Een poging

Over het taboe rond ‘de boze vrouw’

Sytske Frederika van Koeveringe

Anders gezegd: ik ben altijd op de verkeerde plaatsen overgevoelig.

Audre Lorde – Het kankerdagboek

Laat ik maar meteen met de deur in huis vallen: ik houd ervan om boos te zijn. Of laat ik het anders verwoorden: met liefde spring ik met alles wat ik in me heb midden in elk – opkomend, sluimerend, weggestopt – conflict. Oftewel: nu of nooit! Nee, dat is het ook niet, maar ik ga sinds een tijdje erg goed op me uitspreken over hoe ik erover denk. Dat hier eventuele ‘heftige emoties’ bij komen kijken, daar ben ik niet vies van, en al helemaal niet sinds ik me bewust ben van het idee dat er een groot oordeel hangt over de boze vrouw.

In een van mijn lievelingsromans van Olga Tokarczuk, Jaag je ploeg over de botten van de doden, wordt een vrouwelijk hoofdpersonage, Janine, geschetst waarvan ik hoop zo te worden, later, als ik ook oud mag worden. Ze is een eigenzinnige en kritische denker, iemand die meer liefde voelt voor dieren, de natuur en het universum dan voor de gedragingen van de mens. Wat mij betreft heeft Janine de ultieme bewegingsvrijheid van een vrouw verworven door haar denkwereld ruimte te geven en rake observaties te verwoorden. ‘Woede zorgt ervoor dat je verstand helder en scherp wordt, dat je meer ziet. Zij maakt zich meester van de andere gevoelens en heerst over het lichaam. Het lijdt geen twijfel dat alle wijsheid uit Woede ontstaat, omdat Woede in staat is alle grenzen te overschrijden.

Een man die me vertelt dat ik er mooier uitzie wanneer ik lach? Ik geef hem een uitbrander of steek mijn middelvinger op. Een man die onnodig hard roept waarom ik de lift pak in plaats van de trap? Schaamteloos som ik mijn kwaaltjes op. Een vriendin die niets laat horen onder het motto van: ik laat liever een vriendschap verwateren dan dat er een pijnlijk gesprek volgt? Ik spring direct in de trein, sta onaangekondigd voor haar deur. Een collega die me voor het blok zet bij een klant? Ik maak openlijk duidelijk dat dit voor mij te ver gaat. De buurman die eieren op ons balkon gooit vanwege onze pride-vlaggen? Nog geen seconde later sta ik voor zijn deur met de telefoon – de politie – in mijn hand.

Hoe langer ik over deze situaties nadenk, hoe meer er opdoemen en ik het boos zijn an sich in twijfel trek. Zijn al mijn reacties boos? Of wordt mijn reactie ‘boos’ genoemd omdat ik voor mezelf op kom? Omdat ik mijn grenzen aangeef – op die middelvinger na dan. Waarom is het uitspreken van grenzen – als vrouw zijnde – zo verweven met boos zijn?

Laat ik er dan toch voor uitkomen dat ik mijn boosheid – maar ook zeker die van een ander – regelmatig verwar met irritatie, frustratie, woede, gewoon even mijn dag niet hebben, vermoeid zijn, ongeduld, met verdriet, onbegrip of onrecht ervaren. Maar ook met teleurstelling of je ongezien en/of ongehoord voelen.

