In het Literatai-steegje in Vilnius hangen plaquettes, foto’s en kunst rond Litouwse dichters en schrijvers of die er gewerkt hebben of anderszins een link mee hebben. Zo werd Romain Gary in Vilnius geboren. In het steegje bewoonde Adam Mickiewicz een jaartje een zolderappartement (‘O Litouwen, mijn vaderland’). Robbie (Cleveland, Ohio) en ik worden rondgeleid door Audré, een studente sociologie die hij heeft leren kennen op de Camino. Eerder die zonnige middag zag ik militairen van de Bundeswehr op het Kathedraalplein en op het vliegveld van Riga meende ik busjes met Amerikaanse militairen in burger te hebben gesignaleerd. Door de stad rijden bussen met bij de plaats van bestemming: ‘Vilnius ♥ Ukraine.’ Riga: vijftig procent Russisch. Vilnius: tien procent.
‘Zijn de Litouwers anarchistisch?’ vraag ik Audré als ze ons Užupis toont, een bohémien-wijk en een van de kleinste republieken ter wereld. In de licht dadaïstische constitutie staat bij 26: ‘Everyone has the right to celebrate or not celebrate their birthday.’ De laatste twee van de 41 stelregels luiden: ‘Do not fight back.’ En: ‘Do not surrender.’ Een duidelijk antwoord blijft achterwege, misschien Litouws anarchisme pur sang? Audré leidt ons dansend door de barokke stad; bij elk aandachtspunt spreidt ze haar armen, na haar stola te hebben herschikt. Je kunt het moeilijk verplicht stellen, maar vanaf nu alleen dansende rondleidingen. Na koude bietensoep en zeppelins belanden we in een café, Diana en Auretina zitten aan de bar. Als we boven gaan poolen en hen uitnodigen stopt Auretina een rode bal in haar broekzak en begint ze met haar keu de ballen in de pockets te doen. ‘You can’t do this,’ zegt Robbie voorzichtig. ‘Als ik dronken ben, wil ik alles verwoesten,’ fluistert Aurentina me in het oor. Diana is gefocust. Bij het weggaan vraagt Aurentina me te helpen om een raamscherm te ontmantelen. ‘Come with me,’ zeg ik en ik neem haar, rondkijkend, op: een verloren kind dat wil spelen.
De volgende dag ben ik te verdiept in Empusion van Olga Tokarczuk om de militairen gelegerd bij elk Litouws station op te merken. ’s Avonds in Warschau maken we een wandelingetje over de Chmielna. Vier keer worden we aangesproken om een stripclub te bezoeken. De derde is een vrouw met duck lips die al lopend haar lichaam tegen me aanwrijft. We zijn geen militairen, maar hebben wel een missie: de reis terug van Karlsbader dadaïst Walter Serner, samen met zijn vrouw vermoord in een bos bij Riga, naar hun laatste verblijfplaats: Praag. Een verwoed reiziger, zelf sprak hij over ‘uit wandelen gaan in Europa’. De Letse schilder Rothko zei over zijn eigen werk: ‘Als mensen sacrale ervaringen willen, zullen ze die vinden. Als ze profane ervaringen willen, zullen ze die ook vinden.’ In Serners opzwepende verhalen ís de profanie het sacrale.
‘Is Litouwen nu aan de beurt?’ zal ik in Het Parool lezen, het Russische Geschiedenis van Litouwen herinnert aan Poetins retoriek voorafgaand aan de invasie van Oekraïne. De onafhankelijkheid in twijfel getrokken; deporaties van Litouwers door het Sovjetregime – ons niet bellen. Serner beschouwde ‘de meeste Russen’ als hysterici. Later wandelt een eland door Vilnius, zwemt in de rivier om weer in het bos te verdwijnen. Deze maand: de Oostgrens verdedigen of doen als de eland? Pacifisme: uit de mode, vergankelijkheid blijft ons aller houvast. Als Bontenbal weer opduikt bij mijn supermarkt zal ik hem erop aanspreken. – JvdS