Ondergronds
We minderen vaart, naderen een in onbruik
geraakt station. Slecht verlicht, geen mens te
zien. Of toch? Dáár, diep in schaduw geborgen,
klauwen, bijten, graaien drie of vier dierlijke
figuren een niet van echt te onderscheiden prooi.
Stuk voor stuk de rug gekeerd, gekromd, weg van
het sensatiebelust publiek dat zich traag langs
de bezienswaardigheid laat glijden, camera’s
in de aanslag, telefoons hoog in de lucht.
*
Grondtoon
Twee identieke spoortunnels scharen uiteen,
de halfronde plafonds fel verlicht door lange
reeksen tl-buizen. Tegen kalkstenen muren,
gebobbeld als ingewanden, een complex
vlechtwerk van kabels, soms evenwijdig
dan weer kruisend, splitsend. Eén buis
knippert, knettert, vonkt en spettert.
Leg ik mijn oor op het spoor, een lage
grondtoon dringt door. Ben jij dat?
Wacht, al moet ik voor het eind
van de nacht in heel mijn gekte
afdalen, ik, of wat daar nog
van over is, kom je halen.