12

Maagdenhuisbezetting, augustus-september 2012, 777-778, 34.

'In een bezet gebouw,'

'Deze dag was het dat'

Hond en zee, augustus-september 2012, 777-778, 35.

'De zee was alleen'
Naar Alfonisina Storni.

[Gedichten], november 2013, 792, 27-28.

De baard van dertig meter: 'De eeuwigheid druipt langs de ruiten', 27

'In de sneeuw voor de ruit stonden sporen,', 27

Sonnet: 'O vertrouwde geest der dingen', 28

'Ik ben daar en minder hier', 28

[Gedichten], februari 2015, 807, 43-45.

Blues: 'De romp van een gitaar', 43

On poetry: 'You can't beat the old ivory', 43

Rottingslied: 'Oude groene kaas blijf in dicht blik staan,', 44
Naar Libby Houston.

Buenos Aires: 'Buenos Aires is een man', 45
Naar Alfonisina Storni.

[Gedichten], juni-juli 2016, 823-824, 36.

            Amsterdam: Lloyd Triestino, een naam nog uit de tijd dat, 36

            Liverpool: Slaves, Irishmen, tea clippers, much was there, 36

 

Lemmens, Jan

Don Mateo, november 1992, 540, 26.

'op zijn dagelijkse tocht door zijn huis'

Aards paradijs, februari 1993, 543, 31-32.

1. 'de Nijl, contrastvloeistof', 31

2. 'in Filitosa', 31

Sweater 1: 'wat de farao's niet meenamen', 32

Sweater 2: 'in de wind met rood zand', 32

[Gedichten], maart 1993, 544, 15-16.

Sweater 1: 'prijsgegeven aan het lot', 15

Sweater 2: 'in de wind met zand', 16

Aards paradijs, april 1993, 545, 33.

'een slag sluipt Egypte'

[Gedichten], februari 1994, 555, 27.

carna vale: 'vrouwen op wieltjes keerden'

kind: 'je handen gevouwen'

[Gedichten], augustus-september 2000, 633-634, 47-48.

            vijver: 'naarmate de zomer', 47

            twee kraaien: 'een kraai staat in de wei', 48

 

Lennon, John

The Fool on the hill-De dwaas bij het raam, maart 1969, 256, 28-29.

I.s.m. Paul McCartney. Vertaling uit het Engels door Rutger Kopland [ = R.H. van den Hoofdakker], met het Engelse origineel.

`Day after day, alone on an hill', 28

`dagen en dag, alleen bij het raam', 29

 

 

Le Rtte, Iris (1960)

[Gedichten], oktober 2016, 827, 29-32.

                        Vroeger: Toen ik met mijn moeder, 29

                        Onbewogen: De lucht is stil en grijs, 30

                        Onschuld: ooit ontstaan, 31

                        Nooit: Je weet nooit, 31

                        Eindeloos: De zee zucht en zuigt zijn longen vol, 32

                        Eindelijk: Hoog in de lucht, 32

[Gedichten], april 2017, 833, 23-26.

            Glasvijver: Hier waaieren dikkopjes uit, 23

                        Streep: De horizon – een streep, 24

                        Ik loop in de bevroren ochtendzon, 25

                        De aarde rimpelt, 25

                        En s avonds steek ik, 25

                        De schrille klank van de zon, 26

                        Mijn woorden lopen als, 26

[Gedichten], november 2017, 840, 32-34.

                        Ver: Het licht is hier, 32

                        Leeg: Schapenblauwe wolken grazen, 33

                        Ik leef onder mijn nagels, 33

                        Vandaag besta ik uit niets, 34

                        Dit is het moment – iets, 34

[Gedichten], maart 2018, 844, 31-34.

                        Ontkomen: Humphrey wil opgehaald worden uit de ballenbak, 31

                        Sprookje: Boven de tafel hangt een stiltelamp, 32

                        Weg: We stonden op een kruispunt, 33

                                  We liggen op de grens van gras en lucht, 33

                        Rif: Je legt een woord, 34

                   Ik huilde in, 34

                               Iets roept dat het lente wordt, 34

[Gedichten], augustus-september 2018, 849-850, 51-54.

                        Misschien: Ik blaas paardebloempluizen, 51

                        Terug: Mond open., 51

                        Spiegel: Je wrijft regenboogkleuren in mijn ogen, 52

                        Zee: Het landschap in mijn hoofd, 52

                        Glas: Je loopt mijn adem in, 53

                        Tijd: Dit is zon dag. Meisjes, jongens, 53

                        Onleesbaar: Binnen ijsbloemen op de ramen, 54

[Gedichten], januari 2019, 854, 15-18.

                        Ruis, 15

                        In, 16

                        Hemel, 16

                        Uit, 17

                        Vast, 17

                        Aan het einde, 18

[Gedichten], maart 2021, 880, 35-37.

                        Verbonden: This is what happened since, 35

                        Rivier: Die middag dat we langs, 36

                        Vertwijfeld zwaait de treurwilg, 37

                        Ik zie, zegt hij, 37

 

Levy, Helmut

Herinnering, december 1988, 493, 31.

'ik zie voor mijn oog gebeuren' Opdracht: Aan Roosje

 

Li, Shen

Chinese kwatrijnen, maart 1985, 448, 20.

Medelijden met de boer, 20

1. 'En korrel in het voorjaar uitgezaaid'

2. 'Hij wiedt terwijl de zon ten hoogsten staat'

Vertaald uit het Chinees door W.L. Idema.

 

Li, Taibai

Zeven gedichten van Li Taibai (701-762), oktober 1980, 395, 30-32.

Toen ik een bezoek wou brengen aan de kluizenaar van de berg de Daitian, trof ik hem niet: 'Een hond blaft door het ruisen van de stroom', 30

Dialoog in de bergen: 'Vraagt men aan mij waarom ik neerstreek in de groene bergen', 30

Ter bewening van de grijze Ji, de voortreffelijke rijstwijnbrouwer uit Xuancheng: 'De grijze Ji, onder de groende zoden', 30

Ontspanning: "Terwijl ik dronk viel ongemerkt de nacht', 31

Bij het aanbieden van de wijn: 'Ziet u niet hoe het water van de Gele Rivier, uit de hemel neergedaald', 31

Alleen drinkend bij het licht van de maan: 'Tussen de bloemen n kruik wijn', 32

Gedachten in een stille nacht: 'het schijnsel van de maan viel voor mijn bed', 32

Vier gedichten, december 1982, 421, 33.

1. Op een zomerdag in de bergen: 'te loom te wuiven met de witte waaier'

2. Alleen mediterend op de wijdingshalte-berg: 'de vele vogels zijn hoog heen gevlogen'

3. 's nachts in een klooster in de bergen: 'vanaf de toren, honderd voeten hoog'

4. In herinnering aan de Oosterbergen: 'Al lang ging ik niet naar de Oosterbergen'

 

Lichtenstein, Alfred

Vrouwen en vet, november 1991, 528, 28-29.

De schemering: 'De vijver amuseert het dikke joch', 28

De plagiarissen: 'Iemand deelt in het lot van anderen', 28

De nacht: 'Agenten staan te dromen bij lantarenpalen', 29

De operatie: 'Bij daglicht hakken de artsen in op een vrouw', 29

Aangeschoten: 'Je moet echt oppassen dat je het niet', 29

Vertaald uit het Duits door Paul van Capelleveen.

 

Lieshout, Peter H. van

Astronaut 2, maart 1966, 224, 22.

`gekonserveerd in z'n mercury'

[Gedichten], oktober 1976, 347, 22-23.

Rivier en landschap: 'landschap ligt vooroorlogs dichter waardig', 22

Trans: 'kathedraal die 's winters als de avond valt', 23

 

Ligtvoet, Frank (1954)

Lof der zeevaart, december 2005, 697, 20-21.

Een verzameling van woorden, vergeten, 20

[Gedichten], maart 2006, 700, 36-37.

Zwemmers: 'Zij zwemmen niet altijd. Zij kijken somtijds', 36

Andere zwemmers: 'Zo wordt niet meer gezwommen: onbevreesd', 37

 

Linden, Gerry van der (1952)

[Gedichten], januari 1997, 590, 26-27.

Seizoenen (II): 'Voor ons is dit een lauwe zomer', 26

Ochtenden (I): 'De drempel half belopen', 27

[Gedichten], november 1998, 612, 29-30.     

Landschappen (V): 'Als de taal van dit land', 29

Brief in een fles: 'Koning, zeg ik', 30

Blauw is het licht (drie gedichten voor mijn vader), juni-juli 1999, 619-620, 40-42.

'Het raam is zwart', 40

'Blauw is het licht van de vader', 41

'We hebben hetzelfde bloed', 42

Queeste, augustus-september 2000, 633-634, 26-28.

'Op de kade', 26

'Aangekomen bij de helling', 27

'Ze voegt haar koude lijf', 28     

Wij, januari 2003, 662, 15-16.

I: We liepen zij aan zij, 15

II: Op de rand van het bad, 16

Ik sla ze, maart 2005, 688, 34-36.

I: 'Marta Rudzka werd wakker', 34

II: H, man, ik sla ze, 35

III: 'Ze ziet een man die weggaat.', 36

[Gedichten], november 2005, 696, 12-13.

Twee vragen I: 'Mijn zoon zingt', 12

Twee vragen II: 'Zoals ik je vroeger kon vertellen', 13

[Gedichten], maart 2006, 700, 14-15.

Liefste ligt stil: 'Ik pak je brede pols die', 14



Reiziger reist: 'Daar is de zon wat schijnt ie', 15

[Gedichten], juni-juli 2006, 703-704, 68-69.

'Een blonde jongeman klopt', 68

Opdracht: Voor J.

Huisraad: 'In een kast van het huis', 69

Uit het leven van, augustus-septembeer 2006, 705-706, 22.

Honingmond springt uit bed

[Gedichten], juni-juli 2008, 727-728, 25-26.

L'criture dans nature: 'Ik heb een plek op het platte land', 25

'Het erf is leeg', 26

Indian winter, april 2011, 761, 36-37.

Great Barrington, Mass.: 'Prince Tambi werkt in de Rite Aid', 36

White Plains, New York: 'Een postbus hangt op de weg', 37

[Gedichten], april 2012, 773, 35-37.

Zomer 1959: 'Moeder laat de teil vollopen', 35

Zwemles: 'Onder water zweeft', 36

Wislawa: 'De vrouw in het bed wordt wakker', 37

[Gedichten], augustus-september 2013, 789-790, 14-15.

Eeuwige liefde I: 'Een jongeman stierf op zolder', 14

Eeuwige liefde II: 'Ze hoeft niet te verplaatsen', 15

[Gedichten], april 2015, 809, 21-22.

Afscheid I: 'Het is dat ik niet vliegen kan', 21

Afscheid II: 'Op een tafel aan het raam', 22

Wij, pendule, oktober 2015, 815, 49.

'Wat ik ooit zorgvuldig wegstopte'

[Gedichten], februari 2017, 831, 30-31.

          Een boterham met Brodsky: Op een winderige plek, 30

          Hotel Jan Luyken: Op een kingsize bed – veel velours –, 31

[Gedichten], februari 2018, 843, 37-38.

          Niets: Er is geen deur die toegang biedt, de deur, 37

          Wind: Achter mijn oor buigt de wind, 38

[Gedichten], november 2018, 852, 35-36.

          Te vroeg voor avond: In de ochtend is er een als jij op de rand van het bed, 35

          Ivoren toren: Zoveel jaren op reis, 36

[Gedicht], april 2019, 857, 14-15.

          Laatste foto van geliefde in bed (1981), 14-15

[Gedichten], december 2019, 865, 21-23.

Lindenlaan, 1958: In licht op schaduw leer ik je lopen, 21-22

Gebed: Dat er tranen op de zeen zijn als kroonluchters, 23

[Gedichten], juni-juli 2020, 871-872, 33-35.

Exit, 33-34

Als kind keek ik vaak over mijn schouder, 35

[Gedichten], augustus/september 2021, 885/886, 27-28.

          Stad: Vandaag zie ik drie ineengedoken figuren, 27

          Park: In het park loopt de vrouw met de hoed, 28

 

 

Linden, Wieke van der (1975)

[Gedichten], oktober 2014, 803, 11-12.

'Ik paste niet.', 11
'Zullen we doen', 11
'Deed zij ook iets met genocide?', 12

 

Lindner, Erik (1968)

'De zee is paars bij Piraeus.', maart 2008, 724, 21.

[Gedichten], maart 2010, 748, 7-9.

'De laadklep van een schip opent boven de kade', 7

I. 'Een wit paard, de voorpoten aan elkaar gebonden', 8

II. jongens rennen langs de weg hun ellebogen in de zij', 9

 

Lipska, Ewa

[Gedichten], mei-juni 1990, 510-511, 23-25.

Aan de grensovergang: 'Aan de grensovergang', 23-24

Ernstige defecten (I): 'In het land waren de taalleidingen gesprongen', 25

Vertaald uit het Pools door Richard Nowak. Gedichten afkomstig uit de afdeling 'Nieuwe gedichten' van de bundel Keuze uit de gedichten 1967-1986.

 

Liu, Zongyuan

Drie knotverzen van Liu Zongyuan, januari 1980, 386, 33.

1. Sneeuw op de rivier: 'Honderd heuvels : de vogels vlogen weg'

2. Bij het opgaan van de Huang-beek hoor ik een gibbon: 'Het beekpad kronkelt honderd mijlen'

3. Met de Eerwaarde Haochu kijk ik naar de bergen: 'De rad der wereld : scherpe bergen lijken zwaarden'

Vertaald uit het Chinees en ingeleid door W.L. Idema.

 

Londersele, Roel Richelieu van

[Gedichten], maart 2001, 640, 29-30.

'voor de tweede maal ben je gestorven, vader,' 29

'waarom hebben zoveel rivieren een naam', 30

 

Lorca, Federico Garca

Ode aan Salvador Dali (1926)­, april 1989, 497, 25-27.

'Een roos in de hoge tuin die jij je wenst'

Gedateerd: 1926. Vertaald uit het Spaans door E. de Vries-Bove.

Slaapwandelaars romance, januari 2009, 734, 6-8.

'Romance Sonmbulo' uit de bundel Romancero Gitano (1928) vertaald uit het Spaans door L.Th. Lehman.

 

Los, Marianne

[Gedichten], januari 2000, 626, 16-17.

            Sneeuwwitje: 'Eens, vr je schoonheidsslaap begon', 16

            'Rondom mijn vesting is een gracht', 17

 

Lu, Ji

Vijf Chinese grafgedichten, februari 1986, 459, 35.

'Hoe hoog en steil verrijst de brede terp!', 35

Vertaald uit het Chinees en voorzien van een nawoord door A. Blankestijn.

 

Lu, Lun

Chinese kwatrijnen, maart 1985, 448, 21.

Lied van de grens: 'De maan was zwart en ganzen vlogen hoog', 21

Vertaald uit het Chinees door W.L. Idema.

 

Lucebert

Pseudoniem van L.J. Swaanswijk.

 

Luijters, Guus (1943)

[Gedicht], november 2000, 636, 13-16.

            'De namen die ik noemen moet', 13

            'Te wachten lagen op de dag', 14

            'Naar een kind met een pistool', 15

            'Als overlast als de beste', 16

'Ik hoor mijn moeder zingen', augustus-september 2001, 645-646, 5-6.
Thema: Mijn lied.

Hortus. In de kassen klinken stemmen, november 2002, 660, 14-19.

I: 'Zojuist de dag begonnen met', 14-16

II: 'De straten zijn verlaten', 17-19

[Gedichten], augustus-september 2003, 669-670, 22-23.

Zeeburgerdijk: Twee mannen lopen lands de Dijk, 22

Kleine zeelt: Je vangt zegt in het Jordaan-caf, 23

De pauwen, augustus-september 2004, 681-682, 24-25.

I De dagen die wij gaan zijn als de wegen, 24

II Wie de sterrenzang der hoge zeen kent, 25

Een sprong in de leegte, maart 2006, 700, 51-54.

'Blue Star'

Met als opschrift een citaat van Paul luard.

[Gedichten], juni-juli 2006, 703-704, 71.

Stille herfst: 'Liefste kijk de wolken zingen'

Witte lente: 'De lammeren zijn opgegaan'

De zee de zee de zee, november 2006, 708, 34.

Stralend stil met zacht gekras

De dagelijkse satelliet

De rede klinkt maar tranen

De oester de ziel, januari 2007, 710, 35-37.

1. Het lange wachten op het blauw, 35

2. Mijn hart dat als een zwaluw, 36

'In de spiegel zag ik oude man', oktober 2012, 779, 45.

Moeder, mei 2013, 786, 49.

'In de spiegel zie ik oude'

'In de spiegel zie ik oude', augustus-september 2013, 789-790, 28.

Zeeglas, december 2013, 793, 47.

'De dood smeult in het glas'

'De maan boven de stad', april 2014, 797, 34.
'De stad staat onder water', augustus-september 2014, 801-802, 12.

Oktober, januari 2015, 806, 26.

'Wie ons pad betreedt heeft niets'

[Gedichten], maart 2015, 808, 45-46.

'Maar op een dag knipten we', 45

'Maartje van de overkant', 45

'Het kleine schilderij was blauw', 46

'In alle vroegte wakker', 46

Kind, augustus-september 2015, 813-814, 54-57.

1. 'De magnolia staat weer in', 54

2. 'In de zijstraat mysterieus', 54

3. 'Het kindje is gestorven', 54

4. 'Het graf ligt in een dorre tuin', 55

5. 'Maar dat kind dat zieke kind', 55

6. 'Ik ben het kind vergeten', 55

7. 'Het kind is door het slaapt', 56

8. 'We fietsen door de straten', 56

9. 'We zeilen naar de horizon', 56

10. 'Het kind dat in het duister', 57

11. 'Ik was je niet vergeten', 57

[Gedicht, april 2016, 821, 26.

De mezen dansen door de bomen, 26

[Gedichten], februari 2018, 843, 29-30.

         Zo zanderig als kersen, 29

         Met mijn duizelingen, 30

         In de sinaasappelgaarden, 30

[Gedichten], mei 2018, 846, 13-15.

         Krommert (voor Ton Anbeek)

         In Gebouw de Krommerdt aan 13

         In de stille straten van , 14

[Gedichten], oktober 2018, 851, 37-38.

          Rietlanden:

         I Waar het riet begint hield onze, 37

         II In de bunkers aan de dijk, 37

         III Geen kind zo alleen als het kind, 38

[Gedichten], december 2018, 853, 28-29.

          Twee sonnetten:

          I Wie slaapt is liever dood wie, 28

          II Mijn stille hart, 29

[Gedichten], april 2019, 857, 21-22.

         Bordelen van de ziel, 21

         Sonnet, 22

[Gedichten] januari 2020, 866, 3-4.

        Tulpen: De tulpen in hun vaas, 3

        Lityney, 4

        I Volgens Achmatova, 4

       II De tram door de Lityneystraat, 4

 

Luitwieler, Margerite (1960)

[Gedichten], juni-juli 2005, 691-692, 34-35.

'ik zie ik zie', 34

'Mijn hoofd laat los', 35

Lichaamstaal, maart 2006, 700, 44.

[I] 'Alles bestaat'

[II] 'Ik wil niet meer'

[III] 'Ik zie mijn armen'

Stil, maart 2006, 700, 45.

[I] 'Bevroren lucht'

[II] 'Ik trek me terug en kijk'


[III] 'Roerloos denken'

[Gedichten], juni-juli 2010, 751-752, 42-43.

'de wolk is al leeg', 42

'het bos', 42

'Een samenzwering van kippen', 43

'onbewoonde weilanden', 43

'de zee', 43

 

MacNeice, Louis

Drie gedichten van Louis MacNeice, november 1982, 420, 18-21.

Pilaarheilige: 'De heilige staat op zijn zuil', 18

Stylite: 'The saint on the pillar stands', 19

Conversatie: 'Gewone mensen zijn niet gewoon', 20

Overval: 'Het stoplicht stond op rood, sprong niet meer terug', 20

Conversation: 'Ordinary people are peculiar too', 21

Hold-up: 'The lights were red, refused to change', 21

Gedichten in Nederlands-Engels. Vertaald uit het Engels door J. Kunst. Uit: Collected poems (1966).

 

 

March, Michael (1946)

The future, juni-juli 2011, 763-764, 64.

'I killed the innocent with innocent lands'

Vertaling uit het Engels door Barber van de Pol op blz. 65.

'What have I done to you-?', december 2011, 769, 34.

Vertaling uit het Engels door Peter Verstegen op blz. 35 'Wat heb ik je aangedaan-?'

  

 

[Gedichten], januari 2020, 866, 39-40.

            De harde valuta van twijfel: Het kon niet worden gespaard, 39

            Het verlatene: Wat is daarbuiten-?, 39

            Einde tot einde: Het begint aan het einde, 40

            Al de rijst in China: Hoe langer we zoeken – hoe groter de leegte , 40

 

 

Mare, Walther de la

[Gedichten], februari 2009, 735, 21-24.

De schone slaapster: 'De geur van braam vult de lucht', 22

Vaar wel: 'Wanneer ik zal liggen waar duisterschaduwen', 24

De originelen 'The Sleeping Beauty' en 'Fare Well' zijn voor de vertalingen afgedrukt. Vertaling uit het Engels door Hafid Bouazza.

 

Marie, Sylvie (1984)

[Gedichten], juni-juli 2016, 823-824, 14-15.

                        refuge:

                        I: had ik voor alle keren dat ik aan de zeis, 14

                        II: blijf nu maar liggen, druk jezelf in

                        III: we zouden kunnen gaan zitten, 15

[Gedichten], februari 2018, 843, 5-6.

                        Houdingen:

                        I veel vaker dan ik wil, wacht ik op bloed, 5

                        II ik kan dat niet, de vrouw uithangen, 5

                        III: alles went, het waken, het wegen, 6

                        IV: om kalm te blijven druk ik, 6

 

Maris, Magda

`Ik droomde van Kea', september 1964, 206, 34.

`Ze zit in de tuin', mei 1965, 214, 39.

Vlucht, september 1965, 218, 12.

`Ik vluchtte van haar'

 

Marsman, H.J.

De liefde voor kakkerlakken, december 1963, 197, 35.

Onder pseudoniem J. Bernlef.

'Mijn vrouw is lief maar ook "kakkerlak-'

Bijschrift: Gegevens werden ontleend aan het artikel 'Cockroaches' van J.W.H. Lawson, verschenen in Penguin Sciense Survey 1961-1962.

[Gedichten], januari 1964, 198, 27-29.

Onder pseudoniem J. Bernlef.

Rekord: `De kikker "Lucky" (eigendom van Roy Weimer)', 27

Berliner bollen: `"Ik leef met Berliner bollen," zei de man in de tram, "zo', 28

De kracht van het zichtbare is het onzichtba­re: `Een kracht? Ach nee geen duw', 28

Opdracht: Voor Gerard Stigter.

Onverwachte schaduw: `De krekel die zich na de sprong schikt', 29

Foto door Louis Jacques Mand Daguer­re: `Mensen verdwenen van foto's gemaakt voor 1840 als lucht', 29

Met aantekeningen op pagina 29.

Suite voor meubels, april 1964, 201, 24-27.

Onder pseudoniem J. Bernlef.

1. `R. die in 1950 mijn gymnastiekleraar was', 24

2. `stoel-tafel-bed', 24

3. `schots en scheef ik schrijf je in een hoek', 25

4. `buiten spoedt iemand zich naar de sigarenwinkel', 25

5. `de krant in mijn rechterhand het pakje', 25.

6. `alleen de huid heeft een naam', 26

7. (gedicht) `"zinvoller en zinlozer is het nooit geweest', 26

8. `ik geloof niet dat je haar zult vangen met', 26

9. `dit is nu juist niet het gevoel', 27

10. `ik zit op de stoel aan tafel', 27

Vaklui van headline tot logo, juli-augustus 1964, 203-204 [204-205], 15.

Onder pseudoniem J. Bernlef.

`Marten gaat na 7 jaar weg'

Naar aanleiding van advertentie 203, 8.

Vier gedichten, juli-augustus 1964, 203-204 [204-205], 25-27.

Onder pseudoniem J. Bernlef.

Het gaat om de interpretatie: `er zijn tekens, zeker, maar het gaat', 25

Wat wij nodig hebben: `men hoeft geen hond te zijn om belangstelling', 26

Een grens: `De twee apen aangekleed tegenover elkaar aan tafel, 26

In de manier van verliezen: `welke eieren voor mijn geld te kiezen', 27

Met notities op iedere pagina.

[Gedichten], november 1964, 208, 41-42.

Onder pseudoniem J. Bernlef.

Dj-vu: `Ik ontmoet steeds weer dezelfde vrouw', 41

Het mesthoofd: `het hoofd zit weer vol mest dwz. hoe drink jij je thee', 41

Met een notie op dezelfde pagina.

De buurman en het gedicht: `Daar is hij (weer): de buurman uit Porlock', 42

Dure wensen: `Omdat ik in analogie de blauwdruk van', 42

Opdracht: Voor D. Hillenius. Met een notitie op dezelfde pagina.

[Gedichten], februari 1967, 233, 28-29.

Onder pseudoniem J. Bernlef.

Gelukkig Nieuwjaar 1966: `met een polarod camera een foto', 28

Opdracht: Voor Jan Hein Donner, die op het idee kwam

Drie ansichtkaarten:

`en op de helling van die berg', 28

'op het platje aan de overkant', 29

'staande voor mijn boekenkast', 29

[Gedichten], mei 1967, 236, 14.

Onder pseudoniem J. Bernlef.

Edward de Bono: `de kunst van het vergeten-l'ducation', 14

Met notities op dezelfde pagina.

De verkoudheid van Alexander Fleming: `een druppel uit de verkouden neus van Alexander Fleming' 15

[Gedichten], mei 1971, 282, 18-19.

Onder pseudoniem J. Bernlef.

Een stevig ontbijt graag: `de spiegel met mijn gezicht', 18

Spraakwaterval: `vanuit een vliegtuig', 18

Duif, ondeelbaar ogenblik, 19:

1. `klieft niet zoals een zwaluw'

2. `lang nadat alle duiven'

[Gedichten], mei 1995, 570, 9-13.

Onder pseudoniem J. Bernlef.

Man met verlopen dienstregeling: 'hele landstreken niet langer bereikbaar', 9

Veulen: 'De golven van het denken', 10

Hoogovens: 'De ondergaande zon stort zich', 11

Spel zonder net: 'De krijtwitte lijnen waarbinnen' 12

Op zoek naar het labyrint: 'De draad van Ariadne langs', 13

[Gedichten], april-mei 1999, 617-618, 29-31.

Het museum van de kindertijd: 'Het is altijd ergens, maar wie het bij toeval ontdekt', 29

De maltentige losbol indachtig (I): 'De kleine jongens van het grote kwaad', 30

De maltentige losbol indachtig (II): 'Zinnen woordbrokken losgeschud', 31

 

Martineau, Anton

[Gedichten], maart 1992, 532, 31-33.

'laat mij niet blauw aanlopen', 31

'ik vloog en viel', 31

'zingend stil', 32

'Met mijn oor in de wolken', 33

 

Martsjenko, Nikolaj Nikolaevitsj

Vijf gedichten, augustus-september 1983, 429-430, 26-28.

Onder pseudoniem Nikolaj Morsjen.

'De zee, koud perpetuum mobile, 26

'Vandaag is het stil op zee', 26

Uit: De Zeehond (1959).

Rivier voor waterval: 'Binnen driehonderd meter van de val', 27

Deining: 'Ik zie, waar de zee de schuimbarende band', 27

In een rustpauze: '"...en stroomt een quasi-lyrische beek', 28

Uit: De echo en de spiegel (1979). Vertaald uit het Russisch en van aantekeningen voorzien door Jan Paul Hinrichs.

 

McCartney, Paul

The Fool on the hill-De dwaas bij het raam, maart 1969, 256, 28-29.

I.s.m. John Lennon. Vertaling uit het Engels door Rutger Kopland [ = R.H. van den Hoofdakker], met het Engelse origineel.

`Day after day, alone on an hill', 28

`dagen en dag, alleen bij het raam', 29

 

McLane, Maureen N.

Voor jou, juni-juli 2015, 811-812, 29.

'Het is al lange tijd terug dat ik eerder op was dan jij'

Het origineel 'For you' is voor de vertaling afgedrukt. Vertaling uit het Engels door Philip Huff.

 

Meeuwsen, Taco

Slik niet, Schrik niet, augustus-september 1993, 449-450, 35.

'Zie/ Vergif heeft nu zijn werk gedaan'.

Koorts van Eva, april 1993, 545, 35.

'Ik ben een roofdier als vanzelf'

[Gedichten], juli-augustus 1994, 560-561, 42-43.

Paloeter bekeken: 'Ik ben het weer eens vergeten', 42

Een kuur: 'Ik moet het vreten temperen', 43

[Gedichten], april 1995, 569, 23-24.

Curaao: 'Blauwbaai is vol', 23

De aanzegging: 'We gaan het weer voelen', 24

 

Meij, Sander (1980)

[Gedichten], februari 2016, 819, 31-32.

                        Ochtendhunkering met pompoenen: twee doorweekte schapen, 31

                        Ze viert het toch: achter het raam vallen katten bloemen aan, 32

[Gedichten], juni-juli 2016, 823-824, 22-24.

                        Twee violen: een gezinsvolvo draait de straat in, 22

                        Een rolletje dat vol moest: soms neem ik een vorm aan, 23

                        Clair-obscur: we kenden het woord remise niet, 24

[Gedichten], november 2016, 828, 13-14.

                        Pascal draait zich om in zijn graf: en alweer is het nacht, 13

                        Buiten: ik breek met tradities en rijd in een Toyota, 14

[Gedichten], maart 2017, 832, 10-12

                        Houvast: Bijna herinner ik me de man zonder handen, 10

                        Laatste bezoeking: ineens slaat ze haar ogen op, 11

                        Verbodsbord: in het kunstlicht bij de nachtautomaat, 12

[Gedichten], augustus-september 2017, 837-838, 46-47.

                        Zwemles: je onderbroek valt op de natte tegelvloer, 46

                        Water neemt je altijd mee: ik stap in de branding om te zwemmen, 47

[Gedichten], mei 2018, 846, 35-36.

                        Lanzarote: ik rijd veel te hard in een huurauto, 35

                        De aquariaan: ik bewasem het glas om het leven in te blazen, 36

[Gedichten], augustus/september 2021, 885/886, 7-9.

                        De wolf is terug: Je stem reisde door de nacht en brak, als ijs bij het haastige smelten,7

                        Nota nieuwkomers: geef de wolf de ruimte, maar binnen de kaders, 8

                        Hemellichaam: het nachtzwart geeft zich slordig over, 9

 

Meijer, J.

[Gedichten], mei 1964, 202, 15-16.

`het eendekroos, de groene kikkerhemel', 15

Honest to God: `god, gij ligt warempel als dagon op de drempel', 15

Lucul­lisch zelfportret: `ik zal voor jou altijd de botterik', 16

Psycho-pathetisch, `zwakzinnig gemompel'16

`ik schrijf de encycliek van de zee', 16

 

Mesterom, Harry

[Gedichten], juni-juli 1966, 227, 24.

Wandeling: `de bergen in de verte komen'

3 uur 's nachts: `Wakker geworden'

Opgang: `In het hertegewei boven de

Slaapliedje: `Alles ruikt weer naar gras'

 

Miao, Xi

Vijf Chinese grafgedichten, februari 1986, 459, 35.

'Bij leven zocht ik in de stad vermaak', 35

Vertaald uit het Chinees en voorzien van een nawoord door A. Blankestijn.

 

Michaelis, Hanny (1922-2007)

Gedichten, 06-09-1961, 121, 12-13.

'Uit Egyptische ogen', 12

'Neerwaartse voetstappen', 12

'Onrustbarend verwant', 13

'Eindelijk verlost', 13

'Aan open ramen graast', 13

Met verwijzing naar de bij G.A. van Oorschot te verschijnen bundel Tegen de wind in.

[Gedichten], 22-08-1962, 168, 13.

`Minuten dijen uit'

`het is gruwelijk'

[Gedichten], oktober 1969, 263, 27.

`Woorden: een dubieuze'

`Gezien in een talage'

`Als alle bomen zijn omgehakt'

`Briljant filosoferend'

 

Michel, K.

Aapnootmies 1985, april-mei 1986, 461-462, 46-49.

I.s.m. Arjen P. Duinker.

1. 'Verlos ons van', 46

2. 'Doof?', 47

3. 'Het leven. Helder', 47

4. 'Veel tijd is er niet', 47

5. 'Een twee drie', 48

6. 'om gewoon zand zon zee te kunnen zeggen', 49

7. 'Laten we de lucht over de knie leggen', 49

Aapnootmies poetica, februari 1987, 471, 28-29.

I.s.m. Arjen P. Duinker.

1. 'noem het een gordijn van spiegels', 28

2. 'ik omhels je, lage straat', 28

1. 'op een zeer absolute dag', 29

2. 'duizend gele', 29

Vier landschappen, oktober 1987, 479, 13-15.

1. 'De zon komt op', 13

2. 'als een hel', 14

3. 'Gouden vis', 14

4. 'BOOM', 15

 

Mikkers, Jasper Jacobus Johannes Maria (1948)

[Gedichten], oktober 2005, 695, 8-10.

groene iris: 'bij het knippen van de heg', 8

laat iets van je achter: 'ik laat je nooit meer gaan, zegt ze, en grijpt me vast', 9

ze namen afscheid van elkaar: 'ze namen afscheid van elkaar, zichtbaar', 10

Onder pseudoniem Tymen Trolsky

[Gedichten], april 2006, 701, 10-11.

