Deze maand

Gerry van der Linden

We zitten pats-boem! in 2023, terwijl het vorige jaar nog natrilt van het redeloos en radeloos geweld. Je zou dit nieuwe jaar grensoverschrijdend kunnen noemen.

Nog niet zo lang geleden bezocht ik het paradijselijke Curaçao waar de bewoners wie weet zonder al te veel appetijt op de excuses van het kabinet kauwen. Op de stranden ben ik menig Nederlander tegengekomen die met snorkel op het hoofd en een cocktail in de hand onder een palmboom aan het uitpuffen was van de overrompelende schoonheid van het eiland. Ook ik heb op Dushi Kòrsou in het azuurblauw gedobberd en gesnorkeld alvorens gebruind en geschrobd met het vliegtuig huiswaarts te vliegen. Op Playa Kawama, waar de reuzenschildpadden op een armlengte van je wegzwemmen, leunde een oude man op eeuwenoude slippers tegen het muurtje van een pas geschrobde wc: sorry, u moet eerst betalen, mevrouw, zei hij wat verontschuldigend, terwijl ik met zanderige voeten al op de kraakheldere vloer stond. En op het ongerepte strandje van Boca Piská (geen telefoonbereik) kwam een jonge Curaçaoënaar in oranje zwembroek me verlegen lachend tegemoet met enkele pockets voor de openluchtbieb. Sorry, zei de jongen, terwijl hij naar het geldblikje wees dat in het kastje stond en in één beweging naar de rotspunt waarop het golfplaten dak doorschemerde van een met woeste flora overwoekerd huisje. Padú’s (opa’s) huisje. In zijn roman De morgen loeit weer aan uit 1988, zegt de Curaçaose schrijver Tip Marugg: ‘Elke rechtgeaarde burger hoort voor zijn huis een lege tuin te hebben.’

Tijdens mijn bezoek was er een literair festival met optredens van Curaçaose, Surinaamse en Nederlandse dichters en schrijvers. Ik zag en hoorde hoe het Papiaments, Engels, Nederlands en Spaans een tijdelijk verbond sloten in de wens om elkaar te verstaan. Met taal en nog eens taal en toen alles was gezegd met armen, benen en heupen, op swingende tambúmuziek. Magisch was het. ‘Dichters bedoelen wat ze zeggen, zelfs wanneer ze niet zeggen wat ze bedoelen,’ zegt de Britse classicus H.W. Garrod. Dit lijkt warempel wel een Rutte-uitspraak, mits we dichters vervangen door politici. (Gaan we mooi niet doen.)

Zelf ben ik transparant opgegroeid. Mijn vader stampte door het huis en gooide mijn kindergedichten in de prullenbak. Ga je huiswerk maken! Hij was een handelsman. Zijn gedrag prikkelde mijn weerbarstige karakter grenzeloos. Na de middelbare school pakte ik mijn plunjezak en trok naar de grote stad (inderdaad, een tochtig zolderkamertje!) waar ik het dichten grenzeloos voortzette. Dat is nu vijftig jaar geleden. Mijn vader is allang dood en hoe ouder hij werd, hoe minder hij schreeuwde. Mijn stokoude moedertje en ik hadden nog wel onze schreeuwmomenten waar we stevig aan vasthielden, terwijl de verzorgers zorgverslagen zaten te tikken voor de zorgmanagers van de zorginstelling. Inmiddels hebben de Nederlandse taal en ik een verstandhouding opgebouwd, die stevig op de benen staat. Er komt vooralsnog geen steunbetuiging aan te pas. If you know what you’re doing, you know de bedoeling.