Deze maand

Vincent Kortmann

De uitgever stuurde me een boek met een begeleidend briefje: ‘Uit betrouwbare bron vernam ik dat je kippen houdt. Ik denk dat je een click zult hebben met Broed, het romandebuut van Jackie Polzin.’

Die betrouwbare bron had gelijk, want kort nadat we van de stad naar het platteland waren verhuisd, had ik een kippenren gebouwd en in de hoop dat we voor de rest van ons leven gratis eieren zouden eten, kocht ik niet veel later vier zwarte cochin-kippen.

In het begin waren ze donzig en nauwelijks groter dan een grapefruit. Ze fladderden enthousiast door hun verblijf, je kon ze gemakkelijk oppakken en ze waren altijd vrolijk wanneer ik ze kwam voeren. Behalve dat ze bijdroegen aan het plattelandsgevoel, ontwikkelde ik een emotionele band met de beesten en voelde zelfs een soort woke-heid als het de kippen betrof. Die zomer heb ik geen kipsaté op de barbecue gelegd, je wist immer niet hoe de geur zou doorwerken in die kleine kopjes.

Na de herfst leek iets veranderd. De kippen hadden inmiddels het formaat van een voetbal en waren veel minder pluizig. Ze maakten een humeurige indruk en van tijd tot tijd gedroegen ze zich zelfs ronduit agressief. Hun donkere kraaloogjes hadden een gemeen geel randje gekregen en zodra ik het hek van de ren openmaakte, fladderden ze wijdbeens op me af en pikten in mijn tenen. Op deze manier ging de lol er snel vanaf.

De vertelster uit Broed doet verwoede pogingen om haar kippen in leven te houden (om een persoonlijk trauma te bezweren), maar heeft tegelijkertijd geen enkele illusie over de verstandelijke vermogens van de dieren.

Als ik onze kippen observeer, vrees ik dat Jackie Polzin gelijk heeft. Behalve dat ze de hele dag op zoek zijn naar eten en dat ze, als het begint te schemeren, op hun stok gaan zitten, geeft hun gedrag geen aanleiding te veronderstellen dat er veel meer in die hoofdjes omgaat.

Ik merkte dat ik kippen niet meer zo leuk vond.

Vorige week werd de kleinste ziek. Ze zat stil in een hoekje en als ze probeerde te lopen, zakte ze door haar pootjes. De buurman, een gepensioneerde onderwijzer die overal verstand van heeft, zei dat het einde oefening was en maakte een gebaar alsof hij een dweil aan het uitwringen was. Enkele seconden later besefte ik wat hij bedoelde.

Zo doen ze dat op het platteland.

Ik neem haar straks wel even mee naar de schuur, zei ik en bootste het uitwringgebaar na. Nu kwam het plattelandsleven wel heel dichtbij. Toen de buurman was vertrokken, wikkelde ik de kip in een handdoek en reed naar de dierenarts in de stad. Voor zesendertig euro – exclusief BTW – liet ik haar inslapen. Nog drie kippen te gaan.