(mooier dan voorheen): het ontbijt op bed is snel opzij gezet, 10

(een schil van breekbaarheid): het rook naar jodium en het was stil, 11

Onder pseudoniem Tymen Trolsky

[Gedichten], maart 2007, 712, 40-41.

'ga naar buiten, zei ze door de telefoon, 40

Even stilstaan: soms vraagt ze of ik stil wil staan even, 41

[Gedichten], april 2008, 725, 43-44.

Onder pseudoniem Tymen Trolsky

'de liefde houdt van schaduw en gedempte stappen', 43

'lief, bedaar', 44

[Gedichten], januari 2011, 758, 30-40.

'je zegt dat je naar zin zoekt', 39

'de eeuw als kamer aangekleed', 40

[Gedichten], oktober 2011, 767, 14-16.

'het verleden dat je zoekt, weet wie je bent', 14

'stel je volstrekte duisternis voor', 15

'de diepste wet van het heelal', 16

[Gedichten], mei 2014, 798, 7-8

'Het is goed dat we sterven', 7
'Wanneer we uit de kring van sprekers treden', 8

[Gedicht], augustus-september 2016, 825-826, 46.

            er zit een duif op de vijfde ring van de toren, 46

[Gedichten], februari 2018, 843, 19-21.

                        (trouw): ik ga nu naar ons moeder toe, zei je, het zou, 19

                        (laatste kans): ik wandel door een afbraakwijk in Londen, 20

                        (graf): wat hier nog speelt, niets, 21

[Gedichten], december 2019, 865, 47-49.

          Bewaarde voorwerpen: niet dat ik dat niet weet, 47

          Waarom zou je gaan: maak je geen zorgen, wat je je herinnert –, 48

          Boodschap aan het heelal: het donker was gevuld met zacht verkeersgeruis, 49

[Gedichten], augustus-september 2020, 873/974, 55-57.

                        het doel is om de leegte niet te zien, 55

                        ik heb je altijd in mijn greep gehouden, 56

                        hij zweeft door zonnevlekken boven bodems:, 57

[Gedichten], april 2021, 881, 11-14.

                        Keukenleven:

                        1. ochtend, 11

            2. middageten, 11

            3.1 vroege namiddag, 12

            3.2 late namiddag, 12

            4. avondeten, 13

            5. avond, 13

            6. nacht, 14

 

Milikowski, Marisca

Zes gedichten, september 1984, 442, 25-27.

Ode: 'In blauwe lakjas op de Prinsengracht', 25

Zee: 'Blozend van mijn eigen zon', 25

Mierenval: 'Paden die dwars op mijn stromen staan', 26

Perron: 'Deze namiddag staan de zon', 26

Nieuwbouw: 'De wereld opent bij donker', 27

Marsman: 'Nu is hij 40 en een mens', 27

 

Millay, Edna

[Gedichten], december 1976, 349, 41-42.

Mariposa: 'Kleine vlinders, wit en blauw', 41

Gebed tot Persephone: 'Wees, Persephone, begaan!', 42. Oorspronkelijke titel: Prayer to persephone.

Humoreske: 'Vreemd, wat-zei men-nu zo'n kind', 42. Oorspronkelijke titel: Humoresque.

Vertaald uit het Engels door S. Fischer-Kunst.

 

Moeniralm, Nazroel

[Gedichten], februari 2002, 651, 32-33.

Christen: 'Dus ik was zaterdagavond lekker aan het stappen met mijn nicht en twee', 32

Hoop doet leven: 'En ... uuhhh ...', 33

 

Mohlen, Frank von der (1958)

[Gedichten], augustus-september 2012, 777-778, 23-25.

Tachtiger: 'Ik heb Bert Schierbeek nog gekend.', 23
Oud zeikwijf: 'Weemoed is een oude jas aantrekken',24
Alabama shakes: 'De dag nadat je thuiskomt van zo'n festival', 25

Onder pseudoniem F. Starik.

Wees bereid, januari 2015, 806, 3-7.

I. 'Wees bereid om te geven, alles te geven', 3

II. 'Ik kom uit een geslacht van mensen die de wereld vanaf de zijlijn bekijken', 4-5

III. 'Ik was op het eerste gezicht geen prachtproduct', 5

IV. 'Wees bereid om in de zon te kijken', 5

V. 'Jezus, je hebt in jouw tijd nooit van Zijn bestaan geweten', 6

VI. 'Wees bereid je eigen geluk op te offeren om de wereld te veranderen', 6-7

Onder pseudoniem F. Starik. In gewijzigde vorm voorgedragen als laudatio voor Keizer Augustus op 19 augustus 2014 in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden bij de presentatie van het boek Augustus van John Williams.

 

Mol, Berit

[Gedichten], juli-augustus 1986, 464-465, 19.

Als het waait: 'Je zei'

Avond: 'Zat je stil'

[Gedichten], juni 1988, 487, 26-27.

Morgen: 'Als ik morgen weg ben', 26

Oud verdriet: 'Een oud verdriet', 26

Stilte: 'Soms tref ik je geluidloos', 27

 

Monkhorst, Th.P.

[Gedichten], februari 1976, 339, 35-36.

Ontwikkeling, 35:

1. 'In de schaduw van de oude boerderij'

2.'Berusting is de overgave'

3.'Onschuld: 'sterven met een glimlach'

4.'Het ademend hart'

Schiermonnikoog 1: 'Daar waar het land laag is', 36

Schiermonnikoog 2: 'Toen ik kwam', 36

Werktafel: 'Ook al wordt er veel gehuild in dit huis', 36

 

Montale, Eugenio

Oude regels, januari 1989, 494, 28-31.

Vecchi versi: 'Ricordo la farfalla ch'era entrata', 28/30

Oude regels: 'Ik zie de vlinder weer, binnengekomen', 29/31

Vertaald uit het Italiaans door Eva Gerlach (ps. Margriet Dijkstra).

 

Mooij, J.J.A.

[Gedichten], juli-augustus 1986, 464-465, 30-33.

Gezicht op Delft:

1. 'Gegrondvest op de donkre spiegelbeelden', 30

2. 'In lucht en water weggezonken', 31

3. 'Hoe zijn de mensen op de kade', 32

De watermolen (Meindert Hobbema): 'Twee eenden hebben hun de weg gewezen', 32

Portret van Kardinaal Bibbiena (Rafal): 'Vanuit de donkerbruine ogen', 33

Met illustraties: Vermeer, Gezicht op Delft, 30; Meinder Hobbema, De watermolen, 32; Rafal, Portret van Kardinaal Bibbiena, 33

[Gedichten], juli-augustus 1990, 512-513, 55.

Vreemde vogels: 'Grijze reigers in 't vervuilde land'

De griffoenen van Samos: 'Legertje van griffioenen, verweerd'

 

Moore, Marianne

Tom Fool, december 1963, 197, 23-25.

'Zie Jonas in Joppa aan boord gaand, bang voor'

Vertaald uit het Engels door J. Bernlef [ = H.J. Marsman]. Bijschrift: Uit de Greentree Stal. Met aantekeningen van Marianne Moore, pp.24-25.

 

Morrin, Adriaan

Moedercomplex, 29-11-1961, 133, 9.

'Je hebt vannacht weer niet geslapen'

 

Morsjen, Nikolaj

Pseudoniem van Nikola Nikolaevitsj Martsjenko.

 

Mulder-Koeman, Grietje

Familiekroniek, juni-juli 1977, 355-356, 48-50.

1. 'Het schijnt z geweest te zijn', 48

2. Mijn oma: 'Zij heeft veertig jaar geconverseerd', 48-50

3. 'Mijn ouders verheffen', 50

[Gedichten], maart 1978, 364, 32.

Mijn vader speelt met mijn kind: 'Een kleuter op een bruine foto'

Mijn vader speelt op zijn Russische accordeon, een halve toon te laag: 'Het beeld frontaal, de voer vooral niet schuin'

Vijf gedichten, december 1978, 373, 18-20.

Konfrontaties, 18-19

1. Met een autistisch kind: 'Laat me alsjeblieft een kleine rechte tafel van begrip', 18

2. Afgesnauwd: 'Hou je bek', 18

3. Met een gek: 'Zijn huis is al zo vaak', 19

Voor Theo: 'Achter welke denkdijk bak het water door ?', 20

Gedateerd: 2 maart 1978.

Misdaad: 'Nee', 20

[Gedichten], november 1992, 540, 24-25.

Was ik: 'Vr sluitertijd was ingesteld', 24

Ben ik : 'De weg', 25

 

Muller, Theo

[Gedichten], april 1976, 341, 24-26.

'meedogenloos slooptuig van gedachten', 24

'wind over de polder', 24

(mijn moeder): 'achteromgekeken staat ze nog', 24

'de lucht is grijs', 24

'oude vrouw met een vracht', 25

'vandaag ben ik de hele dag', 25

'zolang ik klein was', 26

'uit muziek van Schumann kwam', 26

[Gedichten], augustus-september 1976, 345-346, 34-36.

Requiem: 'er was geen herinnering meer', 34

'toen ik de borduurkap waarmee', 34

Leeftekens: 'zolang met komma's en punten', 35

Rondeel: 'eerst kwam de adem', 35

'Hoe zal ik weten', 36

Tien gedichten, augustus-september 1977, 357-358, 40-43.

'hoor de stilte, zegt het kind', 40

'een rechte laan', 40

Wandeling: 'dit heb ik vannacht bespied', 40

'wanneer ik wakker lig en niet', 41

'de broedplaats van bewustzijn', 41

'zeer recht', 41

'aan de wind', 42

'de kamer ligt geankerd aan het lamplicht', 42

Voor de oudere lerares Nederlands: 'tussen onbespoten fruit en wilde flora', 43

De drie hoeren: 'er waren eens drie hoeren', 43

Negen gedichten, november 1978, 372, 32-35.

'uit stilgevallen straten', 32

'de radio om middernacht', 32

'de zin van iets geven is', 32

'laatst liep ik met mijn moeder', 33

Voor het goede doel: 'toen ik met een volle hoodschappentas', 33

Kentering: 'tegen een hemel', 34

'o kindertijd', 35

'hoe het langzaam dag wordt', 35

'ik sta in ons oud huis in kampen', 35

Acht gedichten, januari 1979, 374, 37-40.

'het besneeuwde land', 37

Cantilene: 'waarheen buigt zich de wind', 37

'eigenlijk heb ik alles zelf bedacht', 38

'staren naar de hoek van de tafel', 38

Noem het: 'noem het een gezicht', 38-39

(alweer: mijn moeder): 'boven in je slaapkamer', 39

Kampen: 'provinciestad tussen polders en dijken', 40

[Gedichten], februari 1980, 387, 27-29.

1. 'ik ben de kat in dit huis', 27

2. 'mijn meester mijn vriend, 27

3. 'deuropener', 27

4. 'als ik geen eten krijg', 27

5. 'wanneer je wispelturige regime', 28

6. 'in je vredigste bui', 28

7. 'het huis en ik, we', 28

8. 'je houdt van me', 28

9. 'terwijl je me liefkoost, 29

Zeven gedichten, augustus-september 1980, 393-394, 23-25.

'dit is hoe zij samenwonen', 27

Sprookje: 'men noemt hen prinsen ofschoon', 23

'ik droomde van een prachtig huis', 24

'als jij breekt', 24

'als grotbewoner tekenen wij', 24

(Villa cronstadt): 'open deuren naar een klein balkon', 25

'in je ogen bruist de zee', 25

Zes Gedichten voor een gestorven jongen, januari 1981, 398, 34-36.

'nog is het huis vol relikwien', 34

'vol schaamte zicht ik tussen vuilnis', 34

'met je moeder en je broers mee', 35

'die avond laat in champry', 35

'ik zal je nu voorzichtig dragen', 36

'soms zie ik iemand', 36

 

Mutsaers, Charlotte

Drie gedichten, juni-juli 1985, 450-451 [451-452], 34-38.

Palingdroom: 'De trein vertrekt, maar onze hond', 34-35

Alles dood: 'Hoog de kasteelzaal', 36

Marche sombre des comcombres: 's Nachts het venster opgeschoven', 37-38

Met illustraties van de auteur, 35 en 37.

[Gedichten], augustus-september 1985, 452-453 [453-454], 43-45.

Ex voto konijne-oor: 'Vanavond ben ik in je zieke oor te gast', 43

Voor geen geld: 'Met ponden draven ze op', 44-45

Met illustraties van de auteur, 43 en 44.

Recept voor Sousa's kattegraf (Ljevka tot troost), november 1985, 456, 22.

'Snoes, zit niet in de nesten'

Kerstmis Metathesis, maart 1986, 460, 37.

'Toen Christus'

Met een illustratie van de auteur, 37.

Herfst op zee hoe merk je die?, november-december 1986, 468-469, 68-69.

'Takkenbossen?'

Met illustratie van de auteur, 69.

Hippodroom, mei-juni 1987, 474-475, 38-39.

'Dit is de Nacht van het Paard'

Met illustratie van de auteur, 39.

 

Nagel, Willem Frederik

[Gedichten], juni-juli 1981, 403-404, 31.

Onder pseudoniem J.B. Charles.

De tafel: 'Zoals de kamer'

Dom als een heiden: 'De jonge vrouw vroeg heel bescheiden'

 

Napel, Harm Hendrik ten (1991)

[Gedichten], maart 2020, 868, 23-24.

       Voor vandaag: Opeens begrijp ik dat, 23

          Voor de waterlinieweg: Tegen de hospiteerder zeggen we, 24

 

N, Yvonne (1958)

[Gedichten], februari 1992, 531, 23-25.

Hars: 'een deur vind ik en ga', 23

Lunair: 'is er een waarmerk?', 23

Voorplein: 'je staat hier al heel', 24

'Nacht: 'in de avond is plaats', 24-25

Arachne: 'tot aan de tanden in stof kom ik', 25

[Gedichten], maart 1992, 532, 28-30.

Beeld: 'licht drijft het beeld, koel op het oog', 28

Vensters: 'als de schemering komt, stop ik', 28

Exitus: 'tonen hoorden wil alle avonden', 29

Aanloop: 'in twee straten loop ik : n', 29-30

[Gedichten], juni-juli 1993, 547-548, 31-36.

'Fata morgana's van te laat geboren dromen hebben gewicht', 31

'De melktandjes van het ochtendlicht knabbelen', 32

'Lover, wimpers, vleugels, wind van levenwekken', 33

'De sinistere waterklok loopt leeg. Een vallen', 34

'Veel oud zeer ligt onder daken van angst', 35

'Het getij kruipt weg van de bedding', 36

Alle gedichten met illustraties van de auteur.

[Gedichten], december 1993, 553, 25-27.

Enkele reis vlakland: 'stalen sporen verlopen', 25

Sprong: 'alleen van pogen kan ik zeggen, uit', 25

Ent: 'verkapt zijn zag je feiten, van', 26

Traject van het licht: 'nochtans schenkt het heden iets', 27

De boom: 'netten van wortelen houden', 27

[Gedichten], maart 1994, 556, 23-24.

lief: 'o lief wees mij dichter bij', 23

spatium temporis: 'alles ligt hier ineengerold', 23

Voor Theo de Leeuw: 'geluid van hout dat zich vertakt', 24

limbus: 'buiten dit kan ik niet, 24

[Gedichten], december 1994, 565, 24-26.

Biografie of de papieren bootjes: 'Terwijl je langzaam afgegraven wordt drijft daar nog', 24

Provence 12.00 u: 'Een uitgebrande zonnebloem buigt door onder', 25

Graskantjes: 'Het onwillige, geel spetterende gras lacht, als het', 26

[Gedichten], augustus-september 1998, 609-610, 26-28.

'Als het dier in je lichaam in de breedte', 26

'Planten leggen de hand voorzichtig', 27

'Ja, zaad - eerst voelt het liploos', 28

[Gedichten], april 2004, 677, 12-13.

verhuizing: 'Hoe genaamd onverschillig liet', 12

afscheid: 'Op een schip, n woord, vaart', 13

[Gedichten], oktober 2004, 683, 19-20.

kleiner: je gedachten krijgen eindelijk vorm, 19

hoorbaar: een masker van een papieren zak is het mooist, 20

[Gedichten], november 2007, 720, 29-30.

maskarade: 'Het vult de hele muur:', 29

het bestaat: 'Dit is anders', 30

 

Nerval, Grard de

Pseudoniem van Grard Labrunie

 

Neylen, J.V. (1989)

[Gedichten], oktober 2017, 839, 32-34

            Kunstgras en huizenkoppen is wat onveranderd is gebleven, 32

            De doodstroom. Vingers klappen samen, 33

            Gewacht, en toen er niemand kwam, 34

[Gedichten], oktober 2020, 875, 44-47.

            En laat voor wat is. Laat de moeder die haar stem, 44

            Niet dit – niet dit blanco leven. Ik was niet van plan, 45

            Ik stift een mond. In het karmijn zoek ik een identiteit, 46

            Dit meisje hier, fijn als een narcis,, 47

 

Niematz, Max (1942)

Gedichten, april-mei 1988, 485-486, 55-57.

Adam Pijnacker: 'Niets wijst erop, dat we', 55

Winter te O.: 'De bomen, wohltemperiert', 55

Wolk: 'Eens, toen ik dacht dat ik', 56

Rogge: 'Bomen langs de akker, geteld', 56

Klok: 'Bij donker het betasten van', 57

[Gedichten], maart 1989, 496, 33-35.

Paviljoen: 'Zeewater stroomt beheerst langs', 33

Eik: 'Langs deze dijk omzien', 33

Telefoon: 'Als er n telefoon zou zijn', 34

Thalassa: 'Geluk is wisselend als onze', 34

Heem: 'Ik roei verboden schaduwen', 35

[Gedichten], januari 1990, 506, 26.

Faade: ''t Gindse wil je niet toe be-'

Lutje Hrn: 'Zeewater, allitererend'

[Gedichten], maart 2012, 772, 43-44.

Land: 'Droge voeten - meer verlang ik niet.', 43

Strand: 'Je moet wel een goed mens zijn. In', 43
Zure appels: 'Zuur zijn onze dagen, nu wij niet', 44

[Gedichten], , januari 2015, 806, 41-42.

Goed: 'De geur van schoon ondergoed', 41

Sputum: 'De een mag spreken van onhyginisch', 41

Appel: 'In koortsig broeden overzie je', 42

Zij en ik: 'Wat is er? vroeg ze. Wat heb je?', 42

 

[Gedichten], november 2019, 864, 26-28.

          Moeydir: De nacht viel snel, het leek hem beter, 26

           Straks: Straks, als ik dood ben, ga ik met je vissen, 27

           Gedicht 23: In de ochtendstilte klonk het gekras, 28

[Gedichten], april 2020,869, 47-49

          Waanzin: Ook waanzin gaat voorbij. Waanzin is, 47

          Caesar: Even houd je de Gallische oorlog, 48

          s Winters: s Winters vind je soms nog leven, 49

 

Nods, W.

Herinnering, 09-11-1960, 78, 15.

'Van mijn moeder onthield ik een glimlach'

 

Nordbrandt, Henrik

[Gedichten], april 1967, 235, 19-20.

Du ligner en film: 'du ligner en film', 19

Je lijkt op een film: 'je lijkt op een film', 19

Drm: 'i min drm', 19

Droom: 'in mijn droom', 19

Trappesang: 'dit ansigt', 20

Trappenlied: 'je gezicht', 20

Ddsikon: 'din dd', 20

Doods-ikoon: 'je dood', 20

Gedichten in Deens-Nederlands. De eerste drie gedichten uit: Digte, 'Ddsikon' uit Miniaturer. Vertaald uit het Deens door A. Burnier [ = C.I. Dessaur]. Zie kritisch proza, C.I. Dessaur, 235, 14-15/17-18.

 

Nuis, Aad

Antilliana, 21-04-1960, 49, 14-15.

Reiskamertje: 'Het is vreemd met reizen', 14

Bij een standbeeld: 'Daar staat hij, pak en buik, een toga van beton', 14 Bijschrift: van Generalissimo Doctor Rafael Leonidas Trujillo Molina, Ciudad Trujillo, Dominicaanse Republiek.

Rondeel: 'Krekels onderbreken de spreker', 14

Bijschrift: Evening lecture, University College of the West Indies.

Een klein eiland: 'Het perk is rond en groen, het huis is wit en vierkant', 15

[Gedichten], 14-09-1960, 70, 14-15.

Supporter's song: 'Ik prijs in jou het duizendpotige', 14

Boeket van een Mede-rozenkweker (Graves): 'O wat zegt de rozenkweker', 14

Groteske (Graves): 'Chinese oom, halfblind, slechthorend, jichtig', 14

Klein Groen Beest: 'Een klein groen beest dat op mijn vinger zit', 15

Holland: 'Holland is een oud huis zonder dak', 15

Een moeilijke tijd: 'Fluiten als een regenvogel', 15

[Gedichten], 07-12-1960, 82, 10.

Beren aan het hof: 'Op mijn bureau een kleine oude prent'

Twistgesprek: 'Een man?'

Strip-tease: 'Net lag hij kraaiend in een roze huid'

Wisselend weer, 21-06-1961, 110, 11.

'Zuidwesters en ploegen, vissers en boeren'

[Gedichten], 29-11-1961, 133, 13.

De Held wordt kaal: 'Nog steeds een rost, en zelfs steeds meer een rots'

Voor de Poes: 'Goed, ik ben een kaal dier, flarden aan het lijf'

[Gedichten], mei 1963, 190, 33.

Ars Poetica: 'Je kunt maar weinig zeggen in gedichten'

Correspondentie: 'Vandaag brieven van twee meisjes'

Drie rederijkers, augustus-september 1966, 228, 26-27.

1. De hoofdredacteur (sestina): `Aan zijn bureau kijkt hij de wereld rond', 26

2. De interviewer (rondeel): `Zegt dr. X (wat weet hij veel!)', 27

3. De columnist (sonnet): `Een spottend, zeer persoonlijk commentaar', 27

 

Oerlemans, J.W. (1926)

[Gedichten], 01-02-1961, 90, 12.

Mijn beesten: 'dagen als duinzand, zacht en ongelukkig'

De prooi: 'Je dunne hand'

Babels: 'Ik ben het dorstig monument'

Herinnering: 'Jaren riep ik achter mij'

De verwoesting, 09-08-1961, 117, 16.

'Het gaat over Brabant waar de heide was'

[Gedichten], 16-08-1961, 118, 9.

In een slaap: 'In een slaap van heuvellanden'

De verschansing: 'De ramen hebben zich gesloten'

Het huis, 01-11-1961, 129, 15.

'Het is een oud huis met rafels'

Het oude landhuis, 29-11-1961, 133, 15.

'Het is een vreemd huis waar de geslachten'

Amerika, 07-02-1962, 140, 16.

`Ik zou de krachten willen zijn van Amerika'

[Gedichten], 28-02-1962, 143, 12.

Nacht: `Dit is een nachtelijk gedicht'

Het wereldkonijn: `Met zijn kop gebogen over de bossen'

Zomermiddag halfdrie: `Het weinige gras in de spooktuin, het moeras dat stinkt'

[Gedichten], 09-05-1962, 153, 13.

Zomer I: `Je bent de lieve berg, de dode-'

Zomer II: `De rivieren waarop wij staarden, zijn er nog'

Zomer III: `De schaduw brak'

Gedichten, 13-06-1962, 158, 15.

Verwijderingen: `Tussen verwijderingen en einden'

Huis in Auvergne: `Eindeloos en arm als de nacht'

Mythologie: `Ik las een verhaal vol oudheid'

Zomer aan de rivier, 10-10-1962, 175, 15.

`De schemeringen werden langer, de zomer wit'

[Gedichten], juli-augustus 1965, 216-217, 41.

Wandelende vrouw: `In het magere veld liep zij zacht te zwieren'

Het verschijnsel bij Gap: `Er moeten bossen gegolfd hebben'

Winterochtend: `Als ik opsta vol lakens en duisternis'

[Gedichten], oktober 1976, 347, 18-21.

Woorden: 'Ik hou van woorden als leeg en', 18

Wolk: 'Deze streep dunne wolk', 18

Altijd: 'Zij verdween in een plooi', 18

Sporen: 'De drempel schittert nog van jouw voet', 18

Vogel: 'Dit keer riep de vogel zo zacht fluitend', 18

Nihilisme: 'Die nacht hebben wij op het strand', 19

Koningschap: 'De koningen zijn verdwenen op n na', 19

Kopen: 'Ik vestig mij bij voorkeur', 19

Orion: 'Op weg naar sterrebeelden', 19

Boom: 'Daar waar de bodem rechtop staat', 20

Wit: 'Het wit was maan geworden en later', 20

Tekening: 'Zij tekende eens een sloot', 20

Bladeren: 'Er zijn bladeren zo dun opgehangen', 20

Insect: 'In de twaalf uur', 20

Afscheid: 'Hoe moet ik ooit weer weggaan', 21

Paard: 'Een paard hoort niet los in het koren', 21

Het landhuis: 'Je moet je moeder waarschuwen', 21

Voorpublicatie uit de bundel In de neerslachtige polder en elders (1976).

[Gedichten], april 2000, 629, 30-31.

            Toen zijn woorden: 'Toen zijn woorden zich hadden verdaan', 30

            Het waren dezelfde jaargetijden: 'Het waren dezelfde jaargetijden', 31

[Gedichten], januari 2002, 650, 18-19.

'Zo waren wij overgeheveld', 18

'Meermalen heb ik 's nachts', 19

[Gedichten], maart 2003, 664, 16-17.

            Uitgeweken naar vroeger: Uitgeweken naar vroeger, 16

            Collegezalen: Zo was zij gstalte geworden, 17

[Gedichten], december 2003, 673, 32-33.

            Het gras: Het gras had geen einde meer, 32

            Jaargetijden: Die winter, 33

[Gedichten], oktober 2004, 683, 25-26.

Het wandelen: Ik hou niet van wandelen, 25

Peren: Ik dacht nog, deze herfst, 26

[Gedichten], juni-juli 2005, 691-692, 26-27.

Dichterschap: 'Voorin de tuinkamer',26

In de duinen vroeger: 'In de duinen vroeger', 27

Lydia, juni-juli 2006, 703-704, 70.

I: 'Zij ging de wereld achterna'

II: 'Wij laten ons prachtig zeilen'

III: 'Zo dreven wij samen'

 

Oomen Capteyn, Nora

Alleen aarde moet aarde worden. Bosnische elegien, oktober 1993, 551, 24-26.

1. 'Een verpleegster wast', 24

2. 'Een studente aan de filmacademie', 24

3. 'Een hond wordt begraven op', 24

4. 'Een cameraman gaat een', 25

5. 'Een sluipschutter schiet', 25

6. 'Een journalist komt thuis', 25

7. 'Een jongen en een meisje', 25

8. 'Een dokter amputeerde het', 26

9. 'Aan de bosrand even buiten', 26

10. 'Een echtpaar betrekt het huis', 26

11. 'Een man in de stad leest', 26

 

Oosterbaan, Lammijna

Huldiging, februari 1966, 223, 10.

`Voor de burgermeester'

 

Os, Th. Van (1954)

Ruig, donker, bitter, maart 2002, 652, 16-17.

'De oude dichter kijkt nog n keer om'

Brug, augustus-september 2009, 741-742, 37-38.

I. 'Dat kan ik me goed voorstellen', 37

II. 'Mijn broer zei altijd dat hij niet', 38

III. 'Ik dacht altijd dat ik de 51 niet', 38

4 Kwatrijnen, oktober 2011, 767, 44-45.

SOS: ' Wanneer mijn moeder blauwe rokken droeg', 44

Katholieke Illustratie: 'Mijn vader rookte pijp en blies zijn wolken', 44

Dichter: 'Hij zweeft met te veel armen en zuignappen'', 45

Samen: 'Hier in de inkt op dit papier', 45

 

Otten, Willem Jan

[Gedichten], december 1971, 289, 33.

Najaar in de kamer: `Ze geven geen teken van leven'

Met de zintuigen: `Dichten is'

Oude vrouw, mei-juni 1972, 294-295, 37.

'Ze is plantaardig, woeker van het meubilair'

[Gedichten], mei-juni 1984, 438-439, 90-91.

Gezinshoofd: 'In elke kamer slaapt een mens', 90

's Morgens:

1. 'Hij geeft zich omdat zij hem spant'

2. 'Om eerst een eeuwigheid daarna'

3. 'Ergens ruist de douche, vervolgt'

Twaalf afzonderingen, januari 1987, 470, 28-33.

Begin 1: 'De stem vol etenstijd', 28

Zij: 'Zij neemt haar plaats in voor haar spiegelbeeld', 28

Zij zee, hij meeuw : 'Zij bijt een appel wijdbeens voor de zee', 28

Ochtend: 'Nog twintig treden', 29

Evenbeeld: 'Hij komt niet tot bedaren', 30

Er na: 'Iets kraste zijn nagel over mijn binnenste schoolbord', 30

Na de nachttrein: 'Bedauwde klinkers, droge stoep', 31

De eerste tuin : 'Mijn moeder toonde ons haar nieuwe tuin', 31

Voor vaarwel: 'Ik heb haar op de Loreley-express gezet', 32

Doezelende oude: 'Hoog in zijn geheugen', 32

Voor de dooi uit: 'Hij schrijft zijn slagen', 33

Begin 2: 'Mij meegegeven met een verlangen', 33

Acht gedichten, oktober 1987, 479, 3-6.

Amphytrion, 3:

1. 'Na de nachttrein stond ik in de tuin'

2. 'De zon is onder en de boom een donker ding'

3. 'Ook al zeg je nog zo lief'

Liedje voor de pijn: 'Een mevrouw loopt door de gang', 4

Op zaal: 'Nadert er rinkelend glas', 5

Laatste blik achterom: 'Daar in die Nijl', 5

Laatste blik vooruit: 'We zien het gras en horen water', 6

Laatste blik: 'Hij ligt langszij het raam, ogen wijd', 6

De droom van de tastbaarheid, november 1988, 492, 36-39.

Echtpaar aan de oever: 'er is een vaagte tussen man en vrouw', 36

Meneer Penelope beraamt een bruid: 'Zij zou herrijzen uit de Hades van haar schoonheid', 36

Een ster gezien door er naast te kijken: 'Hij oefent zich in het kijken door het kraalgordijn', 37

De Macht die schudt: 'Er was een onanoir verleden tijd', 37

Twee vierjarigen en God: 'Doorzichtig waren ze en dreven'

Een omhelzing zonder arm: 'Eens kwam hij laat de kamer in', 38

­Waarom trok toen hun passie krom?: 'Er was een amazone daar dreef zij in', 39

Broeder zool: 'Zij betast haar ivoren biceps, het meisje', 39

 

Ouwens, Kees

[Gedichten], mei 1980, 390, 12-13.

Tobbe: 'Ontvallen positie, uw lege plaats is als een muurvlak zonder raam', 12

Expansie: 'Ontwelling van sap, het is zo schoon te weten dat u waakt', 12

Kaalte: 'Stervend gras, waarom gaat u dood', 12

Zog: 'Verregening in wind, u is zo bizar in uw rechten', 13

Macht: 'Tweeledige dood, klem mij niet langer aan uw borst want niets beklijft', 13

Gedichten, maart 1981, 400, 21-24.

Ik zag...: 'Ik zag de ziel der depressie', 21

Chemie: 'Wonderdadig middel dat ik bekwaamheid alles overtreft', 21

Natjas: 'De dag ontplooit zich als van de werkster de dweil', 22

Klem: 'Ik keek omhoog met de mond naar', 22

Loketten: 'Blakend achterbuurt, met uw doodsklokken en autowassers', 23

Tocht: 'Ik was tweentwintig, de wereld lag voor mij open', 23-24

Twintig gedichten, juni-juli 1982, 415-416, 44-58.

Robe: 'Ik trouwde met mij, en ik', 44

Mineraliteit: 'Ik ontkleedde mijn lichaam', 45

Ster: 'Ik treur niet om droomverlorenheid', 45

Aanblik: 'Ik ben de betovering van het aanblikbewustzijn', 46

Manufactuur: 'Ik maakte mij/en ik wist hoe mijn hoofd reikte naar mijn hand', 46

Grond: 'Ik maakte mij/terwijl ik mijn lichaam aanwendde tot', 47

Magma: 'Ik wist God mijn voorspraak', 47

Parallellen: 'Ik hield uitverkoop van mijn volume', 48

Sursance: 'Ik droeg zichtbaarheid af aan de ontvanger van mijn aanblik', 49

Arbeidsslag: 'Ik had een band met mijn rug', 50

Vendel: 'Ik was symbool van nationaliteit', 51

Offerte: 'Ik beken, ik heb niet geleefd', 51

Derivaat: 'Ik was de zin van mijn leven', 52

Exil: 'Ik ontwierp mij', 53

Ochtendzon: 'Ik was ten prooi aan mij zelf', 53

Westelijk: 'Ik kleedde mij om uit te gaan naar mijn grond', 54

Afreis: 'Ik zag een man zich van de daad ontdoen', 55

Detentie: 'Ik was de hystericus van mijn lichaam en', 56

Apostaat: 'Ik was de Moeder Gods', 57

Obductie: 'Ik had geen kennis', 58

[Gedichten, mei-juni 1984, 438-439, 76-79.

'Ik hoopte dat u uit de tekst kroop die mijn hand op u', 76

'Ik was niemand minder dan mijzelf aan wie ik', 77

Wilg: 'Ik was mijn meest uitgesproken vorm', 78

Ik riep u aan mijn poort...: Ik riep u aan mijn poort nadat ik u', 78

'wie gelooft niet aan zijn gevoelens die zich aan', 79

Luister naar die woorden, februari 1988, 483, 24-27.