In het woordenboek vind ik bij ‘boos’: ‘In een slechte stemming verkerend waarin men anderen verwijten maakt.’ Maar ook: ‘Slechte bedoelingen’ en ‘gemeen’. Erg kort door de bocht – logisch want woordenboek – en in mijn beleving klopt het ook niet. Als ik naar mijn boosheid kijk, bestaat het uit een fluctuerende binnenwereld waarin mijn gevoelens, gedachten én emoties heen en weer stuiteren als bij een bal die tegen de paal van het doel wordt geschopt – nooit een keer ín het doel. Als ik hier langer bij stilsta, geldt dit voor mijn complete binnenwereld; elke dag stuiter ik van mijn brein naar mijn lichaam, naar degene die tegenover me staat, naar de omgeving waarin ik me bevind, maar ook naar dat wat zich vroeger ooit heeft afgespeeld en naar waar ik bang voor ben in de toekomst. In het boek Schuldig van Jannah Loontjens staat een fijne uitleg: ‘Voelen en denken zijn beide innerlijke gewaarwordingen gestuurd door ervaringen: gevoelens worden opgewekt door waarnemingen en interpretaties, gedachten worden beïnvloed door emoties. De grens tussen voelen en denken is soms zo vloeibaar dat de twee terreinen in elkaar overlopen. Voelen en denken bestaan niet los van elkaar, terwijl iedereen het verschil begrijpt.’

Toen ik dit las, bleef ik hangen bij het woord ‘soms’: mijn grens tussen voelen en denken is amper voelbaar. Wanneer ik boos ben, écht boos, noem ik dit ook niet in een slechte stemming verkerend, dan zie ik het eerder als bij Janine, mijn boosheid zorgt ervoor dat ik de situatie in een luttele seconde ziekelijk scherp voor me zie.

Maar is boosheid een gevoel of een emotie? In het woordenboek lees ik achter ‘emotie’: ‘Geeft betekenis aan hoe een mens de wereld interpreteert.’ Achter ‘gevoel’ staat dat dit ‘vaak niet te verklaren is, niet altijd een aanwijsbare oorzaak hoeft te hebben’. Tijdens mijn yogaklasjes wordt regelmatig door verschillende yogadocenten herhaald dat je je emoties niet bent, maar dat je ze hébt, dat je je niet hoeft te identificeren met je emoties. Dat vind ik dan weer te makkelijk gezegd, net als een woordenboek.

De dochter van Audre Lorde: ‘Vertel ze maar nooit dat je een compleet mens bent wanneer je zwijgt, omdat er altijd dat ene kleine stukje in jezelf blijft zitten dat uitgesproken wil worden en als je dat blijft negeren wordt het bozer en bozer, razender en razender en als je het niet uitspreekt, springt het op een dag gewoon op en geeft het je een dreun in je gezicht.’

Mijn moeder: ‘Toen ik je voor de allereerste keer buiten in de zandbak zette, hobbelde je meteen naar het enige jongetje dat daar ook lekker zat te spelen, je pakte zijn schep en sloeg hem op zijn hoofd.’

Laat ik een poging wagen om mijn boosheid om te zetten in taal. Misschien heeft ze het meeste weg van een oplaaiende beweging, iets wat bijna licht geeft, een energie die uit is op frictie, schuring. In die tijd dat ze oplaait – mijn woede is sowieso vrouwelijk –, schopt en slaat ze tegen alles wat haar in de weg zit. Woorden, gevoelens, spullen, alsof alles wordt opgezogen in een draaikolk, nee, te simpel, een moment van ontlading, een eerste slok wijn na een veel te volle werkweek, de aanzet van een orgasme, ja, dat laatste ook sowieso: mijn woede begint vanuit mijn onderbuik, of nee, daaronder, vanuit mijn vagina laait ze omhoog en ergens onderweg, een weg dwars door mijn lichaam, vormt die beweging zich om in taal en spuug ik woorden die de ander kan interpreteren als een boze al dan niet woedende vrouw die zich met moeite laat bedaren, maar wel erg rake dingen zegt – vind ik zelf ha! En als ze eenmaal is gaan liggen het niet altijd even helder is hoe dat zo is gekomen, net als de oorsprong ervan.

Rebecca Solnit in Mannen leggen me altijd alles uit: ‘[…] de oorlog waar ik het over heb, is juist een oorlog die bijna iedere vrouw dagelijks voert met zichzelf en het idee dat ze overbodig is, een oorlog die haar haar stem afneemt en waar zelfs ik, ondanks een vrij geslaagd carrière als schrijfster […], nog last van heb.’

