De NAVO-baas en de roze invasie

Frederik Philip Kuethe

Ambassadeurs zijn verzot op het verzenden van berichten in de vorm van een codetelegram. Vooral als dat nergens voor nodig is. De code is bedoeld om de communicatie tussen een post en het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag strikt geheim te houden. Als bijvoorbeeld de Nederlandse ambassade in Kuala Lumpur iets van het grootste staatsbelang aan het vaderland wil berichten zonder dat de Maleisische autoriteiten meekijken, wordt de code gebruikt. Nu komen er in Kuala Lumpur niet veel onderwerpen op tafel die zo’n geheime code nodig of zelfs maar gewenst maken, behalve misschien als de Nederlandse ambassadeur bij toeval verneemt dat de sultan van Sawak vanwege homoseksualiteit op het punt staat gewipt te worden, maar zulks doet zich zelden voor. Bij codetelegrammen speelt evenwel geenszins alleen het staatsbelang. Om duidelijk te doen uitkomen dat zijn of haar post een danig deuntje meeblaast in de fanfare van Buitenlandse Zaken, grijpen juist ook ambassadeurs in kleinere landen al gauw naar de codetrommel.

Aldus kon ook de Nederlandse ambassade in Kuala Lumpur een geduchte rol spelen op het geopolitieke schaakbord van geheime codeberichten. Steeds wanneer de ambassadeur ’s ochtends bij het ontbijt in The Straits Times een artikel had gelezen over de verhouding tussen Maleisië en Singapore greep hij naar de codetrommel om het in zijn eigen woorden na te vertellen aan Den Haag. Zelfs heb ik eens een codetelegram onder ogen gehad waarin de ambassadeur melding maakt van het heugelijke feit dat de bronchitis van de echtgenote van de tweede man op zijn post geheel verdwenen was. Elke code krijgt een nummer, en hoe hoger dat getal aan het einde van het jaar uitpakt des te actiever lijkt de ambassade, en des te scherper staat de post op het netvlies van het ministerie gebrand.

Zo ging het in elk geval in het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw, toen ik zelf op de post Colombo in Sri Lanka werkzaam was. Op dit soort kleinere ambassades was het verzenden en ontcijferen van codetelegrammen een heidens werk. Het administratief personeel kon je er niet me opschepen, want dat beschikte niet over de juiste ‘clearance’. Hoe vaak heb ik niet staan vloeken boven de Hagelin Adeptor! Dat was de toenmalige codetrommel, en het ding zag eruit als een kruising tussen een koffiemachine en een telefoon.

Ik weet niet of de toenmalige hackers zich een hoedje hebben gelachen over de Nederlandse codes, maar het verkeer van ultrageheime berichten van de Nederlandse diplomatieke dienst kostte ons veel bloed, zweet en tranen. Bij het verzenden van de codetelegrammen naar het hoofdkwartier in Den Haag moest je de tekst invoeren naast de band met de codesleutel om een reeks cijfertjes te krijgen die naar het vaderland gestuurd kon worden. Bij de ontvangst van de codetelegrammen van het ministerie moest je de vercijferde band naast de band met de codesleutel invoeren om als resultaat een begrijpelijke tekst te krijgen. Mij kostte dat vaak uren in een verstikkend hete en klamme codekamer zonder ramen. En dan bleek steevast dat het bericht best per postduif of telex verzonden had kunnen worden.