Luister naar die woorden uit mijn mond: 'Luister naar die woorden uit zijn mond en toch...', 24

Het was een dag in april: 'Jaren daarvoor had ik getracht mijn uiterlijk ingang te', 25

Ja ik ben vertwijfeld: 'Wat de god mij gegeven heeft, heeft zij mij afgenomen', 25

Waarom anders...: 'Waarom anders zouden wij bij herhaling naar onze gronden zijn', 26

Nee, dat lijkt maar zo: 'Een augustusdag. Een laatste poging tot het absolute En', 26

Van goddelijke oorsprong heb ik geprobeerd te zijn: 'en een vervolg op die regel heb ik gezocht', 27

 

            Papenhove, Fred (1956)

[Gedichten], mei 2020, 870, 48-49.

             Brief aan mijn broer Ruud in de hemel boven Den Haag

             Zij

[Gedichten], november 2020, 876, 38-40.

                        In Den Haag: bij ons om de hoek staat een standbeeld, 38

                        Love me tinder: ik accepteer me zoals k eruitzie, 39

                        Drive-throughcondoleance (april 2020): kom aanrijden in me auto en zie dat de kist met daarin, 40

[Gedichten], maart 2021, 880, 48-49.

                        Onder ons (voor Delphine Lecompte): luister op Spotify naar AC/DCs, 48

                        Selfie: al kost het me een uur, 48

                        Beginnende vogelaars: we nemen in het bos onze positie, 49

[Gedichten], juni/juli 2021, 883, 23-24.

                        Wat is dat toch: het uitbreken van de zomer wordt met opwinding begroet, 23

                        Zoektocht: wil een hond voor contact, 24

                        Huiver: vandaag mag k voor, 24

[Gedichten], december 2021, 889, 39-40.

                        Psychedelica anno 2021: t maakt best wat in me los een paar chocolaatjes met, 39

                        Body mass index: probeer een boom te omhelzen, 40

                        Woke: kies voor black lives matter, 40

 

Pastor, Marianne

Drie gedichten, januari 1985, 446, 31.

'Omdat op het ikoon de lucht'

'Ochtendmist de IJssel'

'Nu is de bedding droog en'

[Gedichten], november 1985, 456, 28-29.

Nu het donker wordt langzaam:

'Nu het donker wordt langzaam', 28

'Nu klimt de zon en neemt', 28

"Opdat deze hand Ruth', 28

Zij noemen mij Hodegetna: '"Ik ben het. Bij de Scaesche poort', 29

Twee gedichten, februari 1989, 495, 20.

1. 'Niet voor ik mijn voet ontschoei en hoor'

2. 'Opdat ik leeg werd en de velen opnam die vergingen-'

 

Pavese, Cesare

[Gedichten], februari 1990, 507, 32-33.

Ontmoeting: 'Deze harde heuvels die mijn lichaam maakten', 32

Ook jij bent heuvel: 'Ook jij bent heuvel', 33

Vertaald uit het Italiaans door Margarieta Jeltema.

 

Peeters, Hagar (1972)

[Gedichten], oktober 2017, 839, 6-8.

                        10 gedichten voor Lucebert:

                        I: We laten de wartaal van de holle vaten klateren, 6

                        II: Kreeft schiet op!, 7

                        III: De geest scherpt zich maar zelden, 7

                        IV: Vlam vlam in de rouw, 7

                        V: Er waren geen moeders en vaders, 7

                        VI: In het atelier had de tand des tijds, 8

                        VII: Een vlek een universum, 8

                        VIII: Ook een verfspetter is een vlek, 8

                        IX: Ik bevrijd betekenis, 8

                        X: Een tentoonstelling is een terechtstelling, 8

 

 

Pieters, Ludo

Ooggetuige, oktober 1963, 195, 24.

'Het onkruid gemis'

 

Pijnaken, Eric

Een mienuskuul gebeuren, november 1967, 240, 40.

`waar hij gaat volgt hem'

 

Ploeg, Froukje van der (1974)

[Gedichten], augustus-september 2001, 645-646, 25-26.

Elke dag verse brunettino's: 'Vanuit haar strandstoel kijkt ze', 25

Woensdagochtend: 'en motregen op de brug', 26

[Gedichten], mei 2002, 654, 16-17.

Over en sluiten: 'Zijn rug voor het raam', 16

Niet orgasme bevorderlijk: 'een maag vol warme chocomel appeltaart', 17

[Gedichten], oktober 2004, 683, 12-13.

Fotoalbum: mijn ogen bestonden al, 12

Strand in juni: Wind blaast winter in zomers licht, 13

[Gedichten], mei 2005, 690, 18-19.

Vervreemding: 'Ik zal voor je liegen', 18

Het vergeten is begonnen: 'Wat weet je nog van wat je niet', 19

[Gedichten], januari 2006, 698, 29-30.

Mijn dag begon met de gedekte tafel, 29

Weiland: Oma in een roze pyjama, 30

[Gedichten], mei 2006, 702, 35-36.

Alice: Zie je de wamte de tijd uitzet, 35

Koninginnedagen: Het eerste bezet op de straten, de eerste, 36

[Gedichten], oktober 2008, 731, 31-32.

Geen nieuwe dagen: 'De wind volgt mijn adem', 31

Oud en over: 'Een meisje rekt de avond', 32

[Gedichten] februari 2012, 771, 27-28.

Zitten: 'Ze denkt: ik kan het uitzitten', 27

Val: 'Het perspectief slaat om, bomen', 28

[Gedichten], maart 2013, 783 [784], 41-42.

Eerst: 'Ik was veertien en een langpootmug', 41

Intermarch: 'Door de regen naar binnen gedreven dan maar', 42

Verlies: 'De wind volgt mijn adem langs de appelboom' 42

[Gedichten], oktober 2014, 803, 32-33.

Kistje: 'Zolang ik het er niet over heb', 32
Stof: 'Is dit het dan, vader, het leven opgebouwd', 33

[Gedichten], juni-juli 2015, 811-812, 3-12.

Februari: 'Ochtend, het zusje laat de dingen', 37

Date: 'Ik heb een man ontmoet zegt oma', 38

Nummers: 'In het huis met deze keer een zee', 39

[Gedichten], maart 2016, 820, 23-24.

            Zand: Hij zegt het is geen tovermiddel, als ik haar zie, 23

            Onthechten: Wij zitten dezelfde tijd uit, wachten tot, 24

[Gedichten], maart 2018, 844, 16-18.

            Lieve Imke: Hoe bevalt je het leven weer terug, 16

            Wat er is: Ochtend en buiten draaien de kranen, 17

            Uitgesproken: Hij vouwt zijn armen als een lasso, 18

[Gedichten], oktober 2019, 863, 3-8.

          Zonnehof: Voor haar is het eigenlijk niet erg, 3

          Doldrums: Mijn hersens zijn glad, 4

          Jullie zijn het niet: Het is niet alleen afscheid van een persoon, 5

          Geduld: Ik dacht: er komt een moment, dan weet ik het, 6

          Maandag: Ochtend en het regent tegen het raam, mannen sturen, 7-8

  

[Gedichten], december 2019, 865, 11-13.

          Insomnia:

           I: 23 juli 02:23: Ik kijk naar de dingen die wel slapen, mijn katers, 11

          II: 26 juli 03.15: In het gat van de nacht is de traagte terug in de tijd, 11

         III: 28 juli, 04.30: Opgedroogd zaad in haar hals voelt als restjes, 12

         IV: 28 juli, 05.10: Het is niet zo dat ik met je moeder, 12

          V: 1 augustus, 05.15: Vraag je af hoe het voelt om na een avond, 13

[Gedichten], maart 2020, 868, 45-48.

      Amsterdam, oktober: Lieve Imke, 45

      Overgeven: Het is een herhaling in doodgaan, 46

      Amor fati (I): De jongen controleert zijn hartslag – een patroon bloedspetters, 47

      Amor fati (II): Ik wachtte op een bericht, 48

[Gedichten], mei 2021, 882, 21-23.

            Standaardsituatie: De agente bekijkt de kamer en vraagt, 21

            Algoritme: Duitse huisjes in donker gebied, hotels met zeven sterren, 22

            Overbrugging: Hij stuurt me zijn uitzicht, zee en klif en lage zon, 23

 

Pointl, Frans (1933-2015)

[Gedichten], februari 2011, 759, 25-26.

Nacht (I): 'Vannacht in een auto', 25

Nacht (II): 'moeder, vannacht bij ons oude Heemsteedse huisje', 26

Geborgenheid: 'moeder die mij kent', 26

Berichten uit het Dr. Sarphatihuis, Amsterdam, mei 2013, 786, 25-26.

Spiegel: 'in de spiegel', 25

Contact: 'wuif naar mijn alter ego', 25

I.M. Dokter Rex Derksen – dec. 2012: 'dat vieze eten', 25

Aandacht: 'jij schrijft omdat je',26

Afscheid: 'meeuw Frans P.', 26

elke ochtend, augustus-september 2013, 789-790, 55.

'elke ochtend'

[Gedichten], december 2013, 793, 40-41.

Voor P. die niets vermoedt: 'jij bent het', 40

Dood: 'ben ik dood', 41

[Gedichten], april 2015, 809, 29-30.

Spiegelbeeld: 'kijk', 29

Even blij: 'Soms -in de nacht- onwetend', 29

1945: 'Niets bezaten we', 30

[Gedichten], augustus-september 2015, 813-814, 17-18.

Nieuwe dag: 'alsof ik ben gedwongen', 17

Mevrouw V.: 'een mens gaat', 17

Die vredige tuin van toen: 'de eerste zes jaar', 18

 

Poll, K.L. (1927-1990)

Huis, 12-10-1960, 74, 13.

Onder pseudoniem F. Sivry.

'Kom binnen door de linkerdeur'

Opdracht: voor Peter Vos.

Contrasten, 16-11-1960, 79, 15.

Onder pseudoniem F. Sivry.

'Tranen drogen'

In leven, 12-04-1961, 100, 10.

Onder pseudoniem F. Sivry.

'Er ligt niet ver van hier'

Zondag in juli, 12-07-1961, 113, 11.

Onder pseudoniem F. Sivry.

1. 'Blauwe regen valt niet'

2. De kastanjeblaren beginnen'

3. 'Het is niet waar dat een vrouw'

4. 'Wachtend op het einde'

5. 'De schrale zwarten schikten de pop'

6. 'Het is niet waar dat de trouw'

Ontmoeting, 16-08-1961, 118, 9.

Onder pseudoniem F. Sivry.

'De nieuwe kleren van de keizer'

Op goed geluk, 14-03-1962, 145, 16.

Onder pseudoniem F. Sivry.

`Kijk, daar komt het geluk'

[Gedichten], 22-08-1962, 168, 12-13.

Onder pseudoniem F. Sivry.

`Ik heb een diamant gevonden', 12

Kamer: `Mijn dochter zit met een pop op een stoel', 13

[Gedichten], 12-09-1962, 171, 11.

Onder pseudoniem F. Sivry.

Tweelingen: `Paljas, het late uur komt vroeger'

Vulgarisatie: `Begroeid met eruditie'

Niets menselijk is God vreemd, 28-11-1962, 182, 14.

Onder pseudoniem F. Sivry.

`De kapper heeft gelijk, het is een zegen'

N.a.v. een krantebricht in Het Parool, 17-11-1962.

[Gedichten], 17-01-1963, 186, 34-35.

Onder pseudoniem F. Sivry.

Baseball: 'Manager Stengel is ontslagen', 34

In Los Angeles: 'Een oude man in een tropisch park', 34

Overvloed: 'Zij zong ook over de kast met de koffer erop', 34

De gareelgangers: 'Het is daarbinnen veiliger', 35

De nieuwe goden, februari 1963, 187, 35.

Onder pseudoniem F. Sivry.'Onder een lijsterbes in de vogelbuurt'

'De goden zien er van boven gezien', april 1963, 189, 38.

Onder pseudoniem F. Sivry.

Tot er vrede op volgt, juli-augustus 1963, 192-193, 21.

Onder pseudoniem F. Sivry.

'Vrede zij met u en de uwen'

[Gedichten], oktober 1963, 195, 24-25.

Onder pseudoniem F. Sivry.

Ivanhoe: 'Met houten sabel', 24

Septembergeluiden: 'Kinderen klinken door de avond', 25

Begrafenis: 'Wij stonden ongemakkelijk', 25

Goudader: 'Hetis de eerste keer niet', 25

Matinee van circus Strassburger, november 1963, 196, 43.

Onder pseudoniem F. Sivry.

'Ouden van dagen, vergroeide verschrikkers'

[Gedichten], maart 1964, 200, 34-35.

Parkwandeling: `Engeland is vol winterrozen', 34

Aan de achterkant: `Angstig voor het stille', 34

Verkou­den: `Ze zegt: ik heb vannacht', 34

Bestemmen: `Wat doen wij met de kerken', 35

Winter: `Eenden gorgelen', 35

Wiston House: `Zeven donkere mannen', 35

[Gedichten], mei 1964, 202, 17.

Goede raad: `Zoek de droge sentimenten'

In Zweden

1. `Een meisjesstudent in Lund

2. `Ragnar Josephson dwaalt'

3. `Mij is verteld'

[Gedichten], september 1964, 206, 26-27.

Nieuw geloof: `Er mankeert, zeggen ze, veel aan onze taal', 26

De regels staan los van elkaar: `Het geheim is niet in de dode natuur', 26

Mogelijkheden: `De maan is een appel', 26

Vroeger

1. `Het verleden dat zijn', 27

2. `Wat terugkomt heeft de smaak', 27

[Gedichten], december 1964, 209, 20-21.

Twee meisjesdromen

1. `Mijn mooiste droom en ook mijn treurigste', 20

2. `Toen ik klein was droomde ik een keer', 20

Aanwijzingen: `Pas op voor de clinicus', 20

Over een ree: `De wereld is klein daar', 21

In huis, februari 1965, 211, 10-11.

`Wij zijn bedoeld als geluid, verstorend'

Begeleiding, december 1965, 221, 24-25.

`Laat alles samenkomen, ongeregeld'

Een idylle, april 1966, 225, 14-17.

1. `Verteld is verteld. Een naaldloze kerstboom', 14

2. `Zijn vriendin droomt over een bos', 14

3. `Over de ouders van Jan en Levine', 14

4. `Details zijn altijd welkom, zij leiden af', 15

5. `Op de achtste verjaardag van Levine', 15

6. `Met een stok in het zand getekende figuren', 15-16

7. `De familie van Jan en Levine met haar moeder', 16

8. `Een jaar of vier later zaten zij beiden', 16-17

9. `Het was geen waanzin die zich openbaarde', 17

10. `Hun laatste ontmoeting. na een duinwandeling', 17

Zeven hoofdbegrippen, juni-juli 1966, 227, 52.

Vorm: `Ook dit is een vorm, al'

Tijd: `Laat maar komen de tijd'

Plaats: `Denk aan de plaats van geboorte'

Verband: `het verband, goed, als een geel'

Vrijheid: `De ene appel na de andere'

Geluid: `Stomheid slaat, tot slot'

Nacht: `De nacht gedacht in theorie'

[Gedichten], augustus-september 1966, 228, 43.

Het stileren van de onwil: `Wel is er reden voor een tegen'

Poging tot gebrek aan afstand: `Ruimte. Pas op voor een gebrek'

[Gedichten], december 1966, 231, 39.

Opstanding: `In de nacht van drie op vier'

De oude dichters: `De oude dichters wachten af'

Lied voor twee stemmen, juni-juli 1967, 237, 27.

`In speelkaarten gratis verwisseling'

In het land van de Yahoos, december 1967, 241, 16-17.

`Boven de aarde, in vruchtbare deining', 16

`Aan de dieren op aarde was onbekend', 16

`In strijd met de bevelen van zijn ouders', 16

`Gemeenteleden, laten wij hem volgen', 16

`Wespen, kikkers, haaien, apen en paarden', 17

`Wij, de gezegende heersers uit de lucht', 17

`Langs de los bungelende draad werkte zich', 17

`Onder het gewicht van de binnen dringers', 17

Schoolrenie, april 1968, 245, 17.

`Het jubileum van de oude Haagse katholieke school'

Portret van een beginner, november 1968, 252, 31.

`Onvoorbereid verstoor ik'

Metamorfosen, februari 1969, 255, 26-27.

1. `Het nieuws eindigt. Op het paleisbalkon', 26

2. `Westerouwen van Meeteren', 26

3. `Het mos van de handige lachers', 27

4. `Nachten lig ik wakker, maar dat', 27

[Gedichten], mei 1969, 258, 15.

Zondagmiddag: `Er is geen haast bij'

Beschaving: `het grootste onheil is geschied'

Verschil: `Dit taalgebruik onderscheidt zich'

Ongeluk, januari 1970, 266, 21.

`Uit de dagmoes de anekdote'

[Gedichten], augustus-september 1970, 273-274, 25-29.

Leerdicht: `wantrouw de dichters, zij kiezen zichzelf', 25

Over personen: `Het kan verbeelding zijn', 26-27

Het hol van de leugen: `Al in een pas gebalde vuist', 28

Acht korte gedichten, 28-29:

1. `Er zijn momenten dat tranen definiren'

2. `Hier ligt, tussen de aarde, Van Aerssen'

3. `In plaats van die lelijke narcissen'

4. `Per ongeluk, half slapend, de macht'

5. `Geen waarde hecht ik-nu dan niet'

6. `Stel dat u alles wist wat er geschreven is'

7. `Er stond eens in ee langverdorde krant'

8. `Over de doden, goed, niet over de doden'

Vijf gedichten, april 1971, 281, 15-17.

`De morgen na de opening', 15

`Kijk, de trouweloze dienaren van God, kijk', 15

Onder de appelboom achter in de tuin', 16

`Ver weg in de grond', 17

`De slang op het trottoir verbeeldt zich iets', 17

[Gedichten], januari 1972, 290, 20-21.

'Mijn witte kind fietst door de groene struiken', 20

'Gesteld, in de tuin voltrekt zich de avond', 21

'Laat de filosofen het rijk der verveling', 21

De wespen, november 1972, 300, 29.

'Macailay wist geen raad. Zijn eeuw verliep'

[Gedichten], maart 1973, 304, 32.

Keer terug: 'keer terug, gezicht, keer terug'

Japanse kers: 'De jongensnaam in bloesemletters op het hellend gras'

Nacht: 'Ik heb de studentenklok van mijn vader stilgezet'

Laten wij bescheiden zijn: 'Laten we bescheiden zijn'

Biografie, december 1973, 313, 23.

'Zoveel is zeker'

[Gedichten], mei 1975, 330, 23-26.

Om te onthouden, 23

1. `Pozie is geen bewijs'

2. `Taal over taal over taal'

3. `Ik geloof niet'

4. `Mijn formules voor een moraal'

5. `Het is niet waar'

6. `Steeds verder leven wij weg'

7. `De eeuwigheid ligt naast mij'

Monica, 24-25

1. `Ik haalde alle bloemen naar mij toe', 24

2. `Bang, zei ze, ben ik alleen voor slangen', 24

3. `Mijn vader zei, wanneer het had geregend', 24-25

4. `Alle wetten zijn wreed', 25

Portret: `Jij, de wellust puriteins', 26

Vriendschap: `Ze dachten allemaal dat ik dood ging', 26

Niet de logica: `O nee, niet de logica', 26

[Gedichten], augustus-september 1975, 333-334, 20-21.

Winter: `Vergeet de maan, zoals wij vergeten', 20

Zomernacht: `De melodie van de weerstand', 20

Vrijheidsbeeld: `Ik ben daar gek om de dingen', 21

Het Meer van de Ondank. Een tijdgedicht, maart 1987, 472, 3-[6].

December:

1. 'Het verleden, het verleden', 3-4

2. 'Het lichaam heeft iets nachtelijks', 4

3. 'Het is een lichte winterdag', 4

4. 'Niet lang daarna verhief zich', 4-5

5. 'O, laten wij elkaar bevolken', 5

6. 'We three', 5

7. 'Als zich, als zich in Wiesbaden', 5

8. 'De mooi gebogen c', 6

9. 'De muziek blijft tenminste', 6

Het Meer van de Ondank. Een tijdgedicht, maart 1987, 472, 7-9.

Januari:

1. 'Pijn, pijn, de la douleur', 7

2. 'De laatste huizen van het dorp', 7

3. 'Een zwarte kip', 7

4. 'De ordening komt later', 7

5. 'Come, animals, come', 8

6. 'Onder de deken van de koude', 8

7. 'Er is geen woord dat niet ontkent',

8. 'In de machines van het dorp', 8

9. 'Laat mij doen wat ik doe-', 9

10. 'Er mag geen dag voorbijgaan',9

11. 'De bomen steken', 9

Het Meer van de Ondank. Een tijdgedicht, april 1987, 473, 27-29.

Februari:

1. 'De sneeuw is terug in Den Haag', 27

2. 'Wetten zijn wreed', 27

3. 'Er daagt steeds iets anders-', 27

4. 'De witte pauw', 28

5. 'De Russische kerk', 28

6. 'De Grieken van Jacob Burckhardt', 28

7. 'Zo gaat het dus voorbij', 29

8. 'Wat zich vergeten laat, de wanhoop', 29

9. 'Zondag is het, de tuinen', 29

10. 'De vloed dreigt', 29

Het Meer van de Ondank. Een tijdgedicht, april 1987, 473, 30-32.

Maart:

1. 'Zij zijn vannacht', 30

2. 'Onder de woestijnbomen', 30

3. 'Nee, te laat, de beurt van deze dag', 30

4. 'Mist kan ook-', 30

5. 'Wadend door de honing kijk ik naar mijn liefdes', 30

6. 'Stilte. De woorden zwijgen', 31

7. 'In de kring van de vriendschap', 31

8. 'Als er niets meer is', 31

9. 'De naam was ik ook', 31

10. 'De afstand is de redding', 31

11. 'Wij lagen naast elkaar, zoals vannacht', 32

12. 'Er zijn, zo in het vroege licht', 32

13. 'Vertel mij over de man, Muze', 32

14. 'Kies het licht van de doorkijk', 32

15. 'Als zelfs de vogels niet onrustig worden', 32

Het Meer van de Ondank. Een tijdgedicht, april 1987, 473, 33-34.

April:

1. 'De vorm verschrompelt tot liefhebberij­-', 33

2. 'Ik kom, ik kom-', 33

3. 'Dit is het lied', 33

4. 'Ja, ja, ja', 34

5. 'Over de liefde', 34

6. 'Na een nacht waarin ik een meisje was', 34

7. 'De bloedrivieren worden ouder, breder', 34

Het Meer van de Ondank. Een tijdgedicht, mei-juni 1987, 474-475, 45-47.

Mei:

1. 'Op aggressieve wijze', 45

2. 'Daar gaan de machtige karikaturen', 45

3. 'Er loopt een hert', 45

4. 'De dommekracht van de natuur', 46

5. 'Bij de kers', 46

6. 'Het water denkt bij eb', 47

7. 'De naald van het kompas', 47

8. 'Zij is mij lief', 47

Het Meer van de Ondank. Een tijdgedicht, mei-juni 1987, 474-475, 48-50.

Juni:

1. 'Zonder gedachten', 48

2. 'Het paradijs, hoe sneu ook', 48

3. 'In groot gezelschap neergevallen', 48

4. 'In een opwelling', 48

5. 'Een korte storm', 48

6. 'But now thou askest me and sayest' 49

7. 'In de schaduw van vier margrieten', 49

8. 'In de grijzen', 50

9. 'Het pad loopt vast', 50

Het Meer van de Ondank. Een tijdgedicht, mei-juni 1987, 474-475, 51-54.

Juli:

1. 'De kamperfoelie lacht', 51

2. 'In de kamer van het landschap', 51

3. 'Een dag met eigen schaduwen', 51

4. 'In de lange schaduw van mijn hand', 51

5. 'Ik herken het hier niet', 52

6. 'Dag witte pauw, welkom in mijn blikveld', 53

7. 'Sneeuw van de toekomst', 53

8. 'Niet alles, schrijft Wlfflin', 53

9. 'Het roodborstje dat ik daarnet ontmoette', 54

10. 'Het Binnenservies breekt-', 54

Het Meer van de Ondank. Een tijdgedicht, juli-augustus 1987, 476-477, 49-50.

Augustus:

1. 'Ik zag dat het goed was', 49

2. 'Ik breng de scepticus zijn koffie op de toren', 49

3. 'Wat is het toch dat bij de ingang staat?', 49

4. 'Een ander hemeldeel', 50

5. 'Op de velden de vruchten', 50

6. 'Ik word oud', 50

7. 'Mijn nieuwe, kleine zoon', 50

Het Meer van de Ondank. Een tijdgedicht, juli-augustus 1987, 476-477, 51-52.

September

1. 'Dag lief, dag avondlief', 51

2. 'Engel op mijn schouder, bescherm mij-', 51

3. 'Als een laat rood blad', 51

4. 'Laat de muziek komen', 51

5. 'Er is, zegt de schaduw, ook altijd wat', 51

6. 'Zo vrolijk staat zij daar, zo vol verwachting', 52

7. 'Ik zag of zou willen zien', 51

Het Meer van de Ondank. Een tijdgedicht, juli-augustus 1987, 476-477, 53-55.

Oktober:

1. 'Een pauw op de schoorsteen en drie op het dak', 53

2. 'De hemel slibt dicht', 53

3. 'Gedenk de witte stam van de berk', 53

4. 'Ik ben, zei Helmuth Schmidt', 54

5. 'De zwarte kip klaagt', 54

6. 'Een week na Trebon', 55

7. 'Laat de asters komen', 55

Het Meer van de Ondank. Een tijdgedicht, juli-augustus 1987, 476-477, 56-58.

November:

1. 'Daar stapt hij', 56

2. 'In de middag verschijnt de verdachte', 56

3. 'Het is voorbij, het is voorbij', 56

4. 'De namen vinden elkaar', 57

5. 'Op tachtig meter hoogte', 57

6. 'Gij ruikt naar winter', 57

7. 'Ik geloof niet', 57

8. 'De oude vijand neemt de leiding over', 58

9. 'Het is begonnen', 58

Zeven gedichten, september 1988, 490, 26-27.

1. 'Nu keert de kleur-het einde', 26

2. 'de aanloop naar het einde', 26

3. 'de omgeving blijft-de stillevens', 26

4. 'Daar drijven lelies, roze lelies', 26

5. 'Er toont zich, licht als sneeuw', 27

6. 'Er doet zich voor, in sommigen', 27

7. 'Zo ligt daar, Nana-', 27

Zes gedichten, februari 1989, 495, 33-35.

'De spreektoon van de noten, het instrument alleen', 33

'Laat zacht het oude verhaal', 33

'Ik dag begint, begint opnieuw', 34

Opdracht: Voor Peter Machielsen

'De onderwerpen komen langs', 34

'Een langzaam gevoel van oudpaarse heide', 35

'Misschien valt de dag-', 35

De wil van de natuur, juli-augustus 1989, 500-501, 54-55.

'Rare vogelmuziek, vrolijke schaduwen', 54

'Wee, wee, de Oresteia', 54

'Er zijn zo in het wit', 54

'De muurtjes van de golven slieren over het speelplein', 55

'De grote passen verraden', 55

'Angst en beven, fear and trembling, het fundament', 55

'Je weet het nooit, er staat', 55

De wil van de natuur, november 1989, 504, 32-34.

'Wat mooi! De zon schijnt', 32

'Er kruipt grijs in de lucht, de toon verandert', 32

'Er zijn, een slotaccoord', 32

'Zacht beginnen de stemmen van het koor door de lichtrode morgen', 33

'De webben van de winterbomen beschermen het ochtendrood', 33

'Als zelfs de stem hapert, de bloedvaten aarzelen', 33

'Er gaat iets langs mij, een sneller blad', 34

'Er klinkt nog wat na', 34

'In kleine eenheden trekken de elementen', 34

Voorjaar, april 1990, 509, 19-22.

1. 'De losse draden van de nieuwe dag', 19

2. 'Kom Seghers, aan het werk', 19

3. 'De linkervleugel van de appelboom', 20

4. 'De betovering moogt gij alleen verbreken', 20

5. 'In groot vertrouwen', 20

6. 'De wil van de natuur blijkt niet', 21

7. The fragment is the only form I trust: 'Dat dacht ik vroeger, ik zei het na', 21

8. 'Schaduw herneemt zijn rechten op aandacht', 22

9. 'Het klinkt misschien nog niet zuiver', 22

10.'De slaap kijkt in het voorjaar rond', 22

Na de storm, september 1990, 514, 26-29.

'Stel dat het hard begon te waaien' (fragment)

[Gedichten], december 1990, 517, 12-13/29/41.

Zomer

2. 'Het pad loopt dood', 12

4. 'In geen geval klimt wingerd boven muren uit', 12

8. 'Daar drijven lelies, roze lelies', 13

9. 'Nu de agent de hoek om is', 13

14. 'Beperk het gebied', 13

16. 'Er klinken geen tonen van betekenis', 29

Najaar 1: 'Wat zich verzet staat niet', 29

Winter 12: 'Er lopen drie wegen door het leven', 29

Najaar 3: 'Hoor hoe het klinken zal', 41

Herinneringen aan K.L. Poll. Gedichten uit de bundel De wil van de natuur (1990).

 

Pompe, Katelijn (1969)

[Gedichten], december 2008, 733, 25-27.

Zeeotter: 'Zeeotter tussen het wier', 25

Niet dicht: 'Ga je zwemmen bij slecht weer?', 26

Boom: 'Kutboom, kolereboom, wat sta je daar voor mijn raam te zwaaien', 27

 

Porcelijn, Esther (1985)

[Gedichten], december 2012, 780 [781], 44-45.

Wat is nu beter weetje: 'Druk bevallen of', 44

Gedetineerd: 'Help help, mijn acquisitie is op,', 45

[Gedichten], oktober 2013, 791, 13.

Twee ton afscheid – bidprentje: 'In herinnering aan de doden'

Kermisser: 'Zie je die vrouw daar aan de overkant?'

Man verdronken, juni-juli 2014, 799-800, 47.
'Er is een Pool te water geraakt'

[Gedichten], december 2014, 805, 19-20.

Meisje en pop: 'Meisje houdt het hoofd gebogen', 19

Verwarder: 'De mevrouw in een Yardenpak', 20

Noch schijngestalte, april 2015, 809, 4.

'Ik haar de deuren die te hard dichtvallen'

 

 

Pos, Sonja

`Wat droomde ik niet af', maart 1967, 234, 27.

 

Pound, Ezra

Canto II, mei 1963, 190, 35-37.

Vertaald en van aantekeningen voorzien door Rein Bloem.

 

Preester, Eric de

En Jacob won, december 1964, 209, 14-17.

1. `de jongeling wist niet juist', 14

2. `de jongeling gespte 't schild der overwinning', 14-15

3. `op een zware nacht stond God', 15-16

4. `ja God is een tros bedrieglijke ballonetjes', 16-17

5. `vol van waarheid klom de jongeling', 17

Opdracht: Voor H. Marsman.

[Gedichten], maart 1999, 616, 33-34.

                        Hotel van vreemden: 'Ik heb de verhalen gehoord van hen die vertrokken', 33

                        'Sommige mensen roken sigaretten', 34

 

Prins van Hanning, Jan (1941)

[Gedichten], juni/juli 2021, 883, 58-59.

                        Texel: Niet zomaar dat eiland, 58

                        Dag pappa: Waar ben je toch gebleven, 59

 

Propertius

Propertius: liefdesgedichten in grote stijl, maart 1969, 256, 21-24.

I, 2: `Wel Cynthia, nu j' in de badplaats Baiae bent', 21

I, 15: `Vaak ben ik bang voor je, je gril bezorgt me pijnen', 21-22

II, 15: `Gelukkig ben ik! o die nacht was stralend! Bed', 22-23

II, 29b: `'t Was ochtend en ik was gaan zien of zij alleen', 23

III, 24: `Vals is het vrouw, dat vast vertrouwen op u schoonheid', 23-24

III, 25: `Gelachen werd er aan de tafels bij het eten', 24

Vertaald uit het Latijn en van een nawoord voorzien door J.P. Gupin.

 

Putten, Bas van (1965)

[Gedichten], november 2004, 684, 5-6.

Mijn ouders: Ik weet dat jullie bange mensen zijn, 5

haar lach: De nacht was luid, schandalig vrij erkennend zondig, 6

[Gedichten], december 2004, 685, 30-31.

Groet aan mijn kinderen: Dag kinderen, 30

Van blauw: Het is de kleur die je laat breken is me opgevallen, 31

[Gedichten], februari 2005, 687, 19-20.

De druivenplukker: 'klein donker zijn de dagen naar de nacht gestegen', 19

De evolutie: 'het kind van zes vraagt of het in de buik van moeder nog een aap was', 20

marathon, januari 2006, 698, 11-12.

ik draag geen kleren in mijn dromen

[Gedichten], maart 2006, 700, 25-26.

Requiem
'Ik woon al lange dagen in de dood en in dat huis', 25

Scheepsrecht: Ga scheep en roep de dove golven na, 26

De ironie, juni-juli 2006, 703-704, 60-61.

'ik heb een wens een heel eenvoudige'

[Gedichten], januari 2010, 746, 33-34.

Rover: 'Wat voor het opstijgen eerst zinken dorst', 33

Volkslied: 'Klaag niet, stom kanonnenvoer', 34

[Gedichten] , maart 2010, 748, 31-32.

Aan de natuur: 'Ik heb de stad in mij willen vergeten op het land', 31

Stom paard: 'Stom paard gevonden in het bos waar ik de herten zie bevriezen',32

[Gedichten], oktober 2010, 755, 33-35.

