Cultuur en beschaving

Over oude en nieuwe begrippen

H.L. Wesseling

Ik kan mij natuurlijk vergissen, maar ik heb sterk de indruk dat er tegenwoordig vaker over cultuur wordt geschreven dan zo’n twintig of dertig jaar geleden, en niet zelden ook met een heel andere betekenis. Zo las ik ergens dat Ajax, een voetbalvereniging, ‘een andere cultuur’ heeft dan PSV, een voetbalclub uit het zuiden des lands. Ook zouden de arrogante en wereldwijze bankiers van ABNAMRO ‘een andere cultuur’ hebben dan de postbodes en middenstanders van ING, die in donkere pakken, maar met bruine schoenen – wat trouwens in Oxford heel normaal is – naar de City van Londen gingen om Barings Bank te kopen, wat een kat in de zak bleek te zijn. Zelf ben ik geneigd te denken dat de individualistische en liberale Universiteit Leiden ‘een andere cultuur’ heeft dan de wat patriarchale en hiërarchische Vrije Universiteit te Amsterdam, maar ik kan daarover niet uit eigen ervaring oordelen.

Het woord cultuur heeft in deze voorbeelden de betekenis van collectieve geesteshouding, mentaliteit, sfeer en gedrag binnen een bepaalde groep. Dat is echter niet de betekenis die het woord vroeger had, bijvoorbeeld in ooit beroemde werken als Jacob Burckhardts Die Kultur der Renaissance in Italien of Johan Huizinga’s Nederland’s beschaving in de zeventiende eeuw. Daar gaat het om de kunstzinnige artefacten (beeldende kunst, architectuur) en de voortbrengselen van de geest (muziek, literatuur, filosofie, wetenschap) van een land, in casu Italië (in feite vooral Noord-Italië) en Nederland (in feite vooral Holland). Dit is ook de cultuur waarop gedoeld wordt in de naam van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Daarnaast heb je ook de zogenoemde volkscultuur, hetgeen alle collectieve, al of niet traditionele uitingen van het (gewone) volksleven omvat. Vroeger was die vooral te vinden in de materiële cultuur van het landleven (boerderijen, landbouwwerktuigen, gerechten, klederdrachten) en in lokale feesten, gebruiken en liederen, maar die cultuur is verdwenen en wordt alleen nog geconserveerd en bestudeerd in gespecialiseerde musea en instituten. De hedendaagse volkscultuur bestaat uit Boem!-Boem!-Boem!-muziek, reality tv-programma’s als Big Brother, danceparty’s en voetbalvandalisme, niet uit juulblazen, Zeeuwse oorijzers of de klederdracht van Scheveningse vissersvrouwen.

Wel wordt er dus nog steeds veel geschreven over cultuur. Dat noteerde Huizinga trouwens ook al in Geschonden Wereld, zijn laatste boek dat hij in 1943 voltooide: er werd volgens hem ‘veel (ja, veel te veel)’ over cultuur gesproken. Daarmee doelde hij op de cultuur waarover de Duitse nazistische schrijver en voorzitter van de voorzitter van de Reichsschrifttumskammer Hanss Johst het had in de beruchte uitspraak die voorkomt in zijn aan Hitler opgedragen toneelstuk Schlageter: ‘Wenn ich Kultur höre, entsichere ich meine Browning.’ (Huizinga schreef ‘revolver’ en die variant komt vaak voor in Nederlandse vertalingen van het citaat.) Interessant is ook dat Huizinga in zijn boek, dat hij overigens de ondertitel Een beschouwing over de kansen op herstel van onze beschaving meegaf, vertelt dat hij, toen hij kort na 1900 voor het eerst college gaf, ‘het woord cultuur nog met een lichte aarzeling, met den smaak van het vreemde op de tong gebruikte’. Dat is later overgegaan.