Een galei in een kerkraam

Louis Lehmann

Europese zeegeschiedenis is vol zeilen, vol kanonsalvo’s en vol helden, speciaal de laatsten. Dat gold zeker voor de zeventiende eeuw. Frankrijk had luitenant-admiraal Abraham Duquesne (ca. 1610-1688) en vele anderen. Denemarken had admiraal Niels Juel (1627-1697) en vele anderen. De Nederlanden hadden, onder vele anderen, Michiel de Ruyter (1607-1676) en Maarten Harpertszoon Tromp (1598-1653; niet Van Tromp, zoals buitenlanders vaak denken). Zij zeilden allemaal. Er waren in deze streken echter ook nog galeien, schepen die wel hulpzeilen hadden, maar voornamelijk voortgedreven werden door roeiers. De naam van deze aloude bootsoort (het gaat niet om een type met vaste omvang of uitvoering) was afgeleid van de gelias, een klein, snel vaartuig dat in de Rode Zee en langs de kusten van Voor-Indië veel werd gebruikt, en had als voordeel de onafhankelijkheid van de wind. Een galei kon tegen de wind in op vijandelijke schepen afvaren en die met de ramsteven tot zinken brengen.

De vroegmoderne galei kende haar hoogtijdagen in de zestiende eeuw, maar de zeventiende-eeuwse galeien zijn gedetailleerd beschreven, bijvoorbeeld in Frankrijk en Zweden. Terwijl in het oude Griekenland de burgers zelf roeiden, en in het oude Rome veelal slaven als roeiers werden gebruikt, werd in deze tijd aan de roeispanen getrokken door geronselde huursoldaten of veroordeelde misdadigers, die aan boord niet bepaald een prettig bestaan hadden.

Galeien werden ook gebruikt in de Nederlanden, maar hier heeft de onmiskenbare neiging bestaan om ze uit de geschiedenis te schrijven. Terecht of niet, naties schijnen zichzelf immers altijd weer een heldhaftige periode zonder donkere kanten toe te kennen. Toen ik schoolging, was de Nederlandse geschiedenis nog vol van romantiek en nationalisme. Dit is intussen beter geworden, maar destijds werd veel gesproken over vrijheid en bevrijding van onderdrukking, hoewel daar in de documenten niet veel van te vinden was.

Nederlandse geschiedschrijvers hadden het voordeel dat het ‘grote’ tijdperk van zeilschepen begon tijdens de lange oorlog om onder de dominantie van Spanje uit te komen. Dus vanuit nationalistisch perspectief was het begrip vrijheid niet geheel ijdel gebruikt. Als je een algemene drang naar vrijheid wilt suggereren, zijn rijen geketende roeiers echter een vlek op het beeld. Een vrij ‘Life on the Ocean Wave’, zoals het beroemde negentiende-eeuwse zeemanslied heette, werd geacht geleid te worden onder zeil. En zelfs over de veel geroemde zeilende zeeschepen kan men zich afvragen: was het leven daarop wel zo vrij? Zeelui werden vaak ‘geleverd’ door onscrupuleuze ronselaars en de overlevingskansen waren niet erg hoopgevend. Samuel Johnson kwam waarschijnlijk dicht bij de waarheid met zijn uitspraak ‘Op een schip zijn, is als in een gevangenis zijn, plus de kans te verdrinken’.

De galei in haar laatste, ‘moderne’ vorm had haar oorsprong in de middeleeuwen. De eerste afbeelding vindt men op een muurschildering van Spinello Aretino (ca. 1350-ca. 1410). De vroegste vermelding van het woord ‘galaia’ is te vinden in de verhandeling Taktika, van de Byzantijnse keizer Leo VI Philosophus’ die regeerde van 886 tot 912. De idee van de galei ‘kroop omhoog’ vanuit de Middellandse Zee (waar Genua en Venetië hun macht op de galei hadden gefundeerd) via de Straat van Gibraltar langs de westkust van Europa richting de noordelijke landen en resulteerde onder andere in een zeer actief galeiencorps in Zweden. Het zou interessant zijn te weten of het idee ook vanuit Constantinopel via Rusland in de Oostzee kwam (dit was een bekende handelsroute en het was niet ongebruikelijk dat Byzantijnse keizers Vikingen als lijfwacht gebruikten).