1951: 'De Don Giovanni van de kraakplaat dondert als de stentor die de vrouw beult dat de', 33

engelen: 'vandaag de stadsprinsessen van de nieuwe tijd gezien', 34

Duizend woorden: 'Alle woorden samen zijn een ding', 35

 

Raak, Cees van

[Gedichten], mei 1992, 534, 27.

Onder pseudoniem Cees Verraak.

Anteros in de sneeuw: 'Een winteravond, sneeuw, kroeg na kroeg'

Belinda: 'Ik kijk op van de naam die dwaas'

[Gedichten], augustus-september 1992, 537-538, 34-35.

Onder pseudoniem Cees Verraak.

De zuiplap: 'Bij binnenkomst zijn grijns, stoppels krabben', 34

Een vrouw ontmoeten: 'Een vrouw ontmoeten op een granieten trap', 34

Drie bier: 'Het verleden heeft weer eens goede zin'

[Gedichten], oktober 1992, 539, 29.

Onder pseudoniem Cees Verraak.

De weg van zijn Iiefde: 'Hoe lang geleden, haar kleurig jurkje wapperde'

Vlinder: 'Zonder afscheid te nemen, want het mag niet'

Kleurloze dag: 'Het is halfzes en het regent nog steeds'

Norma Jean lezend, december 1992, 541, 28-29.

Onder pseudoniem Cees Verraak.

'Pauze op de set'

[Gedichten], maart 1993, 544, 17-18.

Onder pseudoniem Cees Verraak.

De prins en haar bloed: 'Zij zou heersen over het rijk', 17

De maan, vier letters: 'Maan, voor mijn moeder, mijn eerste', 18

De maan, twee bedden: 'De nacht is al opgestaan, ik lig wakker', 18

Afstand van de doden, januari 1994, 554, 13-15.

Onder pseudoniem Cees Verraak.

'Opeten, te water laten, in een moeras'

Thema: Afstand.

 

Ramaker, Michel (1975)

[Gedichten], mei 2020, 870, 11-12

         Vannacht, I, 11

                            II, 12           

 

Reens, Annetje

[Gedichten], april 1992, 533, 29-32.

'Langs de lijn der seizoenen', 29

Oud sonnet: 'Een oud genieten, een oud verdriet', 29

Toen ik kind was, 30 [Correctie, 534, 24]

In een ziekenhuis: 'blauwe hemel', 30

'horen is zien', 31

'Watch your language, someone said', 31

Tribute : 'Venturers into vernal time', 31

'subtle, subtle', 32

'Jewels you will ind here written', 32

Opdracht: To a lady, on giving her a present of the poems of John Donne.

De laatste vier gedichten in het Engels.

[Gedichten], mei 1992, 534, 24-25.

'Toen ik kind was', 24

'van wat geweest is', 24

'Tussen borrelend barok', 25

'The tiniest, the tiniest', 25

(Engels)

[Gedichten], mei 1993, 546, 23-24.

De Piramide-vorser: 'droge driehoek', 23

'heel, heel erg genieten van sneeuw', 24

'De analyse van een blad', 24

 

Reijnders, Jan

In afwachting, maart 1984, 436, 32.

'Languit lag ik op bed en bewoog mij niet'

 

Reinders, P.H.

[Gedichten], september 1964, 206, 28.

Schip: `ik ga maar op het voordek staan', 28

Goor: `wat zijn nu volgens u de gore woorden in de taal', 28

Bos: `doe de luiken maar dicht zei ze zachtjes', 29

 

Reitsma, George

Haaksbergerveen, juni-juli 1993, 547-548, 37.

1. 'De geest van de natuur is hier'

2. 'wij volgen langs de droes'

 

Resink, G.J.

Zeven gedichten, januari 1979, 374, 35-36.

Omgeving: 'In het oosten het Duizendgebergte', 35

Tokh: 'Hij slaat in de natuur soms zeven maal', 35

Lange wandeling: 'Ik heb een lange wandeling gemaakt', 35

Excrementair: 'Westmoessonwind zoelt door de jaloezien', 36

Schizophrenie: 'Wanneer komt de tijd dat de europeaan', 36

Galactische masturbatie: 'Doordring mij sterren, drijf uw zaad uit mij', 36

Eerste sal_t: 'De nanacht gonst en koert van de gebeden', 36

 

Riessen, Rene van (1954)

[Gedichten], januari 1982, 410, 30-31.

Gierzwaluw: 'De rusteloze sikkel', 30

Steen, 30

1. 'De zware steen'

2. 'Al ga je weg, dit is genoeg'

In beeld: 'Hij drijft een koe', 31

Kluut: 'Zijn snavel schrijft insecten in het water', 31

[Gedichten], oktober 1984, 443, 38-39.

Het kleden: 'Je bent zo stil gevallen', 38

Het dragen: 'Omdat je niet meer lopen kunt', 39

Het zingen: 'De laatste reis is een reis van vergaan', 39

Drie gedichten, februari 1985, 447, 21-22.

Naakt op een bed: 'Van de natuur bestaat er geen verhaal', 21

De spiegel: 'De spiegel maakt haar steeds verbaasd' 21

Vrouwen op een divan: 'Hoe zit je daar, hoe zit je daar?', 22

[Gedichten], maart 1986, 460, 26-28.

De paleizen van het geheugen: 'Het geheugen heeft zijn vreemde wingewesten', 26

Legio.

1. 'In cirkels schreef het zich op mijn linkerarm', 26

2. 'Ik zou wel iemand willen vragen mij te lezen', 27

De tuin lijkt wel een oerwoud: 'De tuin lijkt een oerwoud nu jij', 27

Molensteen: 'Ik heb de molensteen ontdekt', 28

Fixatie: 'Kijk mij toch niet zo aan, kat, met je', 28

Onteigening: 'Diep in de dingen raak ik niet meer thuis', 28

Vijf gedichten, mei-juni 1987, 474-475, 43-44.

Oogappeltje: 'Het mes doorsnijdt ook kamers', 43

Cleo's Hairfashion: 'Een kapsalon vol boze koninginnen', 43

Waterkering: 'Die staat er met zijn voeten in het water', 44

Tuinarbeid: 'Hoe lang al hield ik', 44

Fitis: 'Het lied dat nog maar nauwelijks was begonnen', 44

 

Rigter, Arnoud (1978)

[Gedichten], november 2006, 708, 45.

een onthaande kraai

een explosie op de zon

mijn tranen

 

Rijneveld, Marieke (1991)
[Gedichten], augustus-september 2014, 801-802, 33-36.

Als het je overkomt: 'Hoe ga je naar bed als je net een schaap hebt overreden, trillend op de', 33
Vliegtuigje: 'Leegte is de ruimte tussen iemand in een zwart pak, tenen gehaakt achter', 34
Verdwaald: 'Straten zijn mikadostokjes, steeds als je ze aanraakt', 35

Als het land niet meer plat is: 'Stropakken liggen als blokken roomboter in het weiland, hier heeft het', 36

[Gedichten], maart 2015, 808, 6-8.

Luizenmoeders: 'Het feest gaat sneller als we af en toe de gasten als bierglazen', 6

Murmuration: 'Na een maand wist ik hoe het klonk wanneer je nadacht: als het suizen van', 7

Oudjaar Kanaleneiland: 'Of je de tussentijd beter wilt onthouden dan de binnenkomst of het erna zo', 8

[Gedichten], mei 2015, 810, 8-10.

Zee van vlees: 'Aan de wand hang mijn schilderij waarop lijf van meeuw met reigerkop,', 8

Gangenstelsels: 'De onherstelbaarheid van wat we verzoenen - poedersuiker raakt bord,', 9

Hoogtevrees: 'Als ik onder de Dom sta, kijk ik even naar boven en stel me', 10

[Gedichten], augustus-september 2015, 813-814, 31-32.

Maaidorser: 'Een vader betrappen op schaamte is een regenmeter vullen met kraanwater, de', 31

Nachtschade: 'Zoals je bij kippen aan de oorlellen kunt zien wat voor kleur eieren ze leggen zo', 32

[Gedichten], december 2015, 817, 17-18.

Kanteltijd: 'Hij vindt dat de zoetwatervissen mooi staan bij het ontwaken', 17

Ouderlingen: 'Op zondag mocht de Libelle uit het plastic net als ik uit mijn schoolkleding, op de', 18

[Gedichten], maart 2016, 820, 13-14.

          Lichaamsgeheugen: Toch weer de boom opgetuigd net als haar glimlach, kaas gemaakt per ongeluk, 13

          Verziendheid: Als roterende veeborstels draaien ze om elkaar heen, jeuk is een sensatie, 14

[Gedichten], april 2016, 821, 43-44.

          Dwang is de dood in een maatpak:

           I: Zoals vader het houthok bij bleef vullen ook al waren er meer winters op, 43

           II: Schapen zijn van hun vacht ontdaan net als jij van je vrede, kaal staan ze in het, 44

[Gedichten], april 2017, 833, 6-8.

          De schemering van het geweten: Wij zijn naaktslakken zegt het meisje, overal waar we komen laten, 6

          Het gevaar op ooghoogte: Wat ons zo raakt: de taal die we verloren, moeder kwijt tussen alle zorgen, 7

          Voorleesvaders: Toen de luizenmoeders bestreden waren kwamen de voorleesvaders,, 8

[Gedichten], december 2017, 841, 6-8.

          De man, de leeuw: Het begon op de dag dat ze oma vonden als een toffee met haar, 6

           Instabiele pengreep: Als ik zou beweren dat de fazanten met de rode lellen aan hun koppen en, 7

           Lintwormen: Broer wist te vertellen dat verdriet meer segmenten heeft dan een lintworm, 8

[Gedichten], maart 2018, 844, 8-10.

           Om de magerte tegen te gaan: Ze belde: of het gedicht me goed zat vandaag, en ik klaagde maar wat, 8

           Het ei uit zijn gat vragen: Dat hadden ze gevraagd: hoe morbide ben je in tegenstelling tot je hoofd-, 9

           Als hij niet groter was: En de snoeken uit mijn jeugd namen steeds grotere vormen aan, ze, 10      

[Gedichten], oktober 2018, 851, 9-10.

          Kindertelefoon: Problemen zijn net taxushagen, zei de man aan de lijn, die moet je, 9

          Amstelglorie: De hele nacht godvergeten staan spitten in het geweten, de klamboe, 10

[Gedichten], augustus/september 2019, 861-862, 42-44.   

          Tommie:

           I In je hals een kattengewicht, schurende eenzaamheid in, 42

           II De domme muze, rode God en dierlijk: Tommie is uit logeren gestuurd, 43

           III Hij is geen nieuw paar schoenen, zeggen ze, ver-dom-me geen nieuwe, 44

[Gedichten], april 2021, 881, 3-6.

         Verzwikkingsgevaar: Hielkussentjes gekocht voor het steeds uit de maat lopen,, 3

          Keerweg: Wat moet je met al die wegentermen, met die, 4

          Het zeezieke weten: Dat sommige woorden zoveel stormschade op hebben, 5

          Sluimerravijn: Is het zoals we het ons voorstelden: de hand die je als, 6      

 

Rilke, Rainer Maria

De woorden van den engel, december 1976, 349, 39.

'Niet nader zijt ge God dan wij'

Oorspronkelijke titel: Die Worte des Engels. Vertaald uit het Duits door S. Fischer-Kunst.

 

Rimbaud, Arthur

Le Bateau Ivre, november 1964, 208, 26-31.

Vertaald uit het Frans en voorzien van een inleiding door J.P. Gupin. Frans-Nederlandse tekst. Polemiek rond het vertalen van m.n. Rimbaud: R. van de Velde, 209, 41-42; J.P. Gupin, 209, 43-33; J. Diels, 210, 28-30; L.W.J. Hol, 211, 38; J.P. Gupin, 211, 39-40; L.L. Albertsen, 214, 37; L.D. Vancrevel, 215, 32-36 en J.P. Gupin, 218, 12.

Dronken schip, januari 1965, 210, 28-30.

Vertaald uit het Frans door Joris Diels. Polemiek rond het vertalen van m.n. Rimbaud: J.P. Gupin, 208, 25-31; R. van de Velde, 209, 41-42; J.P. Gupin, 209, 43-33; L.W.J. Hol, 211, 38; J.P. Gupin, 211, 39-40; L.L. Albertsen, 214, 37; L.D. Vancrevel, 215, 32-36 en J.P. Gupin, 218, 12.

 

Roegholt, Richter

Leraar, maart 1983, 424, 25.

'De man die wij nu vieren, ging ons voor

Een acrostichon op Dick Binnendijk bij zijn tachtigste verjaardag.

 

Romer, Herman

[Gedichten], augustus-september 1970, 273-274, 37-39.

Toch geen kwaaie vent: `Dromen', 37

In memoriam G.F.: `Hij was een man van weinig woorden', 38

Een kerel-uit-n-stuk: `Daar staat hij de jubilaris', 39

Man met een probleem, januari 1971, 278, 22.

`gek dat de betrekkelijk weinige'

Met dze handen, maart 1971, 280, 19.

`Waarom te zwijgen over zijn afkomst uit'

 

Roode, Alexis de (1970)

Pijnloze metamorfosen, mei 2006, 702, 10-13.

I: Laten we zeggen: / ik ben een vrouw, 10

II: Laten we zeggen: / ik ben een man, 10

III: Laten we zeggen: / ik ben een moordenaar, 11

IV: Laten we zeggen: / ik ben een hoer, 11

V: Laten we zeggen: / ik ben een koning, 12

VI: Laten we zeggen: / ik ben een dode, 12

VII: Laten we zeggen: / ik ben u, 13

[Gedichten], juni-juli 2006, 703-704, 54-55.

Schijnwezen: 'Daar begint het denken', 54

Toen is het licht op mij gebroken, 54

Onzichtbare landen: 'Grondeloze bodemloze velden,', 55

[Gedichten], november 2006, 709, 21-23.

Op de rand van een dag, 21

Verrassing! De muren klapten opzij, 21

Anders kijken. Kom. Anders kijken, 22

Kom dan, oude heks, 22

Was je succesvol?, 23

Ik zag je zitten in een trein, 23

[Gedichten], februari 2007, 711, 21-23.

Rozenkrans: Ik heb al zoveel levens geleefd, 21

Gedicht voor de bomen: De stad is stil de huizen staan stil de autos staan stil, 22-23

[Gedichten], juni-juli 2007, 715-716, 25-27.

Lied van het madeliefje voor de zon: 'O grote madelief', 25

Gedrang aan de wering: 'De golven kabbelen kabbelen', 26

Gedichten voor je ogen: 'Wees maar lief voor je ogen', 27

[Gedichten], november 2009, 744, 25-28.

Ego flos: 'Tussen de webben van mijn vingers', 25

Gedicht voor een blinde I: 'Vandaag heb ik iets moois gezien' 26

Gedicht voor een blinde II: 'Hoe het licht en etherisch die bomen waren', 27

Lichtjes op zee: 'De zee slaat op de rotsen', 28

[Gedichten], augustus-september 2010, 753-754, 34-36.

Van jou: 'men raakt gewend aan schoonheid', 34

Kom dan, genadig: 'Wees gezegend', 35

Vooral de bomen: 'We zaten op een bankje', 36

[Gedichten], februari 2013, 782 [783], 42-44.

Zondagnacht: 'In de nacht hoor ik de bomen fluisteren.', 42

Maandagavond: 'Vandaag was ik stiekem jarig.', 43

Woensdagmiddag: 'Ik stuur een persbericht naar 1086 journalisten', 43

Herfst op kantoor: 'Dauw kruipt over de toetsenborden.' 44

[Gedichten], oktober 2016, 827, 13-16.

            Het komt: Tussen de paginas van mijn agenda, 13

            Speeldoos: Acht rooskleurige akkers, 14

            Politeia: Ik wil niemand uitroeien, 15

            Het nieuwe land: ik had een nieuw landschap betreden, 16

 

Roos, Leo

Poging tot afstand, juli-augustus 1965, 216-217, 64.

`In dit huis (het heeft allure en geheime trappen)'

 

Ros, Martin

De drie Haarlemmers, december 1965, 221, 28.

`ik volgde ze dagelijks'

 

Ross, Leo

Enfant de bohme, 30-05-1962, 156, 16.

`Ik had juist vriendschap gesloten'

Tovertuin, 12-09-1962, 171, 12.

`Hoog boven haar hoofd hief zij de schoen'

Opdracht: voor drs. Wilmink.

 

Rozeman, Ton (1968)

[Gedichten], april 2006, 701, 19-20.

laten we er iets van maken, iets, 19

jij en ik, we hebben onszelf bedacht, 20

bij de deur, januari 2009, 734, 17-19.

'ik weet al niet meer'

Verstrengeld, april 2009, 737, 11-13.

'twee jonge meisjes'

 

Rmke, Tiele

[Gedichten], december 1970, 277, 27.

Geschiedenis: `mijn moeder als kind'

Sereen: `vanmorgen in de tuin een'

Voetgangerslicht: `twee groepen'

Jongste: `wat dnk je dan, als ik tien word vraag ze'

Vogels, september 1972, 298, 31.

1. 'Een roodborstje'

2. 'Op omvangrijke vleugels'

3. 'De zwoele duiven'

 

Rutgers, Joanan

[Gedichten], juni-juli 1992, 535-536, 30.

Mikado: 'er blijft niets anders over'

Eros sterft: 'Soms klimt haar geur'

 

Rtte, Iris le (1960)

[Gedichten], juni-juli 2006, 703-704, 57-59.

'Ik loop op waterglas', 57

'Zeerook, toverrook...', 58

Geen: 'In de nacht heb ik getracht je zinnen', 59

Verder: 'Hij keek haar aan, even', 59

[Gedichten], november 2006, 708, 27-28.

Ongeschreven brief: Gedachtewolken, 27

Versteend: Mijn straat ligt vragend omgedraaid, 28

[Gedichten], februari 2007, 711, 31-34.

Even bewoog de kachel,, 31

Zonder: Zo stil is het, dat de dingen, 32

s Nachts: wanneer mijn dromen bijna zijn uitgewoed,, 33

Woorden van niets: Al mijn zinnen, 34

[Gedichten], juni-juli 2007, 715-716, 37-40.

Ogenblik: 'De maan is rond en', 37

Vuur: 'Papieren vlinder', 38

Helium-3: 'Helium drie', 38

Cineac: 'Een doodskopvlinder legt', 39

Labyrint: 'In je tuin bloeiden anemonen', 39

Licht: 'Een hand', 40

[Gedichten] , december 2007, 721, 29-31.

Mind the gap: 'Ik zie je lachen', 29

Verzonden: 'Een bal rolt door de herfst', 29

Heras: 'Ik zeg geen shit', 30

Te koop: 'Rozenaderig lig ik in de bloedkamer', 30

Wit: 'Mijn armen golfen als de zee', 31

[Gedichten], april 2008, 725, 33-35.

Ik dicht je bij me: 'zoals je liep en zitten ging', 33

Ontmoeting: 'Ik ontmoet je in steeds', 34

Vragen: 'Hoe oud is het', 34

Winter: 'Vannacht liep ik over een witte', 35

[Gedichten], december 2008, 733, 19-21.

Gamma: 'Een torenspits prikt', 19

Zeemeermin: 'De buitenlucht voelt', 19

Herfstzwijntje: 'Pyjamacapsule', 20

Winstwaarschuwing: 'Je gaf me bloemen', 20

Steeds vaker: 'Steeds vaker kan ik niet meer', 21

Alleen: 'ik vraag alleen maar', 21

[Gedichten], april 2009, 737, 20-21.

Herinnerdingen: 'Ik blik buiten', 20

Kijk: 'Mijn ogen rusten op', 20

Niets: 'Steeds nauwer', 21

Dodenwagen: 'Vandaag zag ik', 21

Gedichten, januari 2010, 746, 22-25.

Getal: 'Dat vind ik het ergste:', 22

Afbraak: 'Er een bouwfout in geslopen. Die', 22

Ooit: 'Ja, later misschien - tussen', 23

Weg: 'Ik ben het blad, dat langs je weg ligt en vergaat', 23

Wie: 'Wie zijn al die mannen, daar achter', 24

Steeds: 'Nee hoor, geen pijn', 25

Niet: 'Alleen maar witte', 25

Ver: 'ik mis je', 25

[Gedichten], november 2010, 756, 18-21.

Leeg: 'Alles is vreemd', 18

Nooit meer: 'Blauwe paarden', 18

Tussen: 'Voor zover je', 19

Zo stil: 'allen', 19

Nee: 'Godverdomme', 20

Misschien: 'schaduwplant lippenboom', 20

Weer: 'Je sneeuwt', 21

Nou eenmaal: 'Soms is', 21

Wat denk je wel: 'Maak eerst maar', 21

Vergeten: 'Ik ben', 21

[Gedichten], april 2011, 761, 13-15.

Rozengracht: 'De zon lekt bloedsinaasappelsap', 13

Winter: 'De doorvaart is gestremd', 13

Dinsdag: 'Het is dinsdag', 14

Nu: 'Je drinkt alleen nog licht', 14

Nog: 'Ik stamel letters –', 15

Kleur: 'In het onweer', 15

Jij: 'Ik verdicht mij', 15

[Gedichten], november 2011, 768, 20-21.

Niets: 'De goudvissen zwemmen', 20

Alles: 'De vijver hangt ondersteboven', 20

Bezwaard: 'De dingen zijn alleen vandaag' 21

'Vandaag zullen wij langzaam lopen', 21

Altijd: 'Ik miste je', 21

[Gedichten], december 2011, 769, 17-18.

Galm: 'Een hond blaft asgrijs door', 17

Vraagje: 'Vanmorgen brak de zon', 17

'Amper een prullenbak hoog', 18

Herfstochtend: 'Op een tak krabt een vogel zich', 18

Iets: 'Neutrino's bedrijven de liefde', 18

[Gedichten], maart 2012, 772, 35-37.

Pauze: 'Hoor, er luistert iets nauw –', 35

Limosa lapponica: ''s Nachts leven we horizontaal. Dan', 35

Lente: 'In mijn schaduw loopt een kraai.', 36

Winter: 'Het licht', 36

Herinnering: 'Soms drijf je', 37

'Ik denk in dingen', 37

[Gedichten], oktober 2012, 779, 10-12.

Weg: 'Misschien wel volmaakter', 10

Toch?: 'Een mier torst', 10

Laagtij: 'Je ebt weg,', 11

Hoog: 'Het huis was nog zo hoog.', 11

Wie: 'Zij lacht', 12

Ruimte: 'Jij zingt', 12

Kijk: 'Het sneeuwt', 12

[Gedichten], maart 2012, 783 [784], 25-27.

Zo: 'Zoals paardrijmeisjes', 25

Iets: 'Op mijn hand zat iets', 25

Vergeten: 'We dromen op het glazen gras', 26

Prooi: 'We zwijgen', 26

Regenstraat: 'Op donderdagen is het altijd', 27

Waar: 'Is de zee', 27

[Gedichten], november 2013, 792, 34-36.

Zondag: 'Vandaag geen tegenligger gezien', 34

Mooi: 'Akkerhommel', 34

Nergens anders: 'Het licht brandt 's nachts seconden aan elkaar', 35

'Kijk, iets bewoog', 35

Nu: 'Met de zekerheid van alleen', 36

Zonneblind: 'water staart in water. De dingen', 36

Kijk (3): 'Het sneeuwt zo mooi', 36

[Gedichten], maart 2014, 796, 25-26.

Zuurstof: 'We houden onze benen omhoog nu', 25

Mier: 'Vandaag zie ik', 26
'Voor Leo' [Vroman].

Steen: 'Vogels strijken even', 26

[Gedichten], november 2014, 804, 27-30.

'Zijn ze weg, de mussen?', 27

'Hoog aan de hemel zwemt een vliegtuig', 27

Zeeloods: 'Ooit heb ik gebridged', 28
Thuis: 'Mijn huis bewaart niets, gaat snel', 28
Tocht: 'Met kalme vingers', 29
Bergmeer: 'ik hoor kikkervisjes', 29
Nooit geweest: 'Zou je', 30
'De zon brandt als een pannenkoek,', 30

'Je legt je gedachten op tafel.', 30

[Gedichten], oktober 2015, 815, 32-34.

Doodtij: 'Zeedag, zilveren zon', 32

Dat was: 'toen de dingen nog leefden', 32

Zondag: 'In de verlate middag', 33

'Vandaag wijst alles', 33

Glimp: 'Door het gat van de deur', 34

'Iedere zin zonder punt', 34

 

 [Gedichten], januari 2020, 866, 46-49.

           Foto: Maak je een foto van mij, 46

           Ergens ver weg, tussen, 47

           Google Maps: De satelliet, 48

           Punt: Ken je het woord chillen, 49

 

 

Georgine Sanders

Pseudoniem van Tineke Vroman

 

Schaap, Herman

[Gedichten], maart 1991, 520, 21.

Boven-Merwede: 'Langs de voorruit glijdt het land'

De bode: 'De huizenblokken drijven in de mist'

 

Schagen, J.C. van

[Gedichten], december 1970, 277, 17-20.

Stilstand: `gister aan het vijvertje', 17

Klok: `samen met het prevelen 's nachts', 17

nachtwind: `weet jij soms wie het waren', 18

peiling: `ik lig wakker in de nacht', 18

elegie: `uit duisternis gekomen in duisternis vergaan', 19

schimmen: `ik heb mijn doden om me heen genomen', 20

Deze gedichten zijn eerder gepubliceerd in het nummer `Schaduwen' van de Domburgse Cahiers van 1 oktober 1965.

 

Scheepmaker, Nico

`Sommige steden en dorpen, november 1968, 252, 35.

Opdracht: Voor Cees Buddingh'.

 

Schippers, K.

Pseudoniem van G. Stigter.

 

Schmink, Peter

[Gedichten], mei 1993, 546, 25.

Afzien: 'Als de meester slecht bewapend'

Lucky: 'Dorst. Een stille zandkleurige landtong'

 

Scholten, Patty

[Gedichten], mei 1998, 606, 15-16.

De octopus: 'Hier woont een filosoof met geitenogen', 15

De steenvis: 'Een zoekplaatje: ontdek de namaaksteen', 16

[Gedichten], april 2000, 629, 30-31.

            Toen zijn woorden: 'Toen zijn woorden zich hadden verdaan', 30

            Het waren dezelfde jaargetijden: 'Het waren dezelfde jaargetijden', 31

 

Schotte, Jan

[Gedichten], november 1992, 540, 17.

'het zou een morgen moeten zijn'

Een : 'noem mij een eiland'

Scheiding: 'wij deelden tafel en bed'

Voor een geboren kind: 'vertel me later'

Zondag: 'het misbare klokgelui'

[Gedichten], augustus-september 1993, 549-550, 30-34.

Sista: 'tussen de stoffige olijfbomen', 30

De mafia van Espeto: 'terwijl de mannen aan bakboord', 31

Het witte schip: 'ook bij de tweede poging slaagt', 32

De getroonde mummie: 'ik zag de twee witte graven', 33

Serra de Monchique: 'in de lauwe ochtendzon', 34

[Gedichten], april 1994, 557, 29-30.

De dichter is een boer: 'cavaro was een boer en voor hem', 29

Het marmeren dorp: 'bij de marmergroeve waar ik de weg vroeg', 30

Het dorp is Borba in Alto Alentejo

[Gedichten], mei-juni 1994, 558-559, 29-30.

De aanklacht: 'de danser is strak zwart gekleed', 29

Abdelkarim gaat naar huis: 'zes maanden geleden had Abdelkarim', 30

 

Schouten, Martin

[Gedichten], december 1980, 397, 20-21.

Weer: 'Een kaarsrechte regen, zwaar en statig', 20

Foto: 'Dat beeld, dat bestaat', 21

 

Schouwenaar, Margreet

[Gedichten], maart 2001, 640, 16-17.

Voorhang: 'Hier staat voldongen het heden', 16

Fragment: 'Een moeder deint in de zee. Een net', 17

 

Schreiber, Christiane

[Gedichten], 21-11-1962, 181, 15.

Vroegste ochtend nog: `met embryonale dauw'

Wat is van mij als: 'ik me van mijn eigen'

Genegeerde invitatie voor een gesprek, mei 1963, 190, 47.

'het schor fluisterbrood is'

 

Schreuder, Arjen

Kasteellied, januari 1991, 518, 8-9.

'Er was eens een kasteel, in de bergen achter de zee'

 

Schrover, Oscar Laurens

[Gedichten], juni-juli 1992, 535-536, 28-29.

Canzone: 'Daar, langs de koperen rand'

Canzone II: 'Er kaatst en ketst aan de grens van'

Gevangen: 'Na lange tijd en geurige mistige maanden', 29

 

Schuckhart, Max

Evolutionair, september 1964, 206, 29.

`Een dierentuin maakt nederig en trots-'

 

Segaar, Esther N.

[Gedichten], september 1994, 562, 27-28.

'Nu ik opnieuw hoor', 27

Door het vuur: 'ga niet met mij om als met', 28

Wij: 'Uiten ons in verontschuldigingen, 28

Softly hidden response: 'De sluitsteen is zwaar', 28

[Gedichten], juni-juli 1998, 607-608, 34-35.

            No response: 'The answeringmachine of zoals de dichter', 34

            Gekortwiekt: 'Uit het oude sprookje weggelopen', 35

[Gedichten], februari 2002, 651, 9-10.

Vanzelfsprekend: 'Vittend op de kookkunst', 9

Gouden sieraden met balletjes van zilver: 'Als naar het oneindig dikke boek', 10

[Gedichten], oktober 2002, 659, 22-23.

Point d'interrogation: 'En toen, zei het sprookje, zoals het begon,', 22

Amour: 'De was hangt keurig aan de lijn', 23

 

Selles, Hedwig (1968)

[Gedichten], juni-juli 2009, 739-740, 33-35.

'De berg is verdwaald', 33

'Hoe haal je herinneringen op?', 34

'Ik zwom de Marrowijne af', 35

[Gedichten], juni-juli 2010, 751-752, 26-28.

Rodeo: 'Wat zijn grootste dromen waard', 26

Nothing personal: 'als ze me vragen', 27

Schadenfreude: 'eerst heb ik kostbare woorden aan de', 28

[Gedichten], augustus-september 2011, 765-766, 29-30.

Beeldroman: 'Hij kwam naar mij, ik niet naar hem', 29

Dwergvleermuis: 'Alles wat voortreffelijk is', 30

[Gedichten], mei 2012, 774, 41-42.

Voortijd: 'Waar de zee voorbij was, begon', 41

'Het is zomer', 42

Vakantiefilmpje, juni-juli 2013,

787-788, [27]-28.

Hier zet ik het beeld stil en leg je hand recht', [27]

'Wat doe je als je de laatste bent en de wereld wacht', [27

'Ik zag een jonge gans', 28

[Gedichten], juni-juli 2014, 799-800, 32-33.

Meerman: 'Als kind was hij al traag'
Zus: 'Vermoeid tikte ze tegen mijn wang.', 33

[Gedichten], februari 2015, 807, 35-36.

Weerbericht: 'Een bange lucht draagt water aan', 35
Opoffering: 'In gedachten hoorde ik ze gaan', 36

[Gedichten], februari 2016, 819, 37-39.

            Waagstuk: Eerst viel ik recht naar beneden,, 37

            Haperingen: het moet nu maar eens afgelopen zijn, 38

            Wissewasjes: Alles is meteen zoveel, 39

[Gedichten], februari 2018, 843, 46-47.

            Dichterbij dan later:

            I: Welke onvolledigheid voorkwam dat, 46

            II: Ik ontleedde zijn verstand, tussen tijd en ruimte, 47

            III: Ik wantrouw de verhalen die zichzelf herhalen, 47

[Gedichten], oktober 2019, 863, 47-49.

               Frituurvet: Bel even voor me, 47

               Leeflagune: Het heeft iets verleidelijks: in de ban van, 48

               Bodemdieren: Angst vraagt nooit, 49

[Gedichten], april 2020. 869, 25-27

          C-19: De wangen van glas, 25

             Kolonisatie: Planten worden uit de grond geboren, 26

             Wegvliegen: Kom, 27

[Gedichten], mei 2021, 882, 43-44.

                        Ars: Er kwam geen dooi, 43

                        Aangespoeld: Er spoelden mensen aan op een eiland, 44

 

Sickenga, Joost

Het lijf dat hier ligt, februari 1994, 555, 25-26.

'Wat ik weet'

 

­Sivry, F.

Pseudoniem van K.L. Poll.

 

Slippers, Fons

Werkende jongere, maart 1988, 484, 21.

'School ging niet meer'

 

Sluis, Johannes van der (1981)

 

[Gedicht], maart 2019, 856, 25-27.

               100% vrije jongen, 25-27.

[Gedichten], mei 2019, 858, 39-42.

             Goede man: Teruggekomen, 39-40

              Visser: In de stoptrein, 41

              Een nieuwe lente (130 jaar oud): Ondanks zonneschijn, 42

[Gedichten], december 2019, 865, 35-40.

            Noem me radicaal: Een pakketje, 35-36

            De man met ziekte: In mijn dertigste levensjaar, 37

            Integratie: Om wat te drinken, 38-40

[Gedichten], mei 2020, 870, 31-35.

           Lijden

           Omhoog die handjes

           Kur (reprise)

           Afscheid van Merano

[Gedicht], Cest moi – een koningssprookje (deel1), november 2020, 876, 9-12.

                        Ergens in de loop, 9

[Gedicht], Cest moi – een koningssprookje (deel II), december 2020, 877, 38-42.

                        de volgende ochtend, 38

[Gedicht], Cest moi – een koningssprookje (deel III / slot), januari 2021, 878, 45-49.