Voor zover ik me kan herinneren en wat er is verteld over mij door mijn ouders, was ik ondanks de schep geen boos kind. Vanaf mijn puberteit vond ik ‘alles stom en saai,’ dit uitte zich in golven sterke gevoelens, en vanaf die periode hebben zowel mijn broers, vader en mijn (mannelijke) exen met enige regelmaat gezegd: ‘Je hoeft niet alles van hoe je over iets voelt of denkt te uiten. Soms doe je er goed aan om wijselijk je mond te houden.’ Dit staat dus haaks op de uitspraak van de dochter van Lorde.

Ik klapte dicht wanneer ik het met iemand of een situatie oneens was; ik liep weg of liet niets meer van me horen. Bang voor het oordeel van de ander. Maar waren ze er overigens niet altijd al, die oordelen? Ja, voordat ik bestond, voordat ik boos kon worden, bestonden de labels: driftig, temperamentvol, hoogdravend, opvliegend, moeilijk, vurig, snel geïrriteerd, recht voor haar raap, felle donder, veel te direct, vermoeiend, overdreven, knettergek, zoekt onnodig problemen op of is gewoon heel snel veel te boos. Ze kan niet omgaan met afwijzing, niet met vernedering, niet met tegenslagen. Niet met zichzelf. Ze moet in therapie. Ze is te recalcitrant, baldadig, koppig. Een typische activist. Simpelweg niet te doen. Een lopend hormoon.

De tijd van het dichtklappen of weglopen is zoals inmiddels duidelijk moge zijn voorbij.

Pas geleden kreeg ik te horen dat er een kwaadaardige knobbel in mijn borst zat te woekeren. Na het bericht volgde een intensieve behandeling, maar het belangrijkste voor hier is dat ik in die tijd onnoemelijk veel vrouwelijke auteurs las zoals naast de genoemde Susan Sontag, Hanna Bervoets, Christina de Stefano, Lieke Marsman, Patricia de Martelaere, Pia Pera, Marja Pruis, Mariken Heitman en nog vele meer. Dit was de periode dat ik me bewust werd dat er een groot oordeel hangt over de ‘boze vrouw’, niet alleen door alle boeken die ik las, ook ikzelf ondervond hoeveel opgekropte onenigheid ik in mij droeg en hoe bevrijdend het was als ik dit uitsprak, alsof ik me met iedere vraag, elke kanttekening, iedere opmerking, elke onenigheid mezelf meer bewegingsvrijheid gaf. Hoe minder ik zweeg, hoe lichter ik werd, misschien is dat wat Lorde in Het kankerdagboek duidelijk wilde maken: kom in hemelsnaam voor jezelf op. Janine weer: ‘Wanneer een mens Woede voelt, lijkt alles soms voor de hand liggend en simpel. Woede zorgt voor orde, laat de wereld in een notendop zien; Woede herstelt ook de gave van de Heldere Blik, wat in andere toestanden zeldzaam is.’

Ik geef schrijflessen essayistiek aan de Schrijversvakschool in Amsterdam. Op een dag had een leerling als thema woede gekozen en ze kwam met veel mannelijke denkers en schrijvers aanzetten. Al die mannen hadden – natuurlijk – ook een mening of oordeel over boze vrouwen. Iedere les keek ik uit naar haar vondsten, luisterde graag naar hoe zij als vrouw bevestiging zocht om haar woede ‘er te laten zijn’ in de ogen van een handjevol dode, witte, mannen.

Een keer reageerde ik op haar onderzoek door iets over mezelf weg te geven – had ik uiteraard niet moeten doen. Ik ratelde dat het ook mooi kan zijn, die woede, hoe ze ineens kan oplaaien, hoe je dat in iedere vezel kunt voelen, hoe ze een ruimte opeist waar je je voorheen nog niet van bewust was en hoeveel helderheid het je kan geven, de sfeer van Janine.

In plaats van een gesprek viel er een lange, ongemakkelijke stilte. Een leerling zei: ‘Ik kan je hier totaal niet in volgen, ik ben nooit boos’. De leerling die het over woede had, keek me glazig aan en de mannen hielden hun mond.

