20 augustus 1942 vertrok transport Bb van Theresienstadt naar Riga. Drie dagen later werden Walter Serner en zijn echtgenote, Dorothea, in het bos aan de rand van de stad vermoord. Serner, in 1889 geboren te Karlsbad, was een prominente dadaïst, onvermoeibaar treinreiziger en mythomaan, hij schreef dadaïstische misdaadverhalen met surrealistische inslag. Ik wijdde een prozagedicht aan hem in Mijn vaderland. Guido Spring, een sympathieke radio-en podcastmaker die een geluidsportret zou maken van Riga vroeg me om het ter plaatse voor te lezen.
Riga, 4 mei half tien: bewolkt en fris. Een leuke jonge Amsterdamse pianist, Mattias, begeleidt ons naar Biķernieki. Bus 16. ‘In een boek hadden ze het over een paar keer overstappen en een eind lopen, maar deze gaat rechtstreeks,’ vertelt Guido opgewekt. Na een klein halfuur stappen we uit. Dunne, hoge bomen en stilte, vogeltjesgefluit. Wat mensen die hun hond uitlaten. Hier zijn circa 30.000 mensen vermoord, ‘met vrijwillige hulp van de plaatselijke bevolking,’ leest Mattias van een bordje. Ik draag voor in het stenenmonument. Een tweede take. Een derde keer voelt misplaatst, en ook: de adem wordt me voortdurend afgeknepen. Een wandelingetje. ‘Dit maakt zo’n indruk,’ zegt Mattias voorop. In Serners honderdjarige roman De tijgerin zegt Fec tegen Bichette: ‘Want de straatweg belooft het zekerste succes, als je uit de bossen tevoorschijn komt.’
Terug in Riga wordt de Letse onafhankelijkheid gevierd met optochten in klederdracht; regenachtig, waterkoud. Benjamin sprak over de novembermelancholie hier, maar dit mag er ook zijn. Vanwege de voorvoelde melancholie heb ik mijn vriend Robbie (Cleveland, Ohio) uitgenodigd. Zo’n drie jaar is hij aan het rondreizen, voornamelijk Azië en Europa. Dezelfde dag aangekomen, hij via Helsinki. Zijn bagage is achtergebleven – ‘inclusief mijn accordeon,’ schreef hij –, dus hij ging niet mee naar het bos, maar zijn dag begint ook doorgaans in de middag. We gaan de laatste reis van Walter en Dorothea ‘terug’ maken: naar hun woonplaats Praag, met tussenstops. Kunnen we gelijk zien wat er aan de Oostgrens gebeurt. Robbie, halve dadaïst, is mijn nar en ook personal coach, zo kan na deze reis definitief worden vastgesteld; het ene loopt moeiteloos over in het andere. De Tsjechische pub in Riga vormt ons eerste hoofdkwartier, de Pilsners zullen ons overal tijdens deze reis begeleiden.
5 mei: zonnig. Guido vliegt terug naar Nederland, wij reizen door naar Vilnius. Alleen Mattias zal achterblijven, hij heeft een date dankzij zijn broek met luipaardprint, geheel in de traditie van de stad, waar veel liefjes van kunstenaars en schrijvers verbleven. Onder een brug bij de centrale markthallen zijn een surrealistische accordeoniste en dadaïstische fluitist actief, twee meter van elkaar, maar schijnbaar onafhankelijk opererend. Nadat we voor het station hebben kennisgemaakt met onze reddende engel, Anastasia uit Londen, op bezoek bij haar Letse grootmoeder met hartproblemen, stappen we in de namiddag in de trein naar Vilnius. De enige trein. Een flesje Letse wodka: medicijntje, aldus mijn vader. Serners oeuvre, ook medicijn – tegengif. Waartegen? Het ressentiment, dus zeker waar xeno- en islamofobie – ook, ja bij uitstek onder het mom van vrouwenrechten – oprispen. Wat is ressentiment? Het verweer van de zwakkeling. Deze maand, van alle tijden. – JvdS