                         s avonds, 45

[Gedichten], mei 2021, 882, 12-16.

                        Iets om voor te leven: Op de dag, 12

                        Wijding: Tijdens een wandeling, 13

                        Stamppot-andijvie: Om de lokale horeca, 14-15

                        Rondvliegen: Een vriendin, 16

[Gedicht], oktober 2021, 887, 18-22.

                        Ons Itali: Aan mijn ex-geliefde, 18

 

Smeets, R.

[Gedichten], januari 1968, 242, 31.

Knotwilg: `Eenzaam'

Veertig jaar: `Veertig jaar'

 

Soek, H.

[Gedichten], februari 1967, 233, 35.

De onverwoestbare: `Zijn eerste tenen verloor hij in 1910'

Logica: `De vuurballen vielen uit de lucht en'

 

Soudijn, Karel

[Gedichten], april 1965, 213, 18-19.

Notities: `de avond valt aan scherven', 18

Twee kwatrijnen

1. `grijslachenvrouwen van plezier', 18

2. `liefde kent geen taboes', 18

Familiepraat: `Een zorgrimpel in het hoofd', 18

Herinnering: `Op zoek naar een plek voor eenzaamheid', 19

Vakantie: `fietsen alsof we twee autootjes zijn', 19

Liefdesliedje: `schim gebogen', 19

Stemmingsmuziek, mei 1965, 214, 10.

`op mijn trap zit een vrouw'

Zwerven, mei 1965, 214, 28.

`als er water uit de kraan druppelt'

[Gedichten], juni 1965, 215, 26-27.

Het lied van de jagers: `Iedere zaterdag trekt de zesjarige Geert Jan', 26

Angst: `gewone jazzmuziek op verende draaischijf', 26

Jeugd: `in de stroberg zat marten die wij kattn noemden', 27

Spel: `in april', 27

Brugge: `Onze Lieve Vrouwenkerk', 27

[Gedichten], juli-augustus 1965, 216-217, 24-25.

Een melodrama: `het is alweer een maand geleden', 24

Slaapwandelen: `verzoete gramofoonplaatmelancholie', 24

Ochtend: `een vliegtuig staalt de blauwe lucht', 24

Kleine speurdersroman: `kwit ibbonit de man van duizend zorgen', 25

Foto: `adle voor betere rapporten', 25

Religie: `Heilige kreten galmden er', 25

[Gedichten], september 1965, 218, 23.

Treinreis: `twee weken zijn voorbij'

Darwin: `de sterkste blijft in leven'

Levenszorgen: `poker in een zilveren sterretjespak'

Korcula: `wit klooster met een roodbruin dak'

[Gedichten], oktober 1965, 219, 19.

De kathedraal van Barcelona: `achter het geluid van de heilige mis'

Augustus: `een zaterdag op banken buiten'

Epigram: `Speling van het noodlot'

Byzantium: `verhemeld in dit mozaek'

[Gedichten], november 1965, 220, 14.

Feiten: `als een kluizenaar een heuvel bestegen'

Feest: `in een chinees restaurant werden we bediend'

September: `een botsen steeds'

[Gedichten], maart 1966, 224, 26-27.

IJzel: `in het caf', 26

Ko Oosterkerk: `tekende vroeger vooral mooie zwarte bomen', 26

Ochtendgloren: `en een dwerg in het hout', 26

Stad: `Een nacht en twee dagen', 26

Ibiza: `vandaag een poging gedaan', 27

Zomaar een hoofd: `Een ring in haar oor', 27

Binnenhuisgesprek: `26 april 1965', 27

Taal: `hoe mooi om geneesheer te zijn' 27

[Gedichten], juni-juli 1966, 227, 39.

Fietsen: `kremers bos'

Liefde: `Paasfeest'

Papierflitsen: `meisje'

[Gedichten], oktober 1966, 229, 18.

Nacht: `Ik zat een nacht in een raket'

Moskou: `bij pushkins beeld een bloem'

Sociaal-realisme: `tussen alles wat er in het museum'

Gedicht: `vandaag is het donderdag'

[Gedichten], november 1966, 230, 34.

Leningrad: `niet ver van een brug stap je in'

Een les: `och beste broeder in de kunst'

Pose: `in het huis van de vriendschap'

[Gedichten], december 1966, 231, 40.

Vrede: `bij een optocht ter gelegenheid'

Idylle: `langzaam varende zwanen'

Pushkin-Museum: `Aan twee lieve meisjes de weg gevraagd'

Historische verzen, maart 1967, 234, 14.

Frankrijk: `de eiffeltoren'

Wilhelmina Regina: `de relletjes in amsterdam'

Holland: 1914-1918

[Gedichten], mei 1967, 236, 31.

Sterven: `vroeger n angst'

Fenomenologie: `in het voorjaar'

De koningsmoord, oktober 1967, 239, 28.

`een vat vol romantiek'

[Gedichten], maart 1968, 244, 29.

Lyrisch Wassenaar: `waarde leonoor'

Oud Amsterdam: `29 jaar'

Ballade van de sex en het geweld, juni-juli 1968, 247-248, 47.

`het is lang geleden natuurlijk'

[Gedichten], december 1968, 253, 34.

Guillotine: `wat fijn'

Pastorale: `de buurvrouw is dood'

[Gedichten], januari 1969, 254, 31.

Rusland: `daar heb je bijvoorbeeld'

Vrouw en vis: `uitwerpen van het aas'

[Gedichten], augustus-september 1969, 261-262, 34.

Het dorpsleven: `In het dorpje O. ligt'

Het openbaar vervoer: `terwijl hun vouwen het huishouden doen'

Bosmeer: `het is winter in het bos'

Romantiek en de gevolgen daarvan, december 1969, 265, 35.

`in spanje is ergens naast een romeinse triomfboog'

[Gedichten], maart 1970, 268, 32-33.

De Rotterdamse raad: `Geplakt op karton', 32

Hummelo: `de meeste palen in het bos', 32

Polderland: `De tand des tijds', 33

Zoetig avontuur: `op aandrang van jan', 33

[Gedichten], juni-juli 1970, 271-272, 46-47.

Op reis: `het landschap, 46

Aardrijkskunde: `wat een spanning als je naar de landkaart kijkt', 46

Hulde aan de burgerrij: `een bronzen kruisje', 47

Sport: `het voetbalveld', 47

[Gedichten], augustus-september 1970, 273-274, 50-51.

Het menselijk bedrijf: `het christendom', 50

Ballade: `'s ochtends bij X', 50

Collector's item: `in de kelders van het vaticaan', 50

Noorlander en Vogelpoel: `op de sofa tussen blote vrouwen', 51

Carthago: `op doorreis in de buurt van Carthago', 51

Afscheid: `als ik nog eens op aarde mag komen', 51

[Gedichten], november 1970, 276, 34.

Obrid: `zoals die dame zei'

1950: `voor het eerst naar de lagere school'

[Gedichten], december 1970, 277, 38.

1956: `eerste buitenlandse vakantie'

Daar ga je dan: `daar ga je dan'

De psycholoog: `hij test mensen'

[Gedichten], februari 1971, 279, 28-29.

Is er nog leven na de dood?: `de inktvlek van luther', 28

Gezondheid: `tochtje naar de zwavelbronnen', 28

Herfst: `mist over het land', 29

Pedagogie: `zo'n kind heeft ook nog een moeder', 29

Euripides: `voor een achthonderd jaar oude kerk', 29

[Gedichten], oktober 1971, 287, 23-24.

Sonsbeek: `vorige herfst nog in park Sonsbeek gelopen', 23

Oostzaan: `bar slecht weer', 23

Slangenburg: `vandaag gelezen ovr een dichter', 23

Boom: `een drielingbeuk', 24

Be prepared: `midden op de veluwe', 24

Klein brons: `het handwerk van de reporters', 24

1971: `de feestartikelenwinkel op de nieuwendijk', 24

[Gedichten], februari 1972, 291, 37.

Reizen: 'waar je ook naar toe reist'

Boekarest: 'in het numismatisch museum'

Zomer: 'deze zomer een oude heer'

[Gedichten], maart 1972, 292, 28.

Roemeni: 'op weg naar het congres voor logica'

Boulevard Gheorghe Gheorghiu Dej: 'in het park werkt een tovenaar'

Hongarije: 'terug in Hongarije bij een grenspost'

[Gedichten], juli-augustus 1972, 296-297, 46.

Grens: 'oostenrijk-hongarije'

Engeland: 'na de oorlog kregen we'

[Gedichten], maart 1973, 304, 35.

Rotterdam: 'soms kom je in steden'

Emmerik-Kleef: 'steeds weer wat nieuws'

Buffalo, N.Y., november 1974, 324, 36.

'Belle vue sur l'eau'

 

Spel, Ans

'nacht', januari 1973, 302, 29.

 

Spiering, Kees

[Gedichten], november 1985, 456, 27.

Weerzien: 'Een vorig leven, zeg je'

Eerste dag: Ze ligt aan de rand'

[Gedichten], februari 1990, 507, 28-29.

'Vast op het eiland van vroeger', 28

Frankrijk. Avond: 'Dit zeldzaam oude', 29

'HET MAIS IS AL HOGER', januari 1991, 518, 29.

 

 

Starik, Frank

Pseudoniem van Frank von der Mohlen

 

Starkenburg, Ilse (1963)

[Gedichten], juni-juli 2005, 691-692, 14-15.

'wij waren wezen zwemmen', 14

het gecastreerde huis: 'van de angst van de een', 15

[Gedichten], april 2006, 701, 34-35.

zonder zon: ze lijkt een larve, 34

boodschap: hij zet zich erop, 35

Izze mooi, juni-juli 2006, 703-704, 76.

'en ik woon in een lichaam met twee bulten'

Genspireerd op de beeldengroep van drie dromedarissen vervaardigd door Iris le Rtte, die in 2005 langs het spoor aan de Wibautstraat in Amsterdam is geplaatst.

 [Gedichten], juni-juli 2007, 715-716, 57-58.

Dr. Martens: 'de schoenen stonden al jaren te getuigen', 57

'we zijn het niet vergeten', 58

[Gedichten] , januari 2009, 734, 37-38.

de bloemen heb ik net weggegooid: 'ze kwamen niet uit pas met', 37

eb: 'zal ik nog meer namen onder', 38

[Gedichten], februari 2012, 771, 39-40.

Wij: 'er waren nooit woorden voor', 39

Een zomerzotheid: 'deze zomer lazen wij Erasmus', 40

[Gedichten], november 2016, 828, 23-24.

                        Zwoel: een dag in augustus in Groningen, 23

Samen naar New York: je schreef me dat je graag samen eens naar New York wilt  gaan, 24

                        Verzoening: het is niet mijn moeder, 24

[Gedichten], november 2018, 852, 13-14.

                        Grootheid: de maan weet niet, 13

                        Voorbereidingen: voordat ik naar buiten ga, 13

                        Logeetje: hij lijkt wel blauw, 14

                        Intonatie voor Anton: ik wil je graag, 14

[Gedichten], juni/juli 2019, 859/860, 51-52

        Zachtjes tikt de regen: het begon zwart, inkt, 51

           Gulden euro: op de dag, 52

           Korenbloem: ik las, 52

 

Stek, F. van

Op den duur kleeft het masker aan het vel, februari 1984, 435, 33-37.

'(Stop! Ga niet verder! Verboden terrein!)'

 

Stigter, G.

Tweemaal James Grieve, december 1966, 231, 36-37.

Onder pseudoniem K. Schippers.

`Je kan een nieuwe sleutelring kopen, omdat de oude te klein is geworden'

 

Storni, Alfonsia

[Gedichten], maart 2011, 760, 28.

Doorgestreept: 'De dat ik sterf moet het nieuws'

De nacht: 'Bedankt, nacht:'

Vertaald uit het Spaans door L.Th Lehman.

 

Streepjes, Igor

Pseudoniem van Peter Versteegen.

 

Stuidt, J.M.

Litorgisch reveil, december 1963, 197, 22.

'Let wel, zo zou het moeten zijn'

Opdracht: voor A. Teister [ = J.M. Boersma].

 

Stuyling de Lange, Geldolph

[Gedichten], maart 1981, 400, 35-37.

Het grote oponthoud, het grote vertrek: 'Mij was mooi weer voorspeld', 35

In de keuken van haar liefkozingen zag hij zijn leven als een verlies: 'In de keuken van haar liefkozingen', 36

Tussen alle zeen: 'Sinds dagen', 37-38

Zeven Gedichten, juni-juli 1981, 403-404, 50-53.

'nu ik niet meer in het leven ben', 50

Ik maak de winst op: 'Ik heb het snelle reizen gekend', 50

'Moe door al het lawaai', 51

'niets houdt mij vandaag nog tegen', 51

Kom met mij: Mijn vriend, ik zag hem vele werelden schilderen', 52

Aan mijn vrienden: 'wanneer gedachten komend in de avond', 52

Aan de reling: 'In het leven verlang ik', 53

Drie gedichten, februari 1982, 411, 11-14.

Ofschoon zijn handen haar een ander wijzen: 'die jongen, hij weet: ik ben de mooiste', 11-12

De dingen in geveinsde deelbaarheid: 'mijn hart zonder koningin', 12-13

Piazza Navona: 'ik voelde vanavond de moede rust', 14

Vier gedichten, mei 1982, 414, 10-11.

Ik ben een oude vrouw: 'Ik ben een oude vrouw', 10

Herinner mij ons dagje: 'Herinner mij ons dagje', 10

Heel mooi zou ik willen zijn: 'Heel mooi zou ik willen zijn', 11

Ik weet dat iedereen ergens lacht: 'Ik weet dat iedereen ergens lacht', 11

Haar bloemen vielen uit, oktober 1982, 419, 33.

'Haar bloemen vielen uit'

[Gedichten], oktober 1983, 431, 29-30.

Misschien heb jij je nooit vergist: 'Misschien heb jij je nooit vergist', 29

De lichte leegte: 'maar kom niet bovendrijven', 29

Nooit meer nat en zonder naam: 'wij hebben een pad tussen bladeren gelopen', 30

Drie gedichten, februari 1985, 447, 26-27.

De avond rinkelt: 'de avond rinkelt', 21

Wij stonden: 'wij stonden op het krankzinnige kerkhof', 27

De ober poetst: 'de ober poetst mijn pak schoon', 27

'WAAROM', november 1985, 456, 20.

­De aardeloze, juli-augustus 1986, 464-465, 39.

'vergeet de tijd niet'

 

Swaanswijk, L.J. (1924-1994)

[Gedichten], 24-02-1960, 41, 11-12.

Onder pseudoniem Lucebert.

Ik zie mijzelf als bloem: 'wenende stieren achter duiven aan', 11

Een groot jager: 'ik ben de zoon van de steenproleet', 12

Opgenomen als ter illustratie bij kritisch proza, Gupin, 41, 11-12.

 

Szymborska, Wislawa

[Gedichten], maart 1986, 460, 38-40.

Monoloog voor Karrandra: 'Ik ben het, Kassandra', 38-39

Uit: Honderd vreugden (1967).

Aan de Styx: 'Dit is de Styx, m'n separate zieltje', 40

Vertaald uit het Pools door Richard Nowak.

 

Tan Mei Hwa

Tien gedichten, 04-04-1962, 148, 14-16.

`spreek liefwoorden', 14

`maraboe', 14

`vandaag', 14

Elysium: `er was geen lied', 15

`Waarom rozen?', 15

`de half geloken leden van je kinderogen', 16

Opdracht: Voor Anton Alexander

`vertrouw niet op mij, 16

`uitkijkend over het land', 16

`een roerdomp in het riet', 16

Zes gedichten, 06-06-1962, 157, 14-15.

`en de schaduw van de middag', 14

`mijn ander ik', 14

Voor Ada: `zo slaap je in het nachtelijk gebeuren', 14

`fluister het donker geheim', 15

`het langzaamaan verstilde', 15

`wat wij zeiden', 15

[Gedichten], 21-11-1962, 181, 15-16.

`dit is de avond van de witte hyacint', 15

Twee dagen in september:

22 september: `ik bad: God', 16

25 september: `toen was er een heuvel van bloemen', 16

 

Tao, Yuanming

Vijf Chinese grafgedichten, februari 1986, 459, 35-38.

'Die leven zullen allen zeker sterven', 36

Vroeger had ik niet genoeg te drinken', 36

'Het veld staat nog vol opgeschoten gras', 37

Vertaald uit het Chinees en voorzien van een nawoord door A. Blankestijn.

 

Teister, Alain

Pseudoniem van J.M. Boersma.

 

Tellegen, Toon

Vier gedichten, januari 1983, 422, 34-36.

Een brief: 'Ik ben nog iets vergeten', 34

Een opstel: 'Als je mij vraagt : hoe oud zou je het liefste willen zijn', 35

Een melodrama: 'In een park. Een man', 35

Een verhaal: 'Ik was eens heel helder', 36

[Gedichten], oktober 1983, 431, 14-15.

Er is: 'Er is een bepaald soort wolk', 14

Wie zaten aan een tafel: 'Wij zaten aan een tafel, nooit waren wij zo dicht', 14

Uit het zieke been: 'Uit het zieke been van een oude man in een ledikant', 15

En n van ons: 'En n van ons stond plotseling op', 15

Zes gedichten, september 1984, 442, 3-5.

Een tuin: 'Van alle tuinen heb ik er maar in n gewandeld', 3

Zomer: 'Op de ene helling stond iemand die niet verder kon', 3

Aegeus: 'Ik wist dat ik hem nooit meer terug zou zien', 4

Thereus: 'Ik wist dat ik hem nooit meer terug zou zien', 4

Avond: 'Avond', 5

Onder een boom: 'Ik zat onder een boom, ontmoette de dood', 5

Zes gedichten, april 1985, 449, 34-36.

'Ik val', 34

Aan een volmaakte onbekende: 'Ik maakte eens een bos, raffelde de zomer af', 34

In een park: 'Er liep een man door een park', 35

'Ik dacht eens dat hoog in de lucht', 35

Een schip: 'Een schip voer over de zee', 36

Een donker boek: 'Ik zat aan tafel, las in een donker boek', 36

[Gedichten], november 1985, 456, 18-19.

Een reden: 'Ik ben verdrietig, verzin redenen daarvoor', 18

Toen wij: 'Toen wij elkaar niet meer konden zien', 18

Een heel licht huis: 'Ik woon in een heel licht huis. Lichtzinnig', 19

Herinnering: 'Er zat een man op een bank in een rommelig dorp', 19

Drie gedichten, juni 1986, 463, 16-17.

Aan een dichter: 'Desalniettemin', 16

Opdracht: Voor J.

­Een brug: 'Ik wandel over een smalle houten brug', 16

'Heeft iemand mij ooit van een toren gezien', 17

Drie gedichten, juli-augustus 1987, 476-477, 30-31.

1. 'Een kamer en een bed', 30

2. 'De een zei: 'Het is misschien maar beter zo...', 31

3. 'Het regende', 31

[Gedichten], april-mei 1988, 485-486, 28-30.

Verhuizing: 'Mijn vader keek eens tegen mij op', 28

De doodlegt uit: 'De dood legt uit, schrijft op een bord', 28

Een man: 'Een man klampte iedereen aan', 28

Wie: 'Als ik god tegenkom', 29

Hier: 'Iemand heeft mij laten slingeren hier', 29

Een trap: 'Tussen ons de treden', 30

[Gedichten], maart 1990, 508, 29-31.

Mijn gedachten: 'Mijn gedachten zijn een zee', 29

Zij spraken over: 'Zij spraken over in de steek laten', 29

Ik denk: 'Ik denk dat er nog iemand komt', 30

Maart 1300: 'De vuren waren uit en al het ijs was water', 31

Vier gedichten, juli-augustus 1990, 512-513, 56-57.

'Een man maakte zich los uit beslommeringen', 56

Leugens: 'Ik zal u iets over leugens vertellen', 56

'Mijn grootvader is ver weg', 57

'Er staat een taart in een etalage', 57

[Gedichten], november 1990, 516, 19-21.

De koorddanser: 'Na zijn val zal men hem vragen op te staan', 19

'Een spin die een web weeft', 19

'Als je omkijkt', 20

"Er ligt een appel op een schaal, het is ochtend', 20

[Gedichten, maart 1991, 520, 26-27.

'A keek over de rand van een afgrond', 26

'Een vlinder op de grond', 26

'Ik zag twee mensen in elkaar verdwijnen', 27

'De man, de onhandige man', 27

 

Termaaten, Herman

Negen gedichten, juni-juli 1977, 355-356, 26-29.

'de vertelling aan de rand', 26

'in het gezicht', 26

'zo wordt zijn huiver', 27

'de tijdsomschrijving', 27

'notitie van het moment', 27

'op een stil gelijk', 28

'de sneeuw', 28

'het schrapstelsel van de wind', 29

'ik hoor vogels en onverschilligheid', 29

Acht gedichten, juni-juli 1978, 367-[368], 35-36.

'naar eigen ontwerp, 35

'boven de vraag gesteld', 35

'naar indruk van verlorenheid', 35

'ik kijk omhoog', 36

'uitgangspunt van het blad', 36

'de treurwolk in de verte', 36

'halverwege', 36

'naar de meren van mist', 36

Zeven gedichten, augustus-september 1979, 381-382, 41-43.

'ontstegen aan het uur', 40

'hij zwaait zijn mantel', 41

'haar vader in het witte pak', 42

'wreedheid', 42

'de naar binnen', 43

'de strelende soms', 43

'de spiegel', 43

[Gedichten], november 1985, 456, 25.

Mijn kleine Hortensia: 'Mijn kleine Hortensia'

'niet de echo'

 

Theunynck, Peter

[Gedichten], mei 1998, 606, 27-29.

Jager: 'Wie kleren en geweren dragen', 27

Zo broos: 'Zo broos als jij in je bra ontwaakt', 28

Eenden: 'De wilde eenden onder de brug', 29

 

Thies, Willem (1973)

[Gedichten], mei 2007, 714, 13-14.

Een schaduw van twijfel: 'Een zonnebril scheidde', 13

Huis te Vraag: 'Er is onderhoud geplaagd:' 14

[Gedichten], maart 2008, 724, 37-38.

Fremdkrper: 'een hond achtervolgt een tractor', 37

Een groot huis: 'Een boomkruin spat uiteen', 38

Alles is hier: 'ze scheurt het stokbrood snijdt', 38

[Gedichten], juni-juli 2010, 751-752, 47-49.

De dag voltrekt zich: 'Morgen is het juni. De dag voltrekt zich', 47

Markt: 'Hij had een ernstig lichaam en een taaie blik', 48

De laatste lezer: 'Voorbijgangers turen schaamteloos in de kijkdozen', 49

[Gedichten], november 2011, 768, 24-25.

Plantaardig bewind: ' Achter de rug van de rivier houd ik mij schuil, ik buig', 24

Cyclus: 'Ochtend: tegen de wind in heft een vogel zijn vlucht op', 25

Na de passaat: 'De zee is glad als landbouwplastic', 25

[Gedichten], januari 2013, 781 [782], 26-27.

Wiegeliedje: 'Onze ogen klappen open en de dag valt naar binnen', 26

Indringer: 'De schuiven van je ogen zijn opengebroken', 26

Het einde van de gang: ' Niets dient zich nog aan. Niet de vingers', 27

[Gedichten], maart 2015, 808, 33-34.

'In het paradijs kwispelen de leeuwen, en likken zij de lammeren schoon,', 33

Nieuwslezer spelt onheil: 'De kust van Paranagu in Brazili is overspoeld', 34

[Gedichten], november 2015, 816, 24-25.

Geen weg terug: 'Die avond dat je mij, naakt op laarzen, boven ana de trap uitschold', 24

'Excuses, maar u bent op zoek naar iets was niet bestaat', 24

Jubileum: 'Behoedzaam knipt een vrouw het cellofaan rond ene bos tulpen stuk', 25

'Kleurt de zon overdag potgronddonker – laat ons slapengaan', 25

[Gedichten], april 2016, 821, 33-34.

            Er is een huisje aan de rand van het bos, waar het donker wordt losgetornd., 33

            Je lichaam is krankzinnig., 33

            Een pruim, blauw en ovaal in haar hand. Het haar uitgedund., 34       

[Gedichten], december 2016, 829, 32-33.

            Geen verweer, klaag me aan

            Soms wil ik mijn lichaam bedekken, uit teleurstelling, 32

            De lus in ons denken, de groef waarin wij rond en rond, 32

            je doopt je wijsvinger in het restje, 33

[Gedichten], januari 2018, 842, 22-23.

                   Mimicry:

                   I: de najaarsspreeuwen glanszwart en bronspurper, als n wezen, 22

                   II: zij ontwierp halssieraden, geweven stoffen, woorden, het snoert, 22

                   III: zonnige krans je haar, blauw je me aan, je koralen lach, alles zo puur, 22

                   Duik: Hij verschuift de radio van de rand van de rivier naar het, 23

                   Een streng woorden: Ik was de messen en wis, 23

[Gedichten], juni-juli 2018, 847-848, 13-14.

          Vangst: Ze hadden onze huidskleur uit ons getrokken, 13

                    I Hoe de bloemen klappen, rood open, 14

                    II Ik breng je hand naar mijn mond, 14

                    III Peesblad. Middenrif. Borstholte. Longen, 14                      

[Gedichten], augustus/september 2019, 861/862, 27-31.

          Schoon: Als student waste ik emaillen lasagneschaaltjes, 27

          Het is opgemerkt: De Noordpool brandt, 28

          Feodaal: De mensen wonen achter computers, 29

          Vier titelloze gedichten, 30

          Werk: De vriendelijke shiarmazaakhouder, we noemen hem de sheriff, 31

[Gedichten], december 2020, 877, 31-32.

           Rectificatie: Deze lift neemt iemand enkel naar beneden, 31

           Mazen: Bijen dwarrelen neer. Als snippers van door een kind, 32  

 

Tjebbes, Tyche (1982)

[Gedichten], mei 2021, 882, 33-35.

         De dikke man: De dikke man met het moeilijke verleden, 33

         steen: je bent, 34

         Onoplosbare getallen: Vanochtend heeft hij in krullende cijfers uitgerekend. 35

 

Tonk, Florence

[Gedichten], november 2005, 696, 28-29.

Zwart-wit: 'Zwart-wit net zand', 28

Weg: 'Het spoor zuigt je geruisloos bij me weg', 29

 

Toorn, Willem van

Berlijn, mei 1966, 226, 12-13.

1. `Plaatsnamen uit de Guide Automobile', 12

2. `Binnen de stad is men op een eiland', 12

3. `Hansviertel. Nergens verleden tijd', 12

4. `Al na een dag loop je hier als een gek', 13

[Gedichten], december 1966, 231, 29.

Landschap: `Uitzichten schuiven haastig op hun plaats'

Grebbeberg: `Een van de doden is een beetje gek'

Tsjechoslowakije 68, collage, november 1968, 252, 16-17.

1. `Op weg erheen door Hans en Grietjebossen', 16

2. `Aankomst. Praag 68, de maand juli', 16

3. `Toeschouwers zoeken naar het perspectief', 16

4. `Het verhaal van de oude heer L.', 16-17

5. `Ik weet het wel, meneer L., Dubcek en gezellen, geachte', 17

 

Tritsmans, Marc (1959)

 

[Gedichten], september 1989, 502, 32-33.

Foto: 'Op een tweehonderdvijftigste seconde', 32

Villa De Goudbloem 1920 (voorzijde): 'bijna avond langgerekte schaduwen', 32

Ruimte: 'wat kan me ooit weerhouden', 33

[Gedichten], augustus-september 1995, 573-574, 46-47.

Blad: 'Zoals dit ene blad, losgeraakt', 46

Haren: 'In het donker, zou ik hen, denk ik', 47

[Gedichten], november 1995, 576, 32-34.

Quatorze juillet (een krantebericht): 'Een dag van ijsjes en vuurwerk en', 32

Leeg huis: 'In het donker blijf ik op de overloop', 33

Relict: 'dat het op die zevende dag in augustus', 34

[Gedichten], april 1996, 581, 20-21.

Gelijktijdigheid: 'Precies op het ogenblik dat wij daar', 20

Afkoeling: 'Zelfs na verloop van dagen kan', 21

[Gedichten], december 1996, 589, 30-31.

Afgunst: 'Een boom kiest zorgvuldig zijn plaats', 30

Onder invloed van vruchten: 'Is het niet dat bij het knappen', 31

[Gedichten], juni-juli 1998, 607-608, 51-52.

Bij een vliegtuig van Panamarenko: 'Zo zeker weten dat het onmogelijke niet', 51

Neem: 'Neem een man, neem een vrouw', 52

Gedichten], maart 2000, 628, 22-23.

            1525 - Naar Nederland: 'Mannen hebben dat. Ze willen', 22

            1940 - Op de vlucht: 'Pas achteraf beseft dat in zelfde', 23

[Gedichten], juni-juli 2002, 655 [655-656], 40-41.

Operatiekamer: 'Geen mens wil ik hier onder mijn handen', 40

Cel: 'Deze volmaakte blanke borst gekozen.', 41

Thema: Het lichaam.

[Gedichten], augustus-september 2003, 669-670, 40-41.

            Eiland: Waarvan ik heb betast de zachste, 40

            Het bevlogene: Geef mij maar de bevlogen, 41

[Gedichten], mart 2007, 700, 55-56.

Ik (I): 'Leg toch even, als je durft, je oor te luisteren',
55

Dit?: 'Is dit het dus maar wat ik te vertellen heb', 56

[Gedichten], oktober 2006, 707, 17-18.

Lente in de tuin: Al wat nu niet, 17

Zeeland: Op het strand van Vrouwenpolder, 18

[Gedichten], april 2007, 713, 22-23.

Bevrijding: 'Kijk dan toch hoe ze ongebroken', 22

Veere: 'Een westerstorm zonder geheimen doet het', 23

[Gedichten], oktober 2007, 719, 24-25.

Lichaam: 'Maar het lichaam weigert koppig alle dienst', 24

Op de rand: 'Bijna had ik niet meer de', 25

[Gedichten], juni-juli 2008, 727-728, 12-13.

Stuitligging: 'Het moment gekomen leek het mij', 12

Aria (con variazioni): 'Langzaam', 13

[Gedichten], augustus-september 2009, 741-742, 53-55.

Studie van de schaduw: 'spreek niet over de liefde of de dood', 53

Huis: 'dit moet je onder ogen zien', 54

Raam: het raam waarvoor zij samen zaten', 55

[Gedichten], augustus-september 2011, 765-766, 36-37.

Motoriek: 'jij daar, hand, de mijne' 36

Het kraken van de code: 'nu dus mijn mond openen en die ene scherpe', 37

Enkele vaststellingen omtrent de zeemansgraf, mei 2013, 786, 5-6.

I. 'heb je op een onbewaakt moment toch op haar', 5

II. 'maar in die altijd ijle altijd frisse luchten begint', 5

III. 'zwemmend wil je altijd verder', 6

IV. 'vandaag reed ik alleen in de auto voorbij', 6

[Gedichten], april 2014, 797, 19-21.

Mijn vader verdwaalt: 'mijn vader verdwaalt in de tijd', 19

Mijn vader krijgt ontzag: 'banken, ziekenhuizen en gerechtsgebouwen', 20

Mijn vader stroomt over: 'ik had gedacht dat hij almaar', 20

Mijn vader is verdwenen: 'na 19.796 dagen met', 21

Een nog onontdekt deeltje met heeltallige spin, november 2014, 804, 37-38.

I 'komt onaangekondigd en ongevraagd', 37
II 'zoals massa ontstaat wanneer elementaire', 37

III 'bestaat er dus een nog onontdekte boson dat met de lichtsnelheid', 38

[Gedichten], oktober 2015, 815, 17-18.

Foto van berglandschap: 'niets levends in dit beeld te bekennen', 17

N-de dimensie: 'plooit aarde zich elke winter', 18

[Gedichten], oktober 2016, 827, 37-38.

           Hout: dit zo bedachtzaam gegroeide waarop onze handen, 37

           Het zoemt en gonst: terwijl wij mensen met elkaar praten en denken, 38

[Gedichten], maart 2017, 832, 34-36.

           Dit zachte: ook zonder dat wij het beseffen hunkeren wij, 34

           Boom: zon kalme gedachte, 35

           IJs: omdat onze ogen slechts zien bewegen, 36

[Gedichten], januari 2019, 854, 36-38.

          Boek van vader, 36

          Wandelend op de zeedijk, 37

          De paradox van verlies, 38     

[Gedichten], juni/juli 2019, 859/860, 16-20.

          Entiteit: Het begint al met die zichtbare buitenkant., 16

          Tenhemelopneming bij dag: Ik zat op een zomers terras aan een Amsterdamse gracht,             17

          Eekhoorn: Als een gek schiet hij vanuit het bos, 18

          De merel in het tuinhuis: Elke dag ontmoetten we elkaar op ooghoogte, 19

          Met het water mee:

          I Lente; In volle lente kwamen wij uit de bergen, 20

          II Zomer: En zij zijn er net als wij altijd geweest, 20

          III Herfst: In de verte zien we iemand stil verdrinken, 20

          IV Winter: En we zijn plots nog maar met weinigen, 20

[Gedichten], maart 2020, 868, 30-32.

          In gesprek (met drie gemzen): Mag het wel worden uitgesproken, 30

          Nadering: Niet het donkere bos zelf, 31

          Winterzonnewende: Terwijl het nacht is en aardedonker en, 32

[Gedichten], juni-juli 2020, 871-872, 21-25.

Twee schepsels, 21

Ontspeeld, 22

Onder de waterlijn, 23-25

I Verzonken land, 23

II Een oude plek, 23

III Vanuit het water, 24

IV OP een bergflank, 24

V Matroesjka, 25

[Gedichten], februari 2021, 879, 26-28.