Benoemd moet toch worden dat het uitspreken van mijn onenigheid, boosheid of woede – you name it – niet alleen maar bevrijdend voelt, na zo’n verhit moment komt er tóch ook schaamte en schuld bij kijken, omdat ik mij (rationeel) realiseer dat mijn het niet de norm is om in de publieke ruimte mijn stem te verheffen, en als ik dan ook nog roep dat je mij niet hoeft te sussen, dat ik mijn eigen stemgeluid zélf nog wel bepaal, is het hek echt van de dam. Na zo’n woekerende beweging volgen er momenten van verdriet, waarin ik herhaal wat ik heb gezegd en ik me afvraag of het wel nodig was. Dit valt niet te verwarren met spijt, het is een tweestrijd die bestaat uit een rationele kant die zegt: het had anders gekund, en mijn gevoelsmatige kant, die me vertelt: dit moest er kennelijk even uit. Oftewel: ‘Schuld gaat over wat je hebt gedaan, schaamte gaat over wie je bent.’ (Loontjens)

Wordt zo’n moment, wanneer het brein reageert op alles wat zich impulsief, intuïtief en lijfelijk uit, wijsheid genoemd? En is een tweestrijd altijd tegenstrijdig?

Wijsheid is ‘kennis die we hebben verworven op basis van een levenservaring’. Dat je ‘na een situatie juist handelt en goed oordeelt’ (cursivering van mij). Rationeel handelen daarentegen ‘is het menselijk vermogen om te denken en te handelen.’ (Zit ik toch weer in dat godvergeten woordenboek te bladeren, Prisma-woordenboek Nederlands welteverstaan.)

Misschien wordt in onze Westerse wereld wijsheid gezien als het vermogen te creëren om helder te kunnen reageren op je onbewuste of intuïtieve handelen. Westerse wereld, omdat ik niet geloof dat elke cultuur zo belachelijk rationeel en politiek correct met het delen en uiten van emoties en gevoelens omgaat.

Dan zou dit het perfecte moment zijn om dieper in te gaan op wijsheid, want als dit in één ademteug wordt genoemd met juist handelen en goed oordelen, zou ik kunnen onderzoeken wat goed oordelen en juist handelen precies is, dan zou ik kunnen stilstaan bij intuïtief versus rationeel handelen. Maar als mensen nog altijd snel schrikken, wegkijken of negatief commentaar hebben op een vrouw die fel haar grenzen aangeeft, die weet wat ze wel en absoluut níet wil, die voor zover dit mogelijk is alle uitgesproken oordelen, verwachtingen en labels probeert te weerleggen – alsof het een taboe is – vraag ik me eerder af of er ook ruimte is voor een vrouw die in alle vrijheid rationeel én intuïtief handelt.

Jezelf uitspreken – vrouw, man en hen – heeft te maken met elke keer een nieuwe poging wagen, de ene keer om tot die ander te komen, de andere keer om ver uit zijn buurt te blijven, wellicht jezelf te beschermen. Goed of fout heeft hier niets mee te maken, omdat dat uiteindelijk een persoonlijk oordeel is. Dus het maakt ook niet uit of je dit ‘opvliegend’ uitspreekt of kalm vanuit je ratio handelt, allicht meer met de mogelijkheid om je eigen bewegingsvrijheid te durven en kunnen verkennen en dat doe je niet anders dan als het erom spant je mond open te doen.

Als ik juist oordelen en handelen – en fouten maken – verder wil onderzoeken, zal ik moeten stilstaan bij het handelen in het algemeen, maar dan ben ik weer terug bij af, dan kom ik uit bij oordelen en het hebben van verwachtingen – en dus teleurstellingen en al dat gevoel en die emoties en dan ook nog al die gedachten die daarbij komen kijken – tsja, dan kom ik toch al snel uit bij de vraag wat het betekent om mens te zijn. Dat is een vraagstuk waarvan ik niet eens weet wáár ik moet beginnen.