Deze maand

Mark Boog

Ik loop over straat, tussen de oorlogen, aardbevingen en recordwinsten door. Het is zonnig, precies zoals de weerman voorspelde. Terwijl ik de toevallige en minder toevallige obstakels ontwijk, de veldslagen, naschokken, rendementen, lantaarnpalen, passanten, voel ik hoezeer waar ik vandaan kom en waar ik naartoe ga verbonden zijn. Ik loop over een lint, zo’n meetlint uit een rolmaat maar dan bochtig. Zodra ik op mijn bestemming aankom, klinkt er luid geratel en is het pad verdwenen. Ik loop voorzichtig maar daadkrachtig, daadkrachtig maar voorzichtig: een stap naast het lint is een stap in het niets, maar te lang stilstaan kan ertoe leiden dat het verantwoordelijke instituut ongeduldig wordt en de knop loslaat, het lint wordt met kracht onder me vandaan getrokken en ik zal vallen en ongetwijfeld ongelukkig terechtkomen.

Ik denk aan alles wat verandert. Er verandert veel. Teksten bijvoorbeeld. Ik tik dit stukje – een wonder: ik loop op straat en ook tik ik een stukje, gezeten (met een mild schuldgevoel: het is zonnig, ik zou buiten moeten zijn) in mijn ooit gloednieuwe bureaustoel – en verander voortdurend van alles. Daarna verander ik het weer terug, als ik nog weet wat er oorspronkelijk stond. Ik ben mijn eigen sensitivity reader en in toenemende mate onzeker over mijn gevoeligheden.

Wat ook verandert, is de mate waarin ik vorder op mijn pad. Altijd voorwaarts, maar dat kan niet anders. Ik ben er bijna. De oorlogen, hoewel nog in volle gang, liggen achter me, er worden nieuwe voorbereid om mijn belangstelling, een ziekelijk baasje dat steeds maar wil gaan slapen, weer op te wekken. Komt goed.

Voorbijgangers wuiven in de wind, het nieuws is blauw, overal piepen en kraken de vogels, de winter al helemaal ontwend. Ik ontwijk selectief opererende politiemachten, slalom langs absurde verkiezingsuitslagen, negeer virtuoos het stampen (almaar harder!) van de laarzen – geen tijd om mens- en wereldbeelden steeds maar weer bevestigd te zien, er is een trein te halen.

Daar is het station. Ik ben er. Het geratel klinkt inderdaad, van alle kanten zelfs, niet alleen achter mij wordt een pad opgerold, overal gebeurt het, uit alle richtingen. Het is een hele industrie. Mijn trein vertrekt van spoor 7, om 10 uur 59. Als het niet klopt, klopt het toch, dan staat er ‘5 minuten vertraging’ bij of ‘rijdt vandaag niet’. Fictie bestaat niet, de werkelijkheid bestaat niet. Alles wat er is, is tijd, en in die tijd allerlei voorspellende instanties, sommige voorspellen vooraf, andere (dat werkt veel beter) achteraf. Iedereen heeft gelijk. Alles is waar.