          Alles stroomt: Alles rondom mij is groen en is goed, 26

          Zo eenvoudig: Op een dag, op een nacht, 27

           Onze soort: Nooit waren wij tevreden met het kostje, 28

[Gedichten], augustus/september 2012, 885/886, 19- 22.

          Rustpunt: Terwijl alle moleculen die al die jaren, 19

          Duisternis: Het is toch niet enkel licht waar ik naar verlang:, 20

          La Mditerrane, 21

                  1 Vanzelfsprekend woonden Grieken en Romeinen

                  2 Maar ook dit paradijselijk oord lag dus enkel

          Smeekbede: Hoe angstaanjagend snel en zonder enig verzet, 22   

 

Trolsky, Tymen

Pseudoniem van Jasper Jacobus Johannes Maria Mikkers

 

Tuin, Haya van

[Gedichten], februari 1988, 483, 34.

Expres: 'Benadering schaaft het fatsoen'

Blik: 'Als hoedanigheid'

Verjaarcadeau: 'Speel teder en uitnodigend'

Keer: 'Eeuwen'

 

Tuinman, Vrouwkje (1974)

[Gedichten], november 2003, 672, 27-28.

Zandman: vannacht mijn deken aangezien voor jou, 27

Vitrine: s Ochtends breek ik een wijnglas, 28

[Gedichten], november 2004, 684, 24-25.

Buxus: Hij laat me zijn graf zien. Nummer twaalf, tegenover, 24

Kiwi: Vandaag legt hij me uit: het steekslot. De deur als, 25

[Gedichten], juni-juli 2006, 703-704, 34-35.

Receptie: 'Het is hier geen hotel. De reproducties aan de', 34

Zien, doet: 'Open mond in wandelwagen, aapje op tv:', 34

Beroepsmatig: 'Op maandag studeer ik ontspannen in een huis waarvan ik', 35

Spion: 'Bruin elastiek ligt voor mijn deur. De postbode is', 3

Intensive care, maart 2009, 736, 9-11.

1 'Het fijne is, het is hier altijd dag, 9

2 'vandaag heb ik de flessen van drie weken geleden', 10

3 'Je ligt er nu drie weken en ik weet niet hoe je daar', 11

[Gedichten], augustus-september 2009, 741-742, 29-31.

Liquide: 'De erfenis is uitgegeven. Er is iemand naar Australi', 29

Henzo: 'De fotokast is open', 3

Weegschaal: 'Als ik eens mijn nagels rood maak en een potloot slijp', 31

[Gedichten], augustus-september 2010, 753-754, 18-20.

Beroemde laatste woorden: 'Vermoedelijk was het zoiets als shit', 18

Quo Vadis: 'De meningen verschillen over in hoeverre je lichaam', 19

Upstairs, downstairs: 'Er wordt gevreesd dat jullie ons ook zien', 20

 

[Gedichten], augustus-september 2017, 837-838, 24-26.

           Bouwplaats: Een man wordt weggereden en van binnen goed bekeken, 24-25

           Kleine lettertjes: Ken je die van die man die bij de dokter kwam,, 26

[Gedicht], mei 2018, 846, 5.

          Aankleden: Er stonden misschien wel veertig paar schoenen in je kast., 5

[Gedichten], augustus/september 2019, 861-862, 3-6.

          They killed Kenny: Mijn schoonmoeder zit in haar sta-opstoel voor het raam, 3

           Eenheid van tijd, plaats en handeling: Ik heb een sleutel, maar hij staat al in de              deuropening, 4-6.

[Gedichten], april 2020, 869, 3.

          Quarantaine: Mijn schoonmoeder heeft kleren nodig, gisteren

 

Vaan, Sander de (1963)

[Gedichten], augustus-september 2008, 729-730, 51-52.

Winst: 'Grind onder voetstappen', 51

Licht: 'Die kamer zei mij niets', 52

 

Valente, Jose Angel

[Gedichten], juni-juli 1971, 283-284, 45-48.

Niet kijken: `Ik schrijf wat ik zie', 45

Melancholie van de ballingschap: `het ergste is te denken', 46

Machiavelli in San Casciano: `Voor de eerste tortels in de olijfgaarden', 47-48

Het teken: `In dit kleine voorwerp', 48

Uit: La memoria y los signos (1966). Vertaald uit het Spaans door J. Lechner. Zie kritisch proza: J. Lechner, 283-284, 41-44.

 

Valkhoff, Cissy

[Gedichten], oktober 1976, 347, 33.

'Kijk!'

'Nog veel moet er geregeld'

'Als een schor poesje'

Nieuws: 'als de wet van de zwaartekracht'

Valeriuskliniek, mei 1978, 366, 43.

'Mijn moeder ligt met haar hoofd in het kussen'

Ontmoeting in de Bijenkorf, maart 1980, 388, 27.

'Ineens ontmoetten we elkaar'

 

Van, Branko (1985)

[Gedichten], oktober 2013, 791, 33-34.

Rotsgrond: 'Alles is de tijd', 33

Iets van gewicht: 'Hij wil zeggen', 34

[Gedichten], mei 2014, 798, 21-22.

Altaar: 'Beitel uit steen de kop', 21

Het zoet: 'Ik draag het bij me als een weerbericht', 22

[Gedichten], februari 2015, 807, 8-10.

Ingeklonken paden: 'Je weet ineens niet meer zeker', 8

Voldongen: 'Hij denkt aan zomers', 9

Haar seizoenen: 'De nacht lacht omdat hij weet', 10

[Gedichten], februari 2016, 21-22.

            Eigen grond: Alleen vruchtgebruik, hij ziet, 21

            Enkelvoud: Wat vertlet een leeg gebouw, wat, 22

[Gedichten], januari 2018, 842, 25-26.

            Een man: Ze weet ook niet, 25

            Drie mannen: Jij staat het liefst voor boekenkasten, 26

[Gedichten], augustus/september 2019, 861-862, 14-16.

         Slaapdronk: Hij wil dicht tegen haar taal aankruip, 14

         Wat je erft is armoe: Hij draagt zijn infuuspaal, 15

         Samen de jaren samen de dagen: Hij kijk naar hoe zij, 16

 

Vanstreels, Miel

Demente bejaardenflat, september 1974, 322, 37-38.

Mevr. L.: 'De tijd heeft zijn beste', 37

'Tandelozer', 37

'Dit huis is een levend', 38

'Dag na dag wordt de weigering', 38

 

Veenbaas, Jabik (1959)

[Gedichten], augustus-september 2015, 813-814, 36-38.

ontmoeting: 'de avond valt over de wei van brasser', 36

perspectief: 'de schilders weten het', 37

de gitarist: 'kraakt', 38

[Gedichten], februari 2016, 819, 9-10.

         winterlied: de kraaien verzamelen zich, 9

         ziek: hoog boven de straat ligt mijn ziekenkamer,10

[Gedichten], mei 2016, 822, 27-28.

         Overleven: Ik was nog net op tijd op de trein gestapt, 27

          liefdeslied: of ben je een heimwee, die ik oproep als, 28

[Gedichten], november 2016, 828, 30-31

         laatste groet: veilig ben je nooit, 30

         we are such stuff: door dromen gedragen, 31

[Gedichten], april 2017, 833, 16-17.

         het veer: opstappen, 16

         de zwemmer: ik durf mijn ogen niet te sluiten, 17

[Gedichten], oktober 2017, 839, 11-12,

         iets over zwaar en licht: dat zou je moeten doen, bedacht ik, 11

         vegetarisch dichten: kijk mij planten eten, 12

[Gedichten], maart 2018, 844, 45-46.

         bekentenis: na het liefdesspel stil geworden, 45

         tijd: mijn trein heeft vertraging, 46                                                    

[Gedichten], april 2019, 857, 8-10.

         een les, 8

         station, 9

         nachtelijke bede, 10

[Gedichten], december 2019, 865, 28-30.

         midwinterzang: het is winter ik reis met vrouw en kind, 28

          slaaplied in de morgen: ik hoor de wekker afgaan, 29

          avond op poetry: het begint in de schouwburgzaal, 30

[Gedichten], oktober 2020, 875, 13-15.

         het draaiorgel: altijd van draaiorgels gehouden, 13

         de wereld redden: oorlog en rokend puin stervende, 14

         de zeezeiler: als de wind spreekt luistert hij, 15

[Gedichten], februari 2021, 879, 3-4.

          wintergedicht: verdomme net nu ik weg moet, 3

           bestemming: argeloos strijk ik neer, 4                                                

 

Veerman, J.

De vriendelijke esculaap, december 1969, 265, 17-19.

`De vriendelijke esculaap'

 

Veneddiktovitsj Matveev, Ivan

Zes gedichten, maart 1984, 436, 33-35.

Onder pseudoniem Ivan Elagin.

'De sneeuwnacht komt ten einde', 33

Ter nagedachtenis aan mijn dochter: 'Zo onnodig, ongerijmd en toevallig', 33-34

'De bittere smaak van nostalgie ken ik niet', 34

'Herfst, herfst-haastig graficus', 34

'Aan de overzijde, in de muur, hangen', 35

'Achter het venster zijn tot de horizon', 35

Vertaald uit het Russisch en voorzien van biografische gegevens door J.P. Hinrichs.

 

Venema, Frans H. (1966)

Energizer, januari 2007, 710, 41-42.

de secretaris-directeur

 

Verraak, Cees

Pseudoniem van Cees van Raak.

 

Vermaas, Bauke (1979)

[Gedichten], april 2021, 881, 48-49

                        Thuis: de eerste nacht in een nieuw huis eindigt met ontdekken, 48

                        Waar: Geen tijd, mompel je tegen de studenten, 49

 

Versteegen, Jos (1956)

[Gedichten], november 1994, 564, 20-21.

Stilleven in afwachting van de schilder: 'Ik heb je tafel klaargezet', 20

Exodus/Warnsveld: 'De idioten rijzen uit het bad', 21

[Gedichten]], juni-juli 1995, 571-572, 29-30.

Huize exit, 2050: van Tokio tot Frisco, Berlijn', 29

(Ingezonden mededeling): 'De zomer? Die wordt absolutely cool', 30

[Gedichten], december 1995, 577, 11-12.

Opdracht: 'een plastic tas vol warm, welriekend leven', 11

Geen opdracht: 'Een haiku voor een kleine rijstetaart', 12

[Gedichten], juni-juli 1996, 583-584, 19-21.

Hij die alles ziet: 'Een Sony Breedbeeld, honderdtien kanalen', 19

Dodenherdenking op de Dam: 'Ik drink een glas cognac en schakel in', 20-21

Thema: Televisie.

Koninginnedag in Amsterdam, november-december 1997, 600-601, 22-23.

Thema: Risico.

'Traag, moeizaam heb ik door de stad gedwaald', 22

'Was het de schrik? De alcohol? het brallen', 23

Pillen en poeders, april 1998, 605, 33-34.

I: 'Hij zag het dorp, het reuzenrad', 33

II: 'Hij heeft zijn kleren afgelegd', 34

Feest in Amsterdam, juni-juli 2000, 631-632, 46-47.

'Het druilt. De westenwind is afgenomen', 46

Fragment van een groter verhaal in versvorm. Thema: Liefde. Deel van een groter verhaal in versvorm. Fragment eerder verschenen in De Tweede Ronde (zomer 2000).

Hun laatste groot alarm, augustus-september 2006, 705-706, 14-15.

I: De grote ketel in de stalhoek:, 14

II: Ze draait gehakt, ze maakt van vlees, 15

Slapen bij een warme man, april 2007, 713, 15-16.

I In twintig, dertig, veertig: het jaar, 15

II De roze dode in een lijst, 16

[Gedichten], november 2007, 720, 35-36.

Dan bloedt het geel:' Het water en het graan, je sleept', 35

Zwart nog van het land: 'Vliegtuigen spannen draden aan', 36

[Gedichten], augustus-september 2009, 741-742, 45-47.

Ooggetuigen: 'Geraniums bij middagzon', 45

Vruchtvlees: 'De peren vallen op het dak', 47

Erfenissen, juni-juli 2011, 763-764, 47-48.

1. 'Het kastje met haar trouwservies', 47

'Zij schuifelt naar de recreatie', 47

2. Haar trouwservies met roze bloemen', 48

[Gedichten], oktober 2011, 767, 30-31.

Lourdes (1): 'Maria als een plastic flesje', 30

Lourdes (2): 'Je denkt nog aan de keukenla', 31

[Gedichten], maart 2012, 772, 23-24.

Asbak: 'De sigaret plakt aan zijn onderlip,', 23

Kluisje: 'Zijn kluisje, waar het roest aan vreet,', 24

[Gedichten], april 2015, 809, 35-36.

Zo leeft de stad: 'De energiefabriek stoot lentenwolken uit', 35

Een zwijgen: 'Er waren anderen, veel anderen, mevrouw,', 36

[Gedichten], december 2015, 817, 33-34.

De ventilator: 'Uw hond ligt in de tuin, daar, naast de serre', 33

Ze glimlacht soms: 'Uw beer is beige, met een rood-wit strikje', 34

Een raam op tien hoog: 'U ziet nog uniformen, lege panden', 34

[Gedichten], mei 2016, 822, 20-22.

            Mannen: U hebt een jonge man gezien, wit schort,, 20

            Wat wilt u weten?: Mijn vak? Coupeuse. Bloesjes eerst, toen rokken, 21

            Woon ik hier?: Welnee, die meisjespop is niet van mij,, 22

 

[Gedichten], april 2018, 845, 20.

                        Uitkijkpost:

                        I: Het meisje in de erker, dat was jij, 20

                        II: Je zag het weiland met de sloten, 20

 

Versteegen, Peter

Artis-cyclus, maart 1973, 304, 20-23.

Onder pseudoniem Igor Streepjes.

1. 'Wie met een kind door Artis zwerft', 20

2. 'Een hele schoolklas zwemt langszij', 20

3. 'Vooruitgang heeft de Artistrein', 21

4. 'Pover waarnemer als ik ben', 21

5. '"Mag ik een stuk?" vraagt Judith gauw', 23

6. 'Ze gaan maar weer op huis aan waar', 23

Enkele coupletten uit de Artis-cyclus zijn eerder verschenen in Proprius Cures.

 

Villon, Franois

Kwatrijn van Villon, 30-08-1961, 120, 8.

'Je suis Franois dont il me poise'

In facsimile op pagina [9].

 

Viruly, A.

Twee sonnetten voor Van Dale, december 1982, 421, 34.

1. 'Wij kennen woorden. Ook bestaan er dingen'

2. 'Men kan zijn geest door woordenboeken drijven'

 

Visser, Arie

[Gedichten], november 1978, 372, 42.

De vuurproef: 'omdat ik weinig warmte vond'

De valdroom: 'het was of alles stil moest staan'

Wat is er meer?: 'mijn lief, mijn lief, wat is er meer'

Drie miniaturen, februari 1979, 375, 34.

Rustende slaapwandelaarster: 'in stilte heb ik afgewacht'

[naar een schilderij van Pyke Kock]

De nacht: 'zo onafzienbaar was de nacht'

[naar Abdullah Ibn Al-Mu'tazz (861-908)]

Zwerverslied: 'de draad eens in een moederhand'

[naar Mng Chiao (751-814)].

Zeven bewerkingen, januari 1980, 386, 34-35.

Hoogzomer: 'bloedrode bergen', 34 [naar Ryokan, 1758-1831]

November: 'de wind heeft genoeg', 34 [naar Ryokan, 1758-1831]

Het jaar van mijn leven (I): 'of je spreekt of zwijgt', 34 [naar Issa, 1763-1827]

Het jaar van mijn leven (II): 'alleen in ons huis', 34 [naar Issa, 1763-1827]

Langs de weg: soms zingt ze in een tent voor poen', 35 [naar een anoniem Chinees gedicht uit de tweede eeuw]

Het afscheid: 'hartstocht te diep : het roerloze gezicht', 35 [naar Tu Mu, 803-852]

Eens-: 'mijn gave is beperkt mijn stem niet luid', 35 [naar Evgeny Baratynsky, 1800-1844]

Vier Gedichten, november 1980, 396, 33.

Ecce Homo: 'gedoodverfde buit'

Sad Song: 'de zaagmolen zong'

De trein: 'de wachtkamer vol'

Vers uit de veren: 'De vluchtlijnen van de lijnvluchten in de lucht'

Per abuis toegeschreven aan A. Visser. Zie K. Winkeler, 397, 17.

 

Visser, Peter de

[Gedichten], april-mei 1988, 485-486, 42-45.

Dit gedicht: 'opent zich opeens het', 42

Ballade van het licht en de armoe: 'Pure lyriek, hoe het herbegint, 42

Idylle: 'verblijf op het veld, de zon', 42

Nu, nu ik dit schrijf: 'Nu, nu ik dit schrijf zie', 43

Het verborgen gezicht van manna: 'je kijkt en je ogen', 43

Identifcaties: 'Een hond', 44

Begrotelijke individualiteit: 'De stem, de steen die zich niet', 44 Identiteit, continuteit: 'Hoe men het beeld bezit dat men een', 45

Tropisch tafereel: 'hoe hij gaat is hoe hij beweegt', 45

[Gedichten], augustus-september 1993, 549-550, 28-29.

De poolreiziger wordt een stem: 'Wanneer ik mij afzonder, mij', 28

De zichtbaarheid van de melancholie boven de 63e breedtegraad: 'Soms vestigt zich iets tussen mijn ogen', 28

En van de ouders neemt een foto, 29

1. 'Nog even en mijn ogen staan als die van'

2. 'Niets verontrust als de aanwezigheid van'

3. 'En het grasveld staat vol doden.'

Kenterend, klaterend: 'Opeens kleede iedereen zich anders: langs', 29

 

Vlek, Hans

[Gedichten], juli-augustus 1965, 216-217, 46-47.

Dichters-(Gangsters)

1. `zijn remington redt 'm', 46

2. `('n groot dichter)', 46

3. `('n groot gangster)', 46

4. `'n goede dichter', 47

5. `er zijn zeker 11.729 dichters', 47

6. `nu loopt de dood', 47

Opdracht: Voor al m'n brabantse broeders die gedichten schrijven.

Poweties seizoen: `- en de lente', 47

De morgen, oktober 1965, 219, 43.

`Een straatarm licht klimt'

(Van onze correspondent), januari 1966, 222, 19.

`Als er dan niets meer is'

Goede morgen, april 1968, 245, 29-30.

`Ogen en gordijnen open, een smaak'

[Gedichten], december 1981, 409, 36-37.

Mahgrib-Arabia Felix: 'Men kan niet ongestraft onder palmen wandelen', 36

Rif: 'Op houten balkons de mintthee in guldene glaasje', 36

Multiversum: 'helder antiquarisch warhoofd van de oude god', 37

Zeven gedichten, augustus-september 1985, 452-453 [453-454], 16-19.

In de tuin: 'In de tuin met 'n schrijfblok en', 16

Principe: 'Isoleer een woord' 16

Alvorens: 'Alvorens er iets staat, woorden in 'n', 17

Buiten seizoen: 'In mijn boekenkast vergelen', 17

Damestas: 'In het interieur van damestassen', 18

Een geslaagd gedicht: 'Gisteravond, 'k lag geborgen', 18

Waarover wel je: 'Zal ik schrijven', 19

[Gedichten], februari 1987, 471, 12-13.

Afdeling Revarus: 'Een fotoserie van paardehoofden op 'n prikbord', 12

Longstay: 'De dames in 't paviljoen staren stil voor zich uit', 12

Kermesse de Vught: 'De exploitanten stonden', 13

 

Voogd, Stephanie de

Portret van een eigentijds masratioccrultinist, mei 1977, 354, 32.

'Gelijk weleer Narcissus staat ook hij'

Zie kritisch proza, S. de Voogd, 352, 15-19 en de polemiek die op dit artikel volgde.

Focus, augustus-september 1978, 369-370, 53-54.

'bijna zat er brilleglas', 53

'jawel maar echt scharrelen komt', 53

'de kritiek van de zuivere rede wordt', 53

'enkel knippen of knippen en', 53

'thirty-sixth street please and second avenue', 54

'hij pakte iets en gooide het op', 54

'israls leger komt mankracht', 54

'vandaag bracht ik ze in', 54

Winter lieve, februari 1979, 375, 26.

'misschien blijft het de hele'

'wat leuk zo'n skylight zei het'

'loodrecht naar beneden kwam'

'nooit meer nooit meer lieve'

Vier gedichten, augustus-september 1979, 381-382, 56.

'nee dank je want zij is een'

'you laughed and gone'

'kereltje met knuistjes dat iets'

'observing the diligent sleep of'

 

Vos, H.

[Gedichten], februari 1974, 315, 25-26.

Inneming: 'Bij al wat ik nog denk', 25

Laatste gast: 'In kleine tijd', 25

Nog een roos: 'Nu lieve hand', 26

Laatste wens: 'Wat ik nog wil?', 26

Pijn: 'Vanmorgen, een flits van pijn', 26

 

 

Vote, Linde

[Gedichten], juni-juli 2005, 691-692, 49-50.

Sneeuwstilte: 'niet de winter', 49

Wat het oog breken kan: 'zien', 50

 

Vree, Freddy de

Gedicht geschreven om Jan Cox te eren na zijn dood, mei 1981, 402, 32-34.

'Ik zet mijn doden op en rij'

 

Vroman, Leo (1915-2014)

Een manier, 07-12-1960, 82, 11.

'Als er een God is'

Amerika, 22-02-1961, 93, 12-16.

'Soms maak ik mijn kamer klein'

Gedateerd: New York, 9 februari 1961. Nederlands-Engels

In liefde uitgedrukt, 12-04-1961, 100, 10.

'Ik denk geloof ik aan iets'

Rondheid gestraft, 17-05-1961, 105, [16].

'Daar was een rond zacht bolletje'

Fabel met tekeningen van Peter Vos.

De twee struisvriendinnen, 25-05-1961, 106, [16].

'Struis A trad rond en kerngezond'

Fabel met tekeningen van Peter Vos.

De twee gedachten, 07-06-1961, 108, [16].

'Een denker dacht met zacht misbaar'

Fabel met tekeningen van Peter Vos.

Door het bijtje gered, 14-06-1961, 109, 16.

'Een bijenei, het moest maar boffen'

Fabel met tekeningen van Peter Vos.

Nakie en zijn vriendin, 21-06-1961, 110, 16.

'Een knopje, vastgeboren'

Fabel met tekeningen van Peter Vos.

De bacillen en het eeuwig leven, 28-06-1961, 111, 16.

'De slang ging op een dag op reis'

Fabel met tekeningen van Peter Vos.

De luiaard en het mos, 12-07-1961, 113, [16].

'Wat mos dat op een luiaard groeide'

Fabel met tekeningen van Peter Vos.

Worm en rups, 02-08-1961, 116, 16.

'Maagd Worm, want potenloos, beminde'

Fabel met tekeningen van Peter Vos.

Ding en onding, 16-08-1961, 118, [16].

'"Wat ben jij toch een vreemdeling"'

Fabel met tekeningen van Peter Vos.

De liefderijke man, 30-08-1961, 120, [16].

'Een vrouw, hoewel dik, dom en druk'

Fabel met tekeningen van Peter Vos.

De mogelijkheden en hun loop, 11-10-1961, 126, 16.

'Een van de grote mogelijkheden'

Fabel met tekeningen van Peter Vos.

Larf en specht, 01-11-1961, 129, 16.

'Een larf had eens een enge droom'

Fabel met tekeningen van Peter Vos.

Pijn en het meisje, 22-11-1961, 132, 16.

'Een pijn, hoewel reeds krom en oud'

Fabel met tekeningen van Peter Vos.

Het water en het glas, 20-12-1961, 136, 16.

'Een man die dol op water was'

Fabel met tekeningen van Peter Vos.

Het vliegtuig en de piloot, 29-12-1961, 137, [16].

'Niemand was meer ergens vrij'

Fabel met tekeningen van Peter Vos.

Waarheid en leugen, 24-01-1962, 138, 24.

`Schuilend voor een lauwe Levensregen'

Fabel met tekeningen van Peter Vos.

De duizendpoot en zijn voorbereiding, 14-02-1962, 141, 16.

`een duizendpoot vol bang verstand'

Fabel met tekeningen van Peter Vos.

De behaarde kip en haar geveerde vriend, 18-04-1962, 150, 16.

`Een kip met haren op haar borst'

Fabel met tekeningen van Peter Vos.

De neushoorn en de olifant, 03-05-1962, 152, 16.

`Een neushoorn en een olifant'

Fabel met tekeningen van Peter Vos.

De roos en haar blaadjes, 06-06-1962, 157, 16.

`Een laatste roos bloeide, omdat'

Fabel met tekeningen van Peter Vos.

De kikker en de koe, 13-06-1962, 158, 16.

`Een kikker knorde tot een koe'

Fabel met tekeningen van Peter Vos.

Het virusdeeltje gijs, en de zenuwcel, 20-06-1962, 159, 16.

`Een virusdeeltje, gijs geheten'

Fabel met een tekening van Peter Vos.

Manke vliegen 1, 27-06-1962, 160, 16.

`Ik moet nog aldoor denken aan'

Vijfregelig gedicht met tekening van de auteur.

Manke vliegen 2, 04-07-1962, 161, 16.

`Mocht er straks geen mens meer blijven'

Vijfregelig gedicht met tekening van de auteur.

Manke vliegen 3, 11-07-1962, 162, 16.

`Als ik mijn ogen om beurten sluit'

Vijfregelig gedicht met tekening van de auteur.

Manke vliegen 4, 18-07-1962, 163, 16.

`Als ik zo blijf maar beter durf'

Vijfregelig gedicht met tekening van de auteur.

Manke vliegen 5, 25-07-1962, 164, 16.

'@'

Vijfregelig gedicht met tekening van de auteur.

Manke vliegen 6, 08-08-1962, 166, 16.

`Een maagd hield niet van zulke heren'

Vijfregelig gedicht met tekening van de auteur.

Manke vliegen 7, 15-08-1962, 167, 16.

`De dingen waar ik iets van zeg'

Vijfregelig gedicht met tekening van de auteur.

Manke vliegen 8, 22-08-1962, 168, 16.

`Waarom schrijven dichters dat zij het licht'

Vijfregelig gedicht met tekening van de auteur.

Manke vliegen 9, 29-08-1962, 169, 16.

`Twee accoorden is een lied'

Vijfregelig gedicht met tekening van de auteur.

Manke vliegen 9 [10], 05-09-1962, 170, 16.

`Eenvoud is een eindprduct'

Vijfregelig gedicht met tekening van de auteur.

Manke vliegen 11, 12-09-1962, 171, 16.

`Ook alle anderen komt voelbare liefde toe'

Vijfregelig gedicht met tekening van de auteur.

Manke vliegen 12, 19-09-1962, 172, 16.

`kinderen steigeren door wazige gevaren'

Vijfregelig gedicht met tekening van de auteur.

Manke vliegen 13, 26-09-1962, 173, 16.

`Het bloed spoedt mij door de aderen'

Vijfregelig gedicht met tekening van de auteur.

Manke vliegen 14, 10-10-1962, 175, 16.

`Via ze vaak en zeer nauwkeurig kussen'

Vijfregelig gedicht met tekening van de auteur.

Manke vliegen 15, 17-10-1962, 176, 16.

`Een voertuig sturen kan ik maar niet leren'

Vijfregelig gedicht met tekening van de auteur.

Manke vliegen 16, 24-10-1962, 177, 15.

`Daarom bewonder ik de bomen'

Vijfregelig gedicht met tekening van de auteur.

Manke vliegen 17, 07-11-1962, 179, 15.

``s Avonds om zeven uur, half acht'

Vijfregelig gedicht met tekening van de auteur.

Manke vliegen 18, 14-11-1962, 180, 16.

`Tussen het nogal taaie vel'

Vijfregelig gedicht met tekening van de auteur.

Manke vliegen 19, 12-12-1962, 184, 16.

``s Nachts, ruggelings op het kortgemaaid'

Vijfregelig gedicht met tekening van de auteur.

Manke vliegen 20, 19-12-1962, 185, 21.

`Tussen mijn armen, al te van voren'

Vijfregelig gedicht met tekening van de auteur.

Manke vliegen 21, 17-01-1963, 186, 31.

'Groot onkruid, zachte bladeren'

Vijfregelig gedicht met tekening van de auteur.

Manke vliegen 22, 17-01-1963, 186, 37.

'Ik moet mij haasten iets te schrijven'

Vijfregelig gedicht met tekening van de auteur.

Manke vliegen 23, februari 1963, 187, 38.

'Geleerden voelen zich soms klein en'

Vijfregelig gedicht met tekening van de auteur.

Manke vliegen 24, februari 1963, 187, 39.

'Gewonde bloemen die nog even'

Vijfregelig gedicht met tekening van de auteur.

Wat was dat daarnet?, februari 1963, 187, 41-42.

'Naarmate mijn uitgewoond'

Gedateerd: Brooklyn, 31 jan. 1963.

Manke vliegen 25, februari 1963, 187, 44.

'Waarom een kettinkje van goud'

Vijfregelig gedicht met tekening van de auteur.

Manke vliegen 26, maart 1963, 188, 27.

'Als dit leven na dit leven'

Vijfregelig gedicht met tekening van de auteur.

Manke vliegen 27, maart 1963, 188, 37.

'Was de wereld maar plat want'

Vijfregelig gedicht met tekening van de auteur.

Manke vliegen 28, maart 1963, 188, 44.

'De beste grappen zijn degenen'

Vijfregelig gedicht met tekening van de auteur.

Vacantie 1963, september 1963, 194, 26-29.

'Terwijl ik sliep'

November, november 1963, 196, 15, 18, 20, 22, 26, 29.

'Maandenlang was ik vergeten', 15

'Alle blaren die vannacht' 18

'Van ontbladering behaarde', 20

'Een dun gekruizigde flard', 22

'Steeds lager komen de rondere', 26

'Acht en dertig jaar geleden', 29

December, december 1963, 197, 28, 30, 33, 34, 40.

'Het wordt maar niet akelig koud', 28

'Opstaand betrappen wij de nacht', 30

'Kerstmis. Omdat het zo donker is', 33

'Slaat het eindelijk ouwejaar', 34

'Van de echte Sinterklaas', 40

Januari, januari 1964, 198, 32, 37, 38, 48.

`Het gratis in elkander haken'

`De grond is nu vervelend koud'

`De enige nog levende plant'

`Het was altijd januari in japan'

Februari, februari 1964, 199, 15, 27, 28, 48.

`De ijstijd van dit jaar is half voorbij'

`De zon gaat op voordat de dag begint'

`Deze maand is gekrompen van de kou'

`Het sneeuwt niet vaak in mijn verleden'

Maart, maart 1964, 200, 25, 31, 32, 41, 44, 47.

`De dode diertjes, platgestampt'

`Het maandenlangsgesleepte laken'

`De eerste warmte stormt weer weg'

`De knoppen in de takken lijken'

`Waarachtig! Het eerste groen'

`Ik was graag ziek in Maart'

April, april 1964, 201, 28, 30, 35, 37.

`Op 1 april komt men te weten'

`Dit wordt misschien het vreselijk jaar'

`God, kon ik maar als een tulp uitbloeien!'

`Pasen was voornamelijk nichten'

Mei, mei 1964, 202, 20, 23, 28, 31.

`Ik heb geen der vorige, oude'

`Alle blauw dat het vederlicht'

`Hier in Brooklyn is het al te warm'

`Op een zondagmiddag in mei'

Juni, juni 1964, 203, 28, 31, 33, 35.

`Elke dag schijnt urenlang de zon'

`Wakker te worden met het bloedwarm licht'

`De nacht waait over en zal daar'

`Zondags lag ik in de wei'

Juli, juli-augustus 1964, 203-204 [204-205], 9, 13, 19, 24.

`Dit is het midden van het jaar'

`langzaam wordt het werk door het weer'

`En zomer nu al halverwege'

`De roeiboot zaait een baan'

Augustus, juli-augustus 1964, 203-204 [204-205], 33, 39, 43, 47, 63.

`Wij rusten met het landschap zacht'

`Op Holland komt nooit deze hitte'

`Niemand thuis'

`Hope Valley; een hete stille nacht'

`van augustus in Holland'

September, september 1964, 206, 9, 13, 32, 40.

`Naar school terug vind ik drie erge'

`Septemberlichtval komt misschien'

`We zaten aan het kleine meer'

`Voor mij is September in Holland nog'

Oktober, oktober 1964, 207, 21, 25, 29, 40.

`Was mijn huid over bladeren verdeeld'

`Te vroeg haastig duisternis'

`Ik heb een afgestoten blad waarin'

Enige oefeningen, oktober 1965, 219, 20.

1. `Neem aan: je binnentijd is niet de buitentijd'

2. `Stel dat al het licht ontstaat'

3. `Neem aan dat lekkerte een vorm van sterven is'

4. `Nee, doe het zelf, hoor zelfs mij niet aan'

Duitsland, december 1965, 221, 15.

`Op een open trein op het water'

Frankrijk, januari 1966, 222, 15.

1. `Kind zijn onderin een onherkenbare kamer'

2. `Wij werden in de rijzige figuur'

Belgi, februari 1966, 223, 13-14.

`Belgi ligt gewoon onder'

Kaapstad, maart 1966, 224, 25.

`Zelfs de vinger, over de kaart'

Java, april 1966, 225, 32-33.

`Waar ik het hardst lag'

Engeland, juni-juli 1966, 227, 44.

`Vijftien mei negentien veertig'

Japan, juni-juli 1966, 227, 45.

`Als geesten van verwelkte planten'

Veneti, augustus-september 1966, 228, 37.

`Het is weer zo warm als toen'

God en Godin, juni-juli 1967, 237, 33-43.

`Ik heb deel een overgelezen'

Deel II. Deel I verscheen in De Gids, januari-februari 1967. Met inleiding, 33.

In aarzeling badende, april 1968, 245, 21.

`de ogen kijken ieder'

Gedicht-in-handschrift.

Het regent regenwater, mei 1968, 246, 31.

`Alleen de wind'

Gedicht-in-handschrift.

`Ik heb gehoord dat Zen buddhisten hun, juni-juli 1968, 247-248, 57.

Gedicht-in-handschrift.

Acht fabels, maart 1978, 364, 3-7.

De vader en de zoon: 'Een jongen die geen vrienden had', 3

De tijger en de haringsla: 'Een tijger zat een haringsla', 4

Steen en brood: 'Er lag een keisteen in een beek', 4

Het water en de lucht: 'Het was nogal een warme dag', 5

Eik en plank: 'Plank, scheef tegen Eik geleund', 5

De rijkaard en zijn hart: 'Een welgestelde, ongesteld', 6

De regen en de regen: 'Op een huisje in Nederland' 7

De auto en zijn vrouw: 'Een auto had een mooie vrouw', 7

Zes fabels, juni-juli 1978, 367-[368], 42-44.

De vragen en hun uil: 'Een uil die enkel "hoe" kon zeggen', 42

De verstandige dolfijnen: 'Dolfijnen woonden lang geleden', 42

Kikker en pad: 'Een kikker, ook als arts bekend', 43

De ooievaar en de lachende hond: 'Een straathond stond op bet trottoir', 43

Huis en tuin: 'Hoe dromerig denk ik de wei', 44

Kip en ei: 'Een kip zei tot een kippenei', 44

[Gedichten], augustus-september 1978, 369-370, 44.

Ruimte en tijd: 'Jij mag alles in mij kwijt'

Het vlees en ik: 'Er drijft een meisje in de sloot'

Zwart parelmoer, maart 1979, 376, 16-19.

'De eenvoud is een marmeren beeld', 16-17

1. 'Het lang verwachte ruimteschip', 17

2. 'Wat als ze hier vanmorgen kloppen', 18

3. 'Onder het winkelen met ons in de regen', 19

Lief water, juni-juli 1979, 379-380, 34-37.

1. 'De winter was als een marmeren gang', 34

2. 'Nu zijn de dagen al zo lang', 34-35

3. 'Alles jammeren velen', 35

4. 'Maar wij staan stil', 36

5. 'Luister, water en blijf staan', 36-37

Ik zie de straat weglopen, oktober 1979, 383, 32-34.

1. 'Uit een hotelraam ver boven de stad', 32

2. 'Ik zie de straat weglopen in de nacht/Mensenhaat komt als een beer zo zacht', 32

3. 'Ik zie de straat weglopen in de nacht/hoor aan het molenwiekende geluid', 33

4. 'Godvergeten kantelt de nacht', 33

5. 'Hoe bewegen onze lijfsgedachten?', 34

6. 'Niets is te klein voor liefde van vlakbij', 34

Oorlog, december 1979, 385, 3-6.

1. 'Wanneer is een ziekte ooit rechtvaardig!', 3

2. 'En toch, hoe vredig lijkt het vasteland', 4

3. 'Gisteren liepen wij', 4-5

4. 'Ik wilde van mijn leven los', 5-6

5. 'Soldaten, schater om je potentaat', 6

Gedateerd: Lochem, Amsterdam en Nottingham, 27 oktober-5 november 1979.

In barnsteen, december 1979, 385, 7.

'Als blaren krullend van genot verdonkerd'

Hotel Valmonte, Berg en Dal, 4 mei 1980, juni-juli 1980, 391-392, 40-42.

'Lieveling,/Ver van jou worden mijn vingers koud'

In barnsteen, mei 1981, 402, 31.

'als blaren krullend van genot verdonkerd'

Voor Kadjiyama, vriend en bewaker, maart 1982, 412, 25-27.

'Ik heb je geloof ik nooit geschreven'

Het bovenaardse der seringen, augustus-september 1982, 417-418, 40-41.

'Het bovenaardse der seringen'

Vaarwel terrorist vaarwel, februari 1984, 435, 24-26.

'Luister! Luister in hemelsnaam even'

Gedateerd: Brooklyn, 15 januari 1984.

Toch maar gaan slapen, mei-juni 1984, 438-439, 100.

'Ik zie vannacht de logica vertakken'

Gedateerd: Brooklyn, 15 april 1984.

Van alles twee, november 1984, 444, 27.

'Twee neusgaatjes, daaruit kwam warme lucht'

Gewone wonderen, december 1984, 445, 27-28.

1. 'Deze drie', 27

2. 'Hier is voor de aardigheid', 27

3. 'Een doorzichtig', 28

4. 'Wij hebben allen', 28

[Gedichten], maart 1985, 448, 33.

Twee dialogen

Een monoloog

Visuele pozie.

[Gedichten], november 1985, 456, 26.

Samantha: 'We zagen op TV hoe toen je zachte'

Gedateerd: Bar Harbor, zomer 1985

Arm verleden: 'Tot een onverklaarbaar lot geboren'

Gedateerd: Brooklyn, 14 sept. 1985.

Iets in de as, juli-augustus 1986, 464-465, 8-9.

'Er komt geen ogenblik te vroeg'

Gedateerd: Brooklyn, 16 juli 1986.

[Gedichten], maart 1987, 472, 22-23.

Zuiver verstand: 'De herfstboom blozend in de brede', 22

Deze zon: 'Ik twijfel niet dat er iets bestaat', 22

Ware liefde: 'Wat was dit opeens een levend huis', 23

Ode, oktober 1994, 563, 24-31.

'Thanks to my failing memory'

Gedateerd: Brooklyn, june 11, 1994. De eerste zes en de laatste vier strofen in het Engels.

Maar wee wanneer, april 1995, 569, 22.

'De vrede van een ramp, voldoende groot'

Gedateerd: 5 februari 1995.

Pas op, maart 1996, 580, 12.

'Pas op! de dromen die wij zijn vergeten'

Over God verdomme, augustus-september 1996, 585-586, 30-31.

'zijn nu zoveel stomme'

Gedateerd: Brooklyn, 15 juli 1996.

Voor wie dit leert, februari 1997, 591, 8-9.

'Ach ach wat word ik tijdelijk'

Gedateerd: Brooklyn, 4 januari 1997

Risico, november-december 1997, 600-601, 42-43.

Thema: Risico.

'Liefde, ons creatief gevaar', 42

'In ieder volk staat aan de onderkant', 42

'Als ik geloven kon', 42

'Mijn enige veilige daad', 43

'Als alle leven is verdwenen', 43

'Risikoopje, vrisico', 43

Via pillen, april 1998, 605, 18.

'Saailustig willen de doktoren

Thema: pillen.

[Gedichten], juni-juli 1998, 607-608, 27-28.

Een psalm voor het breken: 'Systeem', 27

Een psalm voor rondheid: 'Systeem! Als Gij bewogen had', 28

Feest, april-mei 1999, 617-618, 3.

'Hoe ik ook hulpeloos oud', 3

Vijf liefdespsalmen, juni-juli 2000, 631-632, 11-15.

            Een psalm voor alle liefdes: 'Een bleke jongen komt op school', 11

            Een psalm voor slagers: 'Naar de aard van het verschil', 12

            Een psalm voor die dooien: 'Ik heb tussen allerlei dooien', 13

            Een psalm voor overlevenden: Voor N.B. : 'Wij armen leven op ons hoogst', 14

            Een psalm voor Tineke: 'Ik voel je', 15

            Thema: Liefde.

Tjokvol apoptose, juni-juli 2002, 655 [655-656], 22.

'Wat ik sinds voor mijn weten weet'

Thema: Het lichaam.

Intieme entropie, augustus-september 2004, 681-682, 23.

De hele toekomst stort zich in het verleden

Fort Worth, 25 augustus 2004

Nu en dan, augustus-september 2005, 693-694, 7.

         'Als ik stervend inderdaad'

         Thema: Eros & Thanatos

Een psalm voor mijn genezing, oktober 2005, 695, 18.

'Systeem! Wat deed U met mijn lijf?'

Regen water, februari 2006, 699, 48.

         Het gras werd eerst geel maar daarna

Vier liefdes, juni-juli 2006, 703-704, 30-32.

I: 'Ik durf of kan dit niet zeggen:', 30

II: 'Ik beminde als kind niets anders', 31

III: 'And, Lisa, here's my love for you,', 32

IV: 'Voor Tineke en die andere namen', 33

Systeem!, december 2006, 709, 13.

Systeem! Wat ik dan van Je wil?

Opdracht: voor Mara v.d. L.

[Gedichten], februari 2007, 711, 9-11.

Een psalm voor gisteren: Systeem, voor ons, althans voor mij 9

Een psalm voor vandaag en morgen: Met de zon Vandaag al laag in mijn hals, 10

Ik hoor het dreunen van de tijd: Ik hoor het dreunen van de tijd, 11

Metingen, april 2007, 713, 12.

Mijn lieve zachtronde aarde

[Gedichten], mei 2007, 714, 7-8.

Metingen: 'Mijn lieve zachtronde aarde', 7

Toen ik jong had moeten wezen: ' Toen ik jong had moeten wezen', 8

[Gedichten], juni-juli 2007, 715-716, 20-21.

De Dood: Toen ik hem weer eens ontmoette', 20

Voetnootjes bij de Dood: '1) Iets dat opgehouden is', 21

[Gedichten], augustus-september 2007, 717-718, 23-24.

De Diepe Betekenis: 'Ik sta wankelend aan de rand', 23

Slotbestellinghoedanigheidsvoorwaarden: A) De overlijdingvolledigheidswaarneming', 24

[Gedichten], oktober 2007, 719, 11-12.

Aan jongeren: 'De Dood is mij liefste net', 11

Geen asem: 'Wat ik van die doden wel benijd', 12

All in the head, november 2007, 720, 26.

1. Feeling: 'Wether I am sweet or bright'

2. Thinking: 'The cause of thought perhaps is'

3. Dying: 'When dead will I turn into stone'

Zes mieren, november 2007, 720, 27.

'Ik houd heus heel veel hier in huis'

[Gedichten], december 2007, 721, 37-38.

Late liefde: 'Om op een avond, gelokt door het wit', 37

De ander: 'De ander zal huilen in de lege', 38

[Gedichten], januari 2008, 722, 9-10.

Een psalm voor het sterven: 'Systeem, soms voel ik mij als een boot', 9

Uiterst innerlijk: 'Na veel onvoelbaar pogen', 10

[Gedichten], februari 2008, 723, 5-6.

Werkelijk: 'Nu in mijn laatste jaren'

Dat eerste jaar daarna: 'Op een dag in het vroege zomerlicht', 6

[Gedichten], maart 2008, 724, 15-16.

Onze tijd: 'Ik streel je grijze haren,', 15

Als het waar is: 'Als het echt werkelijk waar is', 16

[Gedichten], april 2008, 725, 8-9.

Een psalm voor systeem: 'Was de nacht soms uiterst stil', 8

Een psalm voor het ontbijt: 'Systeem, ik zie mij naar mijn weten', 9

Het balkon, mei 2008, 726, 33-34.

1. 'aarde en huis draaiden weg', 33

2. 'Het zou mij, na het eten', 33

3. Als ik tussen de spijlen', 33

4. 'Als dit hek rond ons balkon', 33

5. De zon schijnt onder', 34

6. 'Het wordt donker, de straten verdwijnen', 34

7. Dus ik stapel de twee witte', 34

[Gedichten], juni-juli 2008, 727-728, 48-49.

Die duinen: 'Alleen in die Hollandse duinen', 48

Als het waar is: 'Als het echt werkelijk waar is', 49

[Gedichten], augustus-september 2008, 729-730, 10-11.

Repetitie: 'De slaap waarmee ik dagelijks repeteer', 10

Dit vers: 'Dit vers had meer dan het nu heeft', 11

Of het waait, oktober 2008, 731, 13-14.

1. 'Ik liep als zestienjarig kin', 13

2. 'Enkele nog niet al te koude', 14

[Gedichten], november 2008, 732, 26-27.

Drie manieren

1. 'Er is een landschap dat nog niet bestaat', 26

2. Ik denk aan jou vaak als degene', 26

3. Het sterven past bij ieder weer:', 26

Zo groot: 'Ik zie een vlinder graag zo groot', 27

[Gedichten], december 2008, 733, 32-33.

Koude regen: In deze haast herfstloze staat', 32

De avond in: 'Wij wandelen de avond in', 33

[Gedichten], januari 2009, 734, 25-26.

Serenade: 'Ik weet niet of al dat genot voor mij', 25

Of ik Holland niet mis?: 'Nee, maar ik wil wel weten', 26

Onderdelen, februari 2009, 735, 37.

'Vraag mij nog eens waar ik uit besta'

Over die eeuwige hemel, mei 2009, 738, 26-29.

'Langzaamaan wordt het tijd', 26

'Nee, ik denk de hemel voortaan', 27

'Maar ziel, als jij niet blijft wonen', 28

'Is er in mijn lichaam ooit', 29

[Gedichten], maart 2009, 736, 23-24.

Heldendaden: 'Ze mogen mij het hoofd afhakken', 23

Geloof: Het is niet te geloven', 24

De toekomst in drie delen, april 2009, 737, 5-7.

1. 'Ik denk dat dit zoet lenteweer', 5

2. 'Ik zal alles, alles missen:', 6

3. 'Men? Onder dik oranjerode', 7

[Gedichten], juni-juli 2009, 739-740, 9-10.

De wals: 'Ik kan mij voorstellen', 9

Het geheel: 'Ik zie nu het geheel', 10

[Gedichten], augustus-september 2009, 741-742, 22-23.

Dat bergland: 'Dat bergland waar nog wilde dieren', 22

Het landschap: 'Ik wens je een landschap, zo kompleet', 23

Ver van huis, oktober 2009, 743, 18-19.

1. 'Het regende er uit lage', 18

2. 'Wij stonden op het voorportaal', 19

3. 'Thuis. En wij hijgden nog van de', 19

[Gedichten], november 2009, 744, 17-18.

Het mooiste gedicht van je leven: 'Het wordt nu toch hoog tijd', 17

Lieve amygdala: 'Ik zou nog wel graag aan het einde', 18

[Gedichten], december 2009, 745, 25-26.

En verder: 'De lucht was donker en het gras hel groen', 25

Die dag: 'Aan het eind van die lange dag', 26

[Gedichten], januari 2010, 746, 13-14.

Alle kinderen: 'Al voel ik een einde naderen', 13

Zo vlakbij: 'Mensen ontdekten dat een lange lijn', 14

Gedichten, februari 2010, 747, 36-37.

Allemaal water: 'Als water dat gorgelend wegspoelt', 36

Onoplosbare vergelijkingen: 'Zijn dat dezelfde bomen', 37

[Gedichten], maart 2010, 748, 13-14.

De kleur van hooi: ' Weer eens een zon zal', 13

Het gaat anders wel: ' Hoorde ik werkelijk bij', 14

[Gedichten], juni-juli 2010, 751-752, 10-11.

Een zuiver gedicht: 'Schreef ik een vers, zo vlekkeloos', 10

Desnoods: 'Als iets niet meer is', 11

[Gedichten], augustus-september 2010, 753-754, 30-31.

Maar anders: 'waarom ik mij telkens nog verdiep', 30

Dit hier: 'Ik schrijf dit hier', 31

Dagspook: 'Nooit komt er een morgen', 31

[Gedichten], oktober 2010, 755, 18-19.

Volle zaal: 'Ik heb al tien of twaalf jaren', 18

Geen nood: 'Wie nog zo levend als wij zijn', 19

[Gedichten], november 2010, 756, 24-25.

Beslist: 'Beslist, er begint', 24

Natuurlijk: 'Natuurlijk staat nergens iets', 25

Nog zo veel woorden, december 2010, 757, 37-38.

1. 'Het is niet de wind' 37

2. 'Zo kraak ik gretig eens per uur', 37

3. 'Denk niet dat ik bevlogen ben' 38

4. 'Als mijn handschrift binnenkort', 38

[Gedichten], januari 2011, 758, 20-21.

Ruim tijd: 'Al wat ik heb ondervonden', 20

De kleinste vrede (tweestemmig): 'Komt een duif van honderd pond', 21

[Gedichten], februari 2011, 759, 42-43.

Lekker niet: 'Ach hoe verdacht lekker', 42

Geduld: 'Loop maar met groot geduld', 43

[Gedichten], maart 2011, 760, 10-11.

Verliefde momenten: 'Ik kan mij in ons noodlot schikken', 10

Moments in love (a rough translation): 'I may accept the toughest fate', 11

[Gedichten], april 2011, 761, 9-10.

Heen en terug: 'Ik liep door het heelal', 9

Een soort verlangen: ' Ik heb dat schreien, dat echt snikken', 10

[Gedichten], mei 2011, 762, 15-16.

Lieve critici: 'Lieve critici, ik vrees', 15

Ieder gedicht: 'Heeft een eigen gezicht', 11

[Gedichten], juni-juli 2011, 763-764, 12-13.

Fijn: 'Wat fijn, dat trage', 12

De drie zwanen: 'Die drie zwanen', 13

[Gedichten], augustus-september 2011, 765-766, 32-33.

Laatste dag: 'Laatste dag. Ik loop', 32

Slaapje: 'Slaapje met je slome', 33

[Gedichten], oktober 2011, 767, 4-5.

Toestemming: 'Je mag ieder gedicht', 4

Zalig perspectief: 'Bloot op bed zie ik even bloot', 5

[Gedichten], november 2011, 768, 11-12.

Ja hoe precies: 'mij heeft mijn lange leven', 11

Uitstel van het einde: 'Het advies in dit stakkergebouw', 12

[Gedichten], december 2011, 769, 25-26.

Die handen: 'Ik kan mijn handen niet meer herkennen', 24

De zee en ik: 'Ik dobber in een zee van tijd', 25

Voor Neel Korteweg.

[Gedichten], januari 2012, 770, 35-36.

Een kleine productie: 'mag ik mijn grote nacht', 35

Nooit, nooit: 'Tussen mijn te groot', 36

[Gedichten] februari 2012, 771, 31-32.

Bergland: 'De aarde zuigt mij niet neer', 31
Aan een meer: 'Komen er golfjes op je af', 32

Klein en groot, maart 2012, 772, 13.

Bezigheden: 'Er blijft een soort van schurend'

Ode aan de aarde: 'Aarde, vergeef mij als je belieft'

Vijf keer weerkaatst, april 2012, 773, 15-16.

'Ik vind mij soms een soort van mens', 15

'Ik voel mij graag benaderen', 15

'Ik vind mij een beduimeld glas', 16
'Mijn echo, boven een dal weerkaatst,' 16

[Gedichten], mei 2012, 774, 17-18.

Al zo lang: 'Het is wel liefde, maar', 17

Zalig: 'Zalig om straks as te wezen', 18

[Gedichten], juni-juli 2012, 775-776, 38-39.

Gedicht!: 'Gedicht! Ik weet dat je bestaat', 38
Nog hoe veel: 'Lieve Aarde vol verdriet', 39

[Gedichten], augustus-september 2012, 777-778, 8-9.

Goed gevonden: 'Ik wil niet graag meer willen.', 8

Lief schrift: 'Lief schrift, ik zal je nu maar', 9

[Gedichten], oktober 2012, 779, 22-23.

Dat denk ik soms: ''t Is avond en de lucht is rood.', 22

Nog nog: 'O ja wij leven nog', 23

[Gedichten], november 2012, 779 [780], 24-25.

Zo netjes: 'Hoe traag en ernstig overstag', 24

Mijn oudste gedichten: 'Ik voel mijn oude gedichten', 25

[Gedichten], december 2012, 780 [781], 8-9.

Al dat weten: 'Het gras wacht nooit', 8

Telkens bijna zo: 'Zo staat aan mijn kant', 9

Mijn hemel, januari 2013, 781 [782], 17-19.

1. ' Vaarwel bliksem en donder', 17
2. In mijn hemel maakt onze dood', 17

3. Heus, dinosaurirs en wormen', 17

4. 'In mijn hemel hoeft niemand meer', 18
5. 'Hier zijn roofdier en prooi', 18

6. 'Nee ik zie ons als vage gestalten', 19

7. 'Aldus heb ik nagedacht', 19

[Gedichten], februari 2013, 782 [783], 27-28.

Het wonder en ik: 'De zon was al opgekomen', 27

Zo lang al: 'Wat mij met alles verbindt', 28

[Gedichten], maart 2012, 783 [784], 17-18.

Onstoffelijk overschot: 'Het probleem voor groten en kleinen', 17

's Avonds: ''s Avonds als ik slapen ga', 18

Terug, terug, april 2013, 785, 20.

'Is daar die waarlijk verboden'

Simpele variaties, mei 2013, 786, 17-19.

'Bestaat er iets beters dan te leven?', 17

'Een park waar prinsessen verpozen', 17

'Een wereldrijk, desnoods heel klein,', 17

'Een wereld net zo als vandaag', 17

'Een planeet van verliefde getallen', 18

'Waar niet wordt gedronken of gegeten', 18

'De taal is muziek', 18

'Alle dingen misschien', 19

'Het zou kunnen dat', 19

'Ik zie ons als niet al te veel', 19

'Ik wil mij wel zogenaamd 'geven'', 19

Ondergronds, juni-juli 2013, 787-788, [41]-42.

'Op zoek naar een D trein'

[Gedichten], augustus-september 2013, 789-790, 31-34.

Vrijdag, 28 juni 2013:' Ik denk ons bij een avondmaal', 31

Zaterdag, 29 juni 2013: 'Waardoor ben ik zo vermoeid?', 31

Maandag, 15 juli: 'Die regen valt maar naar beneden'', 32

Zondag, 21 juli 2013: 'Het menselijk einde', 32

Zondag, 28 juli 2013: 'Nu ik dagelijks verzen schrijf', 33

Dinsdag, 13 augustus 2013: 'Nu ik na duizenden pagina's', 33

Donderdag, 15 augustus 2013: 'Wij zijn levend allen', 34

Zaterdag, 17 augustus 2013: 'Ik zou zo graag eens helemaal', 34

[Gedichten], oktober 2013, 791, 26-28.

Dinsdag, 30 juli 2013: 'Bij een lampje zit een oude man', 26

Zaterdag, 7 september 2013: 'Zoeven werd ik terug gedwongen', 26

Maandag, 16 september 2013: 'Ik voelde mij als een oude bron', 27

Zaterdag, 21 september 2013: 'Zag ik al eerder wenken', 27

Zondag 22 september 2013: 'Ik zie mijn einde als een slot', 28

Maandag, 7 oktober 2013: 'Nacht, grote eindeloze nacht', 28

[Gedichten], november 2013, 792, 9-10.

Dinsdag, 15 oktober 2013: 'Ik raak op mij uitgestaard', 9

Vrijdag, 18 oktober 2013: 'Ik zie mij al praktisch dood en', 9

Woensdag, 23 oktober 2013: 'De Dageraad! En misschien', 10

Zondag, 27 oktober 2013: 'Ik wil graag vandaag na zoveel jaren', 10

[Gedichten], december 2013, 793, 13-14.

Vrijdag, 8 november 2013: 'Kon men maar die Eeuwigheid', 13

Woensdag, 20 november 2013: 'Nu merk ik pas', 13

Zondag, 1 december 2013: 'Ik weet nog wel dit', 14

Dinsdag, 3 december 2013: 'Het zijn altijd getallen', 14

[Gedichten], februari 2014, 795, 25-26.

Einde: 'Hij lijkt vast minder erg –', 25

'Ga ik echt nog voorwaarts,', 26

'Ik zie onze meubels, speciaal', 26

[Gedicht], augustus-september 2017, 837-838, 42.

Eiland, eiland, 42

 

Vroman, Tineke (1921)

[Gedichten], juni-juli 2008, 727-728, 51-53.

Onder pseudoniem Georgine Sanders

Verloop van tijd: 'Ons leven werd kleiner en grijs', 51

Stand van zaken: 'Zelfs in deze kleine flat zijn wij', 52

Veronderstellingen: 'Jij bent niet meer bang om dood te gaan', 53

Het kleine mandje, februari 2009, 735, 36.

Onder pseudoniem Georgine Sanders

'Ik heb een klein mandje'

 

Waanders, Wout (1989)

[Gedichten], juni-juli 2018, 847-848, 47-49.

         Nieuwetijdskinderen: geen probleem zegt de jongen, we mogen hier best nog even zitten, 47

         marskramer: vandaag ga ik met mijn schoonouders naar Feyenoord, 48

         niet eerder: in de plaats van het hier nog langer over te hebben, 49

         decemberpost: jij bent dus zon iemand die, 49

 

Waarder, G.

Twaalf gedichten, februari 1980, 387, 30.

'Eerst al die trappen op', 30

Okura hotel: 'Ik wist niet dat ik zo alleen kon zijn', 30

Bilderdijkstraat: 'Vier trappen op. De lucht van zenig vlees', 30

'Ik zag je slapend nog, vanmorgen', 31

'De lichten op het Leidseplein', 31

'De lucht is grijs en eindeloos', 31

'De tuinman weet dat ik op tijd betaal', 31

'De wind zegt woorden die ik nog niet ken', 31

'Je naam staat op de muur van elke cel', 32

'Als niemand er meer is', 32

'De dagen kosten hier een cent', 32

'Omdat ik oppas mag', 32

[Gedichten], november 1980, 396, 19.

Vergezicht: 'Alles is stil. De duinen in het maartse licht'

'Jij hebt je leven aan me uitgelegd'

'Ik hoorde je over het tuinpad komen'

[Gedichten], januari 1981, 398, 37.

Veere (1): 'Een kerk als een steengeworpen schip'

Veere (2): 'het is nog vroeg. We zijn op reis'

'We lagen langs de dijk bij Durgerdam'

 

Walt, Carina van der (1960)

[Gedichten], januari 2017, 830, 37-38.

                        Stellenbosch: word wakker Stellenbosch, 37

                        ballonne: in die Eersterivier dryf, 38

[Gedichten], maart 2019, 856, 46-49.

                        lied uit n bamboesriet, 46

                        deur sy vingers, 47

                        Francaise, 48

                        selfie, 49

[Gedicht], oktober 2019, 863, 29-30.

            As jy n goeie vrou soek, kyk na haar hande: Selina was die kok Sara was die poetsvrou             Elisa het die wasgoed gedoen 29-30

[Gedichten], maart 2020, 868, 14-15.

         2 soorte kinders: die 1 soort is Selina se kinders, 14

            maatjies: ek wens dat ek 1 van Selina se kinders was, 14

            sonder maatjies: word dit oorlog tussen ons, 15

[Gedichten], maart 2021, 880, 40-42.

                        Skadugrafie: om homself te verstaan sy gees te deurgrond, 40

Venus uit Afrika (de geschiedenis van Saartje Baartman) I: Parijs was erger dan   Londen, 41

II (onder begeleiding van een sound stone): almaar richtingloos onderweg almaar op dwaalpad, 42

 

Walvisch, Mickey

Met branie en pillen, januari 1981, 398, 19-25.

Cry me a river (Julie London): 'En ik zal huilen tot ik een rivier ben', 19

Help yourself: 'Wachtend op de slaapgenade', 19

Angst: 'Met mijn best nog jonge lichaam', 20

Afkeer: 'Ik had toch echt naar je verlangd', 20

Blind: 'Een rare vis in een aquarium', 20

Steen: 'Toen jij de steen was die je werd', 21

Metamorfose: 'Daar zat je dan, gewassen beeld althans', 21

Kermismolen: 'Een dolgedraaide kermismolen', 21

Alleen: 'Aan de bar', 22

Trut is troef: 'Excuus, mijn mannen', 22

Utopie: 'Nog nooit gevonden', 23

Kunst: 'Een galerie in hartje Amsterdam', 23

(Lauwe thee): 'Hoewel ik zeker weet dat je nooit flippert', 24

Anti-conceptie (1): 'Er is opstand in mijn vrouwelijke delen', 24

Anti-conceptie (2): 'Het zal volmaakt zijn, nmaal in mijn leven', 24

Bijna: 'Ik heb je gemist, maar op een haar na', 25

Splinter: 'Ik heb een splinter in mijn ziel', 25

Laf?: 'Het leven drijft mijn netvlies binnen', 25

Veertien Gedichten, april 1981, 401, 33-37.

Bang: 'Als een kleuter in het donker', 33

Slavernij: 'Nooit meer wil ik op je wachten', 33

Bewijs: 'Ach, houden van behoefte geen vlekkeloos persoon', 33

Handje klap: 'Een jaar verlangen uitgeblust in n moment', 34

Knor, piep, dag lief...: 'jammer dat je niet kan luisteren als je slaapt', 34

Noodlot: 'Hoe lang nog kun je mij ontkennen', 34

Instinct: 'Ik koos jou feilloos met mijn oerinstinct', 35

Hondetrouw: 'Verdriet verstart mijn hele wezen', 35

Archief: 'Dagelijks noteer je wat je leeft', 35

Vrij: 'Ik ben weer vrij', 35

Heksenrecht: 'Als hij in haar ogen keek', 36

Papa's popje: 'Wie me te na komt', 36

Een beetje lesbisch: 'Pardon, ik was vannacht een beetje lesbisch', 36

Dag mam: 'H mama, kijk eens', 37

Vijf gedichten, mei 1982, 414, 18-19.

Foto's kijken: 'Ik klapwiek vleugellam door mijn verleden', 18

Kiezen: 'Nee schat, het graf wil ik niet met je delen', 18

Verder geen verdriet: 'Verdriet omhelst verdriet', 19

Varen, altijd maar varen: 'Alles wat ik doe is bootjes vouwen', 19

Voor Pierrot: 'Zijn luide lach', 19

 

Wang, Jian

Chinese kwatrijnen, maart 1985, 448, 20.

De pasgetrouwde bruid: 'De derde dag, en naar de keuken', 20

Vertaald uit het Chinees door W.L. Idema.

 

Wang, Jiaxin

[Gedichten], maart 1990, 508, 18-23.

Etude: 'de ganse nacht valt de regen, aan een stuk door', 19

De schorpioen: 'alle stenen op de hele berg omkeren', 19

De rivier:

1. 'het huis is af, gebouwd op een strand', 20

2. 'maar ik heb mij daar gevestigd', 20

3. 'ik wordt goudzoeker van beroep', 20

4. 'de rivier stroomt', 20

5. 'een prachtig ogenblik! de brekers stormen omlaag', 20

6. 'dergelijke dingen gebeuren voortdurend', 21

7. 'gisteren heeft de vogel hier een ei gelegd', 21

8. 'de rivier is als een zwaard, als ze zich zou oprichten', 21

9. 'ik ben opgedroogd. de bedding ligt vol stenen', 21

10. 'de rivier verandert ons', 22

11. 'weer is het zomer: de sneeuwtop in de verte smelt', 22

De schellen van de ogen: 'wat komt in de droom gevlogen? een vogel', 22

Voorgevoel: ''s nachts waait de wind', 23

Het mes: 'het mes schittert in het duister', 22-23

Vertaald uit het Chinees en ingeleid door Maghiel van Crevel.

 

Wang, Wei

Zes gedichten, augustus-september 1985, 452-453 [453-454], 53-54.

Bij het aanschouwen van de jacht: 'De wind waait straf, de hoornen bogen zingen', 53

Een excursie in de omgeving van Liangzhou: 'De boeren vormen hooguit drie families', 53

Ballade van de krijgsdienst: 'Het hoornsignaal beveelt om op te breken', 53

Bij het oversteken van de Gele Rivier naar Qinghe: 'De boot vaart middenin de grote stroom', 54

Gevoelens tijdens een winternacht: 'De winternacht is koud en eeuwigdurend', 54

Bij mijn terugkeer naar de berg de Song: 'een klare stroom omgordt de hoge struiken', 54

Vertaald uit het Chinees door W.L. Idema.

 

Warmerdam, Alex van (1952)

[Gedichten], december 2007, 721, 21-22.

T.: 'Mijn vrouw brengt taart op bed', 21

Aan de oever: 'Je voeten hangen in het zoete water', 22

 

Weber, Nico

De Rijn, juni-juli 1995, 571-572, 51-53.

1. Afscheid: 'De raderboot glijdt voort op de stroom', 51

2. Dronken voorjaar: 'op vingerlengten van het dek', 52

3. Van de schoonheid: 'Een valse wimper op het dek', 53

[Gedichten], november 1998, 612, 34-35.

Jufrouw Metselaar 4: 'Achter schuttingen worden de jongens betast', 34

Jufrouw Metselaar 6: 'De viser werpt zijn hengel uit in 't meer', 35

 

Wegener, H.

[Gedichten], oktober 1971, 287, 36.

Op schier: `Ik herken'

In memoriam J. v.L.: `Als een blaadje'

Oktober in Genve: `rustig dat verkeer hier'

Rencontre: `"dag hendrik"'

 

Wel, Judith van der (1984)

[Gedichten], januari 2009, 734, 33-34.

Het was honger: 'Ik vond je middenin een wei', 33

Je kunt een knoop verliezen: 'Ik weet niet waar', 34

 

Welagen, Robert (1981)

[Gedichten], augustus-september 2011, 765-766, 15-16.

1. 'In de kantine zitten ze', 15-16

2. 'je knoopt mijn been aan jouw lijf', 16

 

Welling, Sjef (1958)

[Gedichten], december 1998, 613, 10-11.

Schachten: 'Recht op de aarde staand', 10

De aanzegging: 'In mei een aanzegging in oktober een aanzegging', 11

[Gedichten], oktober 1999, 624, 29-31.

            'Ik mag kijken. Moet wel.', 29

            Epiteel: 'Ze is een prachtige vrouw achter haar epiteel', 30

[Gedichten], oktober 2000, 635, 18-20.

            Oude mensen: 'Zeg mij oude witte mensen', 18

            Prommilage d'amour: 'Dit is aangekomen nu ons bloed dun is', 19

            Wat voorligt: 'Als je een man omhelst als oude baby', 20

[Gedichten], november 2001, 648, 17-18.

Blote rug: 'Weet blote rug, ansicht', 17

Maak ik mij druk: 'Maak ik mij druk', 18

[Gedichten], juni-juli 2002, 655 [655-656], 54-55.

Gouden tand: 'Een gouden tand bijt', 54

Sterfschelp: 'Langs de boorden van het IJsselmeer', 55

Thema: Het lichaam.

[Gedichten], juni-juli 2003, 667[-668], 38-39.

De oorlog is voorbij: De oorlog is voorbij, 38

Vier geheimen: er zijn vier geheimen, 39

[Gedichten], april 2004, 677, 32-33.

Man alleen: 'Hij sloeg de veters terug', 32

Buiten sloeg de dag toe: 'Buiten sloeg de dag toe', 33

[Gedichten], augustus-september 2005, 693-694, 34-35.

Aanraking I: 'Met een aanraking', 34

Aanraking II: 'Wanneer komt', 34

Aanraking III: 'Laten we afgeven en afmeren', 35

Aanraking IV: 'Ondergoed weet nooit', 35

Thema: Eros & Thanatos

[Gedichten], augustus-september 2006, 705-706, 55-56.

Mussig: Dat moeder mussig aanhipt, 55

Stervende zwanen naderen, 56

[Gedichten], juni-juli 2008, 727-728, 36-37.

Dochter: 'Dochter wijst naar vislijnen aan', 36

Man en hond: 'Tot zijn hond gesproken', 37

[Gedichten], juni-juli 2012, 775-776, 58-59.

Noordpolderzijl: 'Daar – achter de dijk – op het', 58

'Op 6 april 1961 hing moeder', 59

[Gedichten], juni/juli 2021, 883, 54-55.

            Aftiteling: Wakker geworden door de aftiteling van een droom., 54

            Onder de satelliet: De maan was in de hoek, 55

 

Werk, Bas van de

West-Brabant, februari 1971, 279, 19.

`dwaalwit ligt hemelhoog'

 

Westerman, Thera

Drieluik, februari 1965, 211, 18.

`Ik ben een dierenvrind'

`Pijn staat recht op'

`Waarschuwing aan'

[Gedichten], april 1965, 213, 22.

Hoogtij: `Zij stelt zich'

Bend sinister: `Zo zeker als het Vroeger was'

[Gedichten], mei 1966, 226, 28.

Huis: `Het is slecht stappen'

Opdracht: Voor de vermoedelijke brandstichter Karel Wiekart

Graf: `wanstaltig trekt'

Ter informatie, wellicht, juni-juli 1967, 237, 51.

`De vloeren zijn opnieuw gebeitst'

[Gedichten], maart 1979, 376, 27.

Eerste gedicht aan Jaques Boersma 1965: 'Satelliet'

Laatste gedicht 14 februari 1979: 'Op de dag van zijn dood' 'De beenderen van mijn Moeder'

'bij de vijver vanochtend', oktober 1981, 407, 33.

Stanislaus, april 1983, 425, 31.

'Het was een schitterende dag, op de zerken lagen sporen sneeuw'

Voor G., maart 1985, 448, 39.

'Binnen een uur zag ik mezelf te loor gaan'

De oplossing, januari 1987, 470, 37.

'Ik leef zonder verband'

Vader, december 1989, 505, 37.

'Ik zag zijn voeten nog bewegen'

 

Widlund-Broer, Christa

[Gedichten], augustus-september 1991, 525-526, 17-18.

Onder pseudoniem Anna Enquist.

Sublimatie: 'Ik vermoed dat hij huilend schreef', 17

Bedoeld: Schubert, Sonate in bes, D.V. 960.

La folia: 'Wanhoop zit wijdbeens aan de keukentafel', 17

Klein duet: 'De warme herfstzon in het park', 18

Andante: 'Als de tocht niet meer voert naar de', 18

Bedoeld: Brahms, Sextet opus 18, deel II.

 

Wieringa, Tommy (1967)

[Gedichten], juni-juli 2006, 703-704, 24-25.

Man in maart: 'Je kunt viooltjes kopen voor jezelf', 24

Broed: 'Geduld, weldra bloeien wilg en fruit, werksters zijn er genoeg', 25

 

 

Wigman, Menno

[Gedichten], juni-juli, 679-680, 17-19.

Onbegonnen werk: 'Genoeg. Genoeg. Nu geen gedichten meer.', 17

Telefunken: 'Na jaren zwoegen werd ik kleurenblind,' 18

Nichtje: 'Nichtje, wild honingnichtje, hoe we steels', 19

 

Wijnands, Catherine

Drie gedichten, januari 1983, 422, 40-41.

Nausikaa: 'Het prinselijkste meisje van de school', 40

Weathered into identity: 'Zo zou ik willen worden : een zuil', 41

1528: 'In vijftienhonderdachtentwintig', 41

 

Wijnberg, Nachoem M. (1961)

Vier gedichten, april-mei 1986, 461-462, 44-45.

'Isral Lazarevitsch Helphand', 44

'Mijn huis staat los', 44

'Toen in een strafkamp in Siberi', 44

'God sprak tot Abraham', 45

[Gedichten], januari 2005, 686, 5-7.

Dit heb ik gezien: 'Hemel en aarde, blij samen oud geworden te zijn', 5

Waar is Rome?: 'De slaven hakken hout voor het vuur van het badhuis.', 6

Hemel en aarde: 'Kijken naar wie op het gras zit, alsof ik nog niet geboren ben.', 7

[Gedichten], augustus-september 2005, 693-694, 10-11.

Horatiusliedje: 'Voor zo oud als ik', 10

Horatiusliedje: 'Ik bedank de uitvinder', 11

Thema: Eros & Thanatos

[Gedichten], februari 2006, 699, 9-11.

Liedje: Oude man die, 9

Liedje: Ik lees leven na leven, 10

Liedje: In het licht krijg ik niet, 11

[Gedichten], juni-juli 2006, 703-704, 37-41.

Liedje: 'Daar komen weer twee:', 37

Liedje: 'Ik zag een winkel', 38

Liedje: 'Maak mij blij', 39

Het is grappig liedje: 'Hij zegt iets en', 40

Liedje: 'Omdat ik geen geld had', 41

[Gedichten], november 2007, 720, 19-20.

Oorzaak, teken: 'Een teken laat weten wat er gaat gebeuren, een oorzaak laat het', 19

Als ik aan mijn tafel ga zitten wordt mij gebracht een kop koffie en een glas water: 'Een hoed op mijn hoofd als ik binnenkom, die doe ik niet af als ik ga', 20

[Gedichten], juni-juli 2008, 727-728, 17-19.

Waarom ik vraag: 'Iemand die in dezelfde straat woonde had kamers vol boeken', 17

Iemand die zich vanwege liefde door zijn hoofd wil schieten neemt het ernstig en dat is belangrijk: 'Ik denk niet dat ik naar jullie kan kijken als jullie, de toneelspelers,' 18

Als het af is: 'Ik ben iets kwijtgeraakt wat niet veel waard is, een pet die ik in de', 19

 

Williams, Tennessee

Jouw verblinde hand, juni-juli 2015, 811-812, 31.

''Stel voor dat'

Het origineel 'Your Blinded Hand' is voor de vertaling afgedrukt. Vertaling uit het Engels door Philip Huff.

 

Winkelhof, Anne van (1991)

[Gedichten], augustus-september 2017, 837/838, 6-8.

                        Geleend: Ik denk niet dat dat een ongepaste vraag is, 6

                        Leeg: Ik moet nu eindelijk beginnen, 7

                        Niet meer huilen: Onder een lege colafles trekt hij, 8

[Gedichten], januari 2018, 842, 7-8.

                        Drieluik, naamloos:

                        I: Je lichaam slechts nog, 7

                        II: Je dooft gemakkelijk uit, 8

                        III: In mijn neus nog je, 8

[Gedichten], mei 2018, 846, 26-27.

                        Geen normale mensen: Iemand trekt een teennagel van zijn voet, 26

                        Krokus: Ik besluit vegetarir te worden en kamerplanten, 27

[Gedichten], oktober 2018, 851, 14-16.

                        Vooruitgang:

                        I dit is een herinnering, 14

                        II dit is ook een herinnering, 15

                        III dit is geen herinnering, 16

[Gedichten], mei 2019, 858, 29-30.

             Klei: Ik zoek je tussen de koppen – weet je, 29

          Pinguns: Met handpalmen druk ik tranen uit mijn ogen, 30

 

Winkler, Kees

[Gedichten], augustus-september 1970, 273-274, 18-21.

Klimop: `het klimop klimt door de kamer', 18

Melle: `Hij schildert tussen penissen en gnomen', 18

Met Walter in het museum: `Met mijn zoon naar het Stedelijk', 19

Ik: `Op deze zondagnamiddag', 19

Derde pianoconcert (Bartk), 20-21:

1. `Springend, springend'

2. `Heilige bloedkoralen'

3. `Klinkt als de slag der celesta'

[Gedichten], november 1970, 276, 24-29.

Pozie: `Het groen van mijn crme de menthe', 24

Dit late najaar: `De bomen nu bijna balderloos', 24

De Lente op Maandagochtend: `Vanmorgen reed ik naar het instituut', 25

Negende symfonie: `barbaars gerommel', 26-27

Zevende symfonie (Bruckner): `Dit is de symfonie der verte', 28-29

[Gedichten], januari 1971, 278, 20-21.

Stemming: `De ochtend is pril', 20

Van liefde en dood: `Heur haar geurt naar natte blaren', 20

Interview: `De vloeren zijn kunstig met blauw bedekt', 21

Avond: `De avond valt, de lijsters zingen', 21

[Gedichten], augustus-september 1971, 285-286, 35-36.

Ziektebeeld: `Dichters zijn hun eigen psychiaters', 35

Voor Diana: `Bespiedde ik je bij het baden', 35

Iris: `Godin van de Natuur met zon tussen de hoornen', 36

Natuur: `Zij is de Grote Moeder', 36

Postgiro 1090400, oktober 1971, 287, 41.

`Steun het Medisch Comit Vietnam'

[Gedichten], januari 1972, 290, 13-14.

Naar Heraclitus: 'De zon is elke dag weer nieuw: een eeuwig levend vuur', 13

Wat een toestand: 'Ik zit aan Judy's bureau', 13

Aan vernieuwing toe: 'Terwijl ik in mijn nadagen gedichten schrijf', 14

Toch: 'De kopjes op de wolken en de kopje op tafel', 14

[Gedichten], maart 1972, 292, 35.

Dionysus en de hippies: 'De borsten half ontbloot, de klederen gescheurd'

In de tuin: 'Er schijnt een dun winterzonnetje'

[Gedichten], april 1972, 293, 30-31.

Subjectief: 'Grootmoeders tabaksdoos is een vast object', 30

De tulpen: 'De welkende tulpen tegen het licht', 30

Zelfverwijt: 'Op de Hobbemakade stapte hij uit mijn auto', 31

[Gedichten], juli-augustus 1972, 296-297, 44-45.

Zondag: 'Spreeuwen kwetteren dat het lente is', 44

Tegen de mode: 'Ik eet tweemaal per week in de stad', 44

Een leegte: 'De klokkestoel luidde en zweeg abrupt', 45

Yo she: 'De poort van jaspis fluistert zij', 45

Bij het maken van een testament, april 1973, 305, 31.

'Nog wolken en de schemering der verten'

Het is gezellig maar..., december 1973, 313, 30.

'Het is gezellig maar ik kan het niet verwoorden'

Symfonie nr. 11, mei-juni 1974, 318-319, 42-51.

1. 'Ik weet niet of ik van haar hou', 42-47

2. 'Judy en ik gingen', 47-49

3. 'Ik heb nu wat meer overzicht', 49-51

Symfonie nr. 12, april 1975, 329, 3-11.

I:

1. `De weg de wereld en het Al', 3-4

2. `In den beginne het oor', 4

3. `Koningin Schub-ad van Soemeri', 4-5

4. `Toen ik herboren werd', 5

5. `De weg de wereld en het Al', 5-6

II

1. `Volontair: `Ik werk op het Herseninstituut', 6

2. `Administrateur: `De administratie van PC', 7

3. `PvdA-er: `Ik ben socialist dat is broederschap', 7

4. `Minnaar: `Ik ben getrouwd met een dichteres', 8

5. `Dichter: `De wereld is een zwijnepan', 8

III

1. `Het Al is n en ondeelbaar', 9

2. `Dochters van de Nijl', 9

3. `De weg de wereld en het Al', 10

4. `Het groot heelal van het gedicht', 10

5. `Sinds ik naar J. ga en zie', 11

Zes gedichten, november 1975, 336, 30-32.

Les trois graces [prozagedicht], 30

Ommekeer: `Dromen bereiden de geest voor', 31

Attach?: `Dit trouwe beeld zal ik wie-weet verlaten', 31

De leerling : `Mozart is mij voorgegaan', 31

God: `Vreemd hoe mijn carrire', 32

Senoritas: `Lust moet nu eenmaal tevredengesteld', 32

[Gedichten], maart 1976, 340, 24-25.

Flandre-Rivira: 'Voortdenderen naar het Zuiden', 24

Thuiskomst en dood: 'Terug van de Cte d'Azur', 24

Als kind: 'Snel wisselende wolken om de zon', 24

Winterkwatrijn: 'De zon staat als een rustige atoombom aan de hemel', 25

Mijn dispuutgenoot: 'Hij ligt in het Leeuwenhoek', 25

[Gedichten], februari 1977, 351, 16-20.

Medewerker: 'Winkler komt en Winkler gaat', 16

Coupon: 'Mooie dag', 16

De nieuwe tuin (met moraal): 'Een geometrische figuur van biels', 16

Utrecht revisited: 'Op de verlichte werven van de Oude Gracht', 17

Een beetje treurig: 'Dat de merel zijn lied zingt', 17

21 juni 1976: 'Geveerde wolkenflarden deze langste dag', 18

Een beetje moe: 'Dan is er de stilte en d'avondzon', 18

In Putten: 'Rustig bloeit de boekweit op het veld', 19

Diaspora: 'Op je 50-ste word je retrospectief', 19

Impressie: 'Herfst maakt blij', 20

Martinus Nijhoff: 'Hij is de enige die nooit veroudert', 20

[Gedichten], december 1977, 361, 21-25.

Symfonie nr. 14, 21-22:

'In een wereld waar genocide', 21

'Onze socialistische Westduitse broeders', 21

'Had ik geen veilig thuis en een grote liefde', 22

Coda: 'Luizig, is ons bestaan', 22

'Maar vr de natuurlijke dood', 22

CPN erin?: 'Kunstenaars vertrekken altijd het eerst', 23 Wiegeliedje: 'Ik sta een vrijzinnig socialisme voor', 23

De woestijn in (15-10-77), 24 [prozagedicht]

De Oranje-socialist: 'Tegenover het orthodoxe socialisme', 24

Herrliche Zeiten: 'Ik zoek het bij de verwelkende bomen', 26

[Gedichten], juni-juli 1978, 367-[368], 49-51.

Eefje: 'De poes is een volwaardig lid', 49

Van de nacht een dag: 'De kamer waar ik zit verlicht', 49

Dorp op de Veluwe: 'De kringen der beuken in lichte beweging', 50

Naar het eindpunt van lijn zoveel (Brodski): 'Mijn toon wat helderder, mijn rug wat krommer', 50

Herfstspinsels: 'Het najaar is geurloos, een beetje gebeurloos', 51

Over het dichten: 'Ik kan schrijven waarover ik wil', 51

Negen gedichten, december 1978, 373, 27-30.

Het rode boekje: 'Op mijn tafel ligt een klein gedichtenboekje, 27

Gebruikspozie 1: 'Mijn vrouw en zoon maakten een hek', 27

Gebruikspozie 2: 'Vanavond zat ze bij mij en', 28

Een credo: 'Vroeger toen ik God zonder hoofdletter schreef', 28

Lente: 'Ik heb een zwak voor de borsten van C.', 29

Zaterdag: 'Eerst loop ik in mijn onderbroek', 29

Curriculum: 'De weg van school naar huis blijft kort', 29

Verslaving: 'Ik ben de junk van de sigaar', 30

Wandelen: 'Op Koninginnedagavond liepen we een eindje om', 30

[Gedichten], mei 1979, 378, 53-54.

School: 'Ik schilder weer als amateur', 53

Hobby: 'tafel rijmt op stoel, vork op mes', 53

Nog wel: 'Het is de muziek die me redt', 54

Er is nog hoop: 'Het licht schijnt, ook in de duisternis', 54

[Gedichten], juni-juli 1979, 379-380, 52.

Aldus: 'Als je maar stug doordicht'

De dichter en de dood: 'Ik peuter maar wat en ik mier'

[Gedichten], december 1980, 397, 17-19.

Maf: 'Steeds trager wordt ik in de tijd', 17

Vers uit de veren: 'De vluchtlijnen van de lijnvluchten in de lucht', 17

Werd in nr. 396, 33 opgenomen als gedicht van Arie Visser. Rectificatie en heropname.

Ilias-vertaling: 'Je veux lire trois jours L'Illiade d'Homre', 18

Genot: 'De oude muziekdoos vervangen', 18

Highness: 'Ik zit in de tuin met de zon op mijn schoot', 19

[Gedichten], juni-juli 1981, 403-404, 41.

Anno '79: 'De Dodenherdenking viel dit jaar'

Ouder: 'Ik ben bedachtzamer van aard geworden'

[Gedichten], augustus-september 1981, 405-406, 25-26.

Somber: 'Het geweld in de wereld neemt toe', 25

Nazomer: 'Het is Augustus maar het lijkt September', 25

Memo: 'Laat ons nooit vergeten dat', 26

[Gedichten], oktober 1982, 419, 12-13.

Moeizaam: 'Soms ben ik verdwaasd', 12

Siep van den Berg: 'Het blokschilderij met veel vrolijke kleur', 12

Silent spring: 'Brem en sering bloeien maar ik in de overgang', 13

Vrijdagavond: 'We maken tezamen een fietstochtje', 13

 

Winter, Theun de (1944)

[Gedicht], december 2017, 841, 40-42.

Ter herinnering aan Jan Wolkers. Violon dIngres: Aan vermogen tot bewondering, 40-42

 

Wit, Dorien de (1980)
[Gedichten], november 2014, 804, 19-20.

'Ik probeer in mijn droom', 19

'Tegenover mij', 20

Oversteek, augustus-september 2015, 813-814, 8-10.

'je staat op de rand van de stoep', 8

'ik dwaal in mijn huis van kamer naar kamer', 9

'ik moest juist aan je denken', 10

[Gedichten], januari 2016, 818, 8-10.

            Afstand: massa is een natuurkundige grootheid, 8

            Vormen van leegte: Een architect die opdracht krijgt, 9

            Nachtsporen: Voor de zoveelste keer ben je dood., 10

[Gedichten], augustus-september 2016, 825-826, 29-31.

            alleen merels herken ik aan hun geluid: soms ga ik alleen naar buiten, 29

            ver weg: onder tafel zet ik ongemerkt mijn linkervoet in mijn rechterschoen, 30

            het is eenvoudig: de laatste keer dat ik je zag, 31

            ja: wat is zwemmen anders dan, 31                                                             

[Gedichten], maart 2017, 832, 29-30.

            Korte bio: Hij heeft geen reden om hier, noch om ergens anders te zijn., 29

            in slaap vallen: het laatste beeld, 29

            weggaan: mijn rugtas zwaait tegen de lamp als ik het huis verlaat, 30

[Gedichten], januari 2018, 842, 15-16.

            Vertrek: Waarom mijn glas niet halfvol maar halfleeg is, vraag je, 15

            De man: Er is iemand langsgekomen, een man die ik niet ken. Hij staat in de, 16

            In een donker, vredig landschap: De strepen op het wegdek, 16

            Spiegel: Een man geeft zijn spiegelbeeld een naam. 16

[Gedichten], december 2018, 853, 20-21.

            waar een grens ligt, 20

            verschuivingen, 21

[Gedichten], november 2019, 864, 31-34.

         op het vliegveld, 31

          Re: hoe is het: in het begin waren er dagen, 32

          het begin: de kracht achter een golf blijft altijd bestaan, 33

          er zijn altijd aanwijzingen: dna bijvoorbeeld, 34

[Gedichten], juni-juli 2020, 871-872, 57-59

antilichaam, 57

nachtlichaam, 58

operaties, 59

 

Wolf, Maaike de (1978)

[Gedichten], juni-juli 2020, 871/872, 3

         Wat je hebt, 3

[Gedichten], april 2020, 869, 15-16.

          In stukken verder

[Gedichten], oktober 2021, 887, 13-15.

            t.z.t.: Afgerukte ledematen verdwalen of worden weer aangenaaid. 13

            Holte: Mijn rechterbeen verbergt een minderwaardig soort pijn, 14

            Logboek tropisch eiland I: Als ik na een lange avond bij mijn hut kom, 15

 

Wolterbeek, Geralt (1963)

[Gedichten], mei 2007, 714, 31-32.

staan: 'we staan net opgestaan', 31

ontbijt: ' als een zwart raam, nog niets', 32

 

Woudsma, Co (1960)

[Gedichten], maart 1997, 592, 25-26.

Naseizoen: 'Hoog in het hotel, hoog in de nacht, met', 25

De theetuin: 'Volmaakte vorm: een ronde bol', 26

[Gedichten], juni-juli 1997, 595-596, 49-51.

Van Schaffelaar: 'Verse herfst in Barneveld', 49

Tim Smit een jaar: 'Het kindje completeert het huisgezin', 50

Naseizoen: 'Hoog in het hotel, hoog in de nacht, met', 51

Wegens een zetfout in nummer 592 (maart 1997) nogmaals afgedrukt.

[Gedichten], juni-juli 1999, 619-620, 18-20.

            Model: 'Een trein, nog meer dan in het echt op weg', 18

            Op vakantie: 'Ook op de ellendigste der campings', 19

            Midas: 'Nu ik, vriendjes, jullie heb geproefd', 20

[Gedichten], oktober 1999, 623, 12-13.

            Tahoe/Tofoe: 'Gele brokjes met jeukende korstjes', 12

Pauze: 'Ook tijdens het feestelijk maal', 13

[Gedichten], januari 2001, 638, 18-19.

Vraag: 'Zomerse meisjes, wat doen jullie dijen gedijen?', 18

Lot: 'Dat jij mijn Lot bent, kan ik aan je zien:', 19

[Gedichten], december 2001, 649, 16-17.

Wij gireren altijd: 'Ik zat, zoals elk jaar, te wachten tot mijn bus', 16

Inversie: 'Bij onze ogen liggen velden.', 17

[Gedichten], juni-juli 2003, 667[-668], 52-53.

            Verplaatsing: De wind bezorgt zichzelf. Hij kleppert luchtpost door, 52

            Krek: Koeien hebben trek in weiland, 53

[Gedichten], maart 2005, 688, 21-22.

Gang: 'De oester leeft nog als je eet.', 21

Macht: 'De bomen zijn zo ver', 22

[Gedichten], juni-juli 2006, 703-704, 72-73.

Aanzoek: 'Schitterend onbelangrijk is het leven,', 72

Het raken: 'De zomer is voorbij,', 72

Platonisch: 'Onze breinen liggen op een tafel,', 73

Schemertijd: 'Graag zou ik eens naar binnen willen', 73

[Gedichten], mei 2007, 714, 41-42.

Vondst: 'In stralend ijs te liggen', 41

Ander leven: 'Graag was ik een Franse reclame', 42

Uit bad: 'Zo, ik ben weer schoon', 42

[Gedichten], januari 2012, 770, 44-45.

Overgang: 'Als de avondschemer maar bleef duren!', 44

Kerstreces: 'Dit land bestaat uit kleuren', 45

[Gedichten], februari 2013, 782 [783], 31-32.

Expeditie: 'Vandaag wil ik de hoogbouw zien', 31

Blokje om: 'Erg goed dat de tuinen hier vol liggen', 31

Dordrecht: 'Dordrecht, ik heb het zelf gezien,' 32

[Gedichten], april 2014, 797, 9-11.

Stadje: 'Een heel klein wit wolkje, hoog', 9

Schuur: 'Na al die jaren ruikt het hier', 10

Idylle: 'Zeker niet alleen de eenden, onbewogen', 10

Advertentie: 'Handen die het hardste slaan', 11

[Gedichten], april 2015, 809, 39-40.

Enkele reis: 'Ik kijk af en toe een tel of twee naar jou,', 39

Lied van de beloonde boontjes: 'Priem door de gaten, groene snaken!', 40

[Gedichten], juni-juli 2016, 823-824, 51-52.

             Nieuwendammerdijk: Waar is de stad gebleven?, 51

             Hospitium: We rijden altijd door de sneeuw langs vee, 52

             Inventarisatie: Dit alles is mijn buiten., 52

[Gedichten], juni-juli 2017, 835-836, 18-20.

              Alla napoletana: We gaan het op zijn zondags doen, 18

              Stadsgezicht: Hijskranen zijn onze kerktorens, 19

              Visioenen: Je stond vaak bij de melkproducten, 20

[Gedichten], juni-juli 2018, 847-848, 43-44.

             Mijn boom: Mijn zoon is heel erg groot, 43

             Winterdag: De dingen kunnen ook tegen de kou:, 44

            Japonaiserie: Dan plotseling, als ik een hoek omsla, 44

[Gedichten], februari 2019, 855, 22-23.

                        Laatste wil, 22

                        Een hemel, 22

                        Liedje, 23

                        Vergelijking, 23

[Gedicht voor Bastiaan Bommelj), mei 2019, 858, 4.

             De Die: Niemand zag de stroom ontspringen, 4

[Gedichten], november 2019, 864, 22-23.

             F.: Na de dode lopen we vanaf de plaats, 22

             Voordat je het weet heb je een naam: Lichamen: je mag ze aanraken, 22

             Buitenwijk: Een groot groen grasveld, volkomen zonder kinderen, 23

             Solo: Het is hier veel te groot voor mij:, 23

[Gedichten], augustus-september 2020, 873/874, 43-44.

                        Weg kunnen: Je zou weg kunnen lopen,, 43

                        First Dates: Waar kom je vandaan, spontaan, 44

[Gedichten], februari 2021, 879, 11-14.

                        Wenen: In de avond is het al nacht, 11

                        Verzoening?: Zo, daar zijn we weer., 12

                        Buurtje: Wij zijn het volk, dit is ons buurtje, 13

                        Ondertussen: In extase zullen we koffiedrinken, 14

[Gedichten], november 2021, 888, 39-42.

                        De werkelijkheid: Een grasveld is een woestijn, maar dan van gras, 39

                        Vermijding: Ook dit gedicht duwt hard terug, 40

                        Uitbraak: Wat kwam je in het steegje tegen?, 41

                        Romeins liedje: Zolang de kerk maar geometrisch is, 42

 

Wuck, Kira (1978)

[Gedichten], december 2011, 769, 43-44.

Dit feest: 'Sylvia en ik gingen naar de Hema', 43

'Als mijn mond aan de binnenkant van mijn trui', 44

[Gedichten], mei 2012, 774, 4-6.

'Alles waar je net doorheen past kun je niet negeren', 4

'Doe iets nuttigs', 5

'De gordijnen zijn klam vandaag', 6

[Gedichten], november 2012, 779 [780], 11-12.

Midzomernacht: 'Het is vreemd dat ons lichaam zin blijft houden', 11
'De gordijnen zijn klam vandaag –', 12

Vertrek: 'Op de nachtpont spelen trompetten', 12

[Gedichten], maart 2014, 796, 21.

India: 'Een man wijst naar de binnenkant van zijn mond'
'Je vind het interessant hoe ik beweeg'

 

                       

[Gedichten], november 2017, 840, 8-10.

            Nachtdieren: Ik streek de plooitjes op mijn benen glad, 8

            Vroeger ging ik vaak naar het asiel, 9

 

Yeats, W.B.

The Ballad of Moll Magee, december 1967, 241, 24-25.

Engels.

De ballade van Moll Magee, december 1967, 241, 26-27.

Vertaald uit het Engels door W.D. Kuik.

 

Zeeman, Michal

Fragmenten, oktober 1983, 431, 22-23.

'Ik zei dat ik een stem gehoord had niet', 22

'De jaren van mijn eenvoud zijn voorbij', 22

'Ik heb de raven nooit gezien', 23

'Geplukte bloemen in een oude', 23

[Gedichten], oktober 1984, 443, 18-21.

Harlingen: 'Bijna ijsheiligen op zondagochtend en', 18

Opdracht: foar Geart, Gosta en Liesbeth.

Afscheid: 'Afscheid gaat abrupter dan je dacht', 19

Voorzichtig: 'Geen mens woont nu nog op een lege grond', 19

Bericht: 'Ik kan nog terug : nog zijn de bussen niet gelicht', 20

1. 'Vanaf de straat, de avond is al oud', 21

2. 'Een kale man, ik ken hem wel', 21

Marken, april 1985, 449, 26-27.

1. 'Het knekelveld: hier zag ik hen', 26

2.'Ons sjibbolet is mij reeds lang ontschoten' 26-27

3.'Mijn vader had die kamers nog behangen', 27

Vespers voor Maria, januari 1986, 458, 25-27.

1. 'De bus naar Krakau, ja ziek was ik er', 25

2. 'De kerk in Leuven, ja, ik ben er weer', 26

3. 'Speel ik piano in de nacht verlies ik', 27

[Gedichten], juni 1988, 487, 32-34.

Othello's klacht:

1. 'Als een mantel lag ik op haar armen en', 32

2. 'Het beest met brede klauwen: het scheurde mij', 32

3: 'Ik drink uit een gebroken glas', 33

Wad: 1. 'Waar de wateren samenvloeien', 34

2. 'Een grens in de wereld', 34

3. 'Als het er mist of als', 34

­Zes gedichten, april 1989, 497, 34-39.

Niets nagelaten: 'Het huis is leeg. Het tocht er', 34

Kerkplein, voorheen kerkhof: 'Waar nu alleen maar nacht is', 35

De storm: 'Zij geloofden in vaagheden', 36

Nazomer: 'Zij ving er, zegt zij', 37

Toeverlaat: 'Wij schuilen voor de regen', 38

Iconoclastisch: 'Gemis is iets dat ik nu met mij draag', 39

[Gedichten], augustus-september 1993, 549-550, 27.

Toendra: 'Niet eerder was ik zo ontwaakt'

Verhoudingen: 'Laat mij verdwijnen in dit beeld'

[Gedichten], oktober 1993, 551, 20-21.

Noli me tangere: 'nee, niet mijn voeten zul je binden', 20

Mimesis: 'Kon ik jouw gezicht maar voelen', 21

[Gedichten], januari 1998, 602, 15-17.

         De sokkenzwaaier: 'twee kleine kunststof sokken: king-size condooms', 15

         Het oude meisje: 'Ik had nog nauwelijks sleutels; alleen', 16-17.

 

Zwagerman, Joost

[Gedichten], oktober 1998, 611, 9-10.

Weids inzicht: 'Het gebeurde in een voor- en achtertuin', 9

Augustus, vrijdagmiddag: 'Er is nu zoveel aangelengde zomer', 10

 

Anoniem

Epigrammen uit de Anthologia Palatina, juni-juli 1968, 247-248, 40-44.

Vertaald uit het Latijn door J.P. Gupin. De in vertaling opgenomen epigrammen zijn voor het grootste deel gepubliceerd in Krekels in olijventuinen (1963).

Zes koreaanse gedichten, januari 1986, 458, 38-39.

'Meisjes, die heb je in alle soorten', 38

'In het diepst van de diepe zee', 38

'Twee dingen: koel rijstwater', 38

'Ons afscheid is een vuur geworden', 39

'Medicijn is overal te koop', 39

'Een blindeman sjouwt op zijn rug', 39

Traditionele, anonieme gedichten uit de periode 1600-1900 vertaald uit het Koreaans door B.C.A. Walraven.

Gedicht van Mulan, november-december 1986, 468-469, 66-67.

'Gesmoorde snikken, weer gesmoorde snikken'

Anoniem gedicht uit Noord-China, vijfde eeuw voor Christus. Vertaald uit het Chinees en voorzien van een nawoord door W.L. Idema.

De vrouw van Jiao Zhongqing, oktober 1988, 491, 28-29/29-35.

'Een paar van de pauwen vliegt naar het zuidoosten'

Vertaald uit het Chinees en ingeleid door W.L. Idema. Uit: Yutai Xinyong, Nieuwe liederen van het jade terras, een Chinese bloemlezing uit zesde eeuw van amoureuze pozie.

Dicht van de zwaluw, juli-augustus 1989, 500-501, 40-50.

'het was de tweede lentemaand'

Chinees gedicht uit de 8ste eeuw. Vertaald uit het Chinees en ingeleid door W.L. Idema.

Vier raadselverzen uit het Oud Engelse Exeter Book, oktober 1990, 515, 30-32.

1. 'Mijn gewaad is geluidloos als ik ga over land', 30

2. 'Ik zie vier vaardige wezens', 30

3. 'Nietige schepsels, maat ze zeilen hoog', 31

4. 'Ik zag een wezen: zijn gezwollen buik', 31

Vertaald uit het Engels en ingeleid o.d.t 'raadselpozie' door Dana Constandse.