Het vlinderblok

Maarten ’t Hart

Op het Veerpolderpad kwam Cors Zuurmond, een dorpsgenoot, naast mij fietsen.

‘Mijn vrouw Jopie,’ zei hij zonder verdere introductie, ‘heeft de vreselijkste dingen meegemaakt, een vader die zich met twee handen aan haar vergreep, toen een stiefvader, die ook zijn tengels niet thuis kon houden, een moeder die niet meer praten kon en aan stembandkanker overleed, een oudere stiefzus die haar elke dag met een pook aframmelde, en allerlei stiefbroers die om beurten of soms zelfs allemaal tegelijk bij haar in bed kropen. En dan heb ik het nog niet eens over haar stiefmoeder die haar liet wassen en strijken en schrobben en soppen en boenen en dweilen, tot ze erbij neerviel.’

‘Zo, dat is niet mis,’ zei ik.

‘Ik vergeet nog dat ze ook altijd de ramen moest lappen. Elke week weer.’

‘Toch is ze nog goed terechtgekomen,’ zei ik, ‘tenminste als de prachtvrouw met wie ik je regel­matig op de Herenweg zie lopen…’

‘Ja, ja, helemaal goed, ja wat een stoot is mijn Joop, wat een wereldwijf, en dan te bedenken dat ze ook een keer, vijf jaar was ze toen, op de kermis uit haar zitstoeltje van de draaimolen is geslingerd. Het was dat een kapelaan haar uit de lucht plukte, anders had ze het niet na kunnen vertellen, want ze tolde rond als een schietspoel.’

Tolden schietspoelen rond? Ik wist het niet, maar zag wel voor mij hoe het kleine meisje door de lucht vloog, dus misschien was het toch een goede metafoor.

‘Jopie,’ zei de dorpsgenoot, ‘heeft nou het plan opgevat om een boek te schrijven over al haar ellende, en nou is dus mijn vraag aan jou, als ik jou mag zeggen…’

‘Ja, zeg gerust jou,’ zei ik, ‘we wonen tenslotte in hetzelfde dorp.’

‘Zo is ’t maar net, goed… waar was ik gebleven, o ja, wat ik dus wou vragen is: hoe pak je dat aan, een boek schrijven?’

Zonder enige aarzeling zei ik: ‘Op een tafel of tafeltje of lessenaar of bureau leg je een blanco vel papier voor je neer, en je neemt een pen en je gaat zitten en je begint.’

‘Maak het nou,’ zei hij, ‘zo simpel kan het niet zijn, als ’t zo eenvoudig was, zou elke boerenlul wel een boek kunnen schrijven.’

‘Boerenlullen schrijven en masse boeken,’ zei ik, ‘haast elke maand krijg ik wel een manuscript toegestuurd van een aankomend auteur die graag wil dat ik zijn werk onder de aandacht breng van mijn uitgever.’

‘Zal best, maar die lui die jou een boek sturen, zijn vast al wel een beetje bidwijs gemaakt, die weten hoe je dat aanpakt, een boek schrijven, maar Jopie en ik hebben d’r geen flauw idee van hoe je dat nou in het vat giet, een boek schrijven… want reken maar dat het een wereldhit wordt als Jopie van al haar narigheid een boek bakt, dat wordt een superbestseller… want wat zij zoal heeft meegemaakt, daar kunnen weinigen aan tippen… reken maar dat het de winkels uitvliegt.’

‘Je legt een vel papier voor je neer, pakt een pen, en je begint, echt hoor, zo eenvoudig is het.’

‘Ik begrijp best dat je d’r niet tuk op bent om te verklappen hoe je het aanpakt, want concurrentie, hier in ’t dorp, daar zit je natuurlijk niet op te wachten, dat begrijp ik donders goed, maar je zou Jopie toch wel een beetje op weg kunnen helpen… een hint eer ze begint, goede raad… een tipje van de sluier?’

‘Heus, een goede pen, en papier, dat is alles wat je nodig hebt. En wat zitvlees, meer komt er niet bij kijken. En zitvlees hoeft misschien niet eens, want in de negentiende eeuw schreven ze staande aan hoge lessenaars.’

‘Staande schrijven? Kwam er dan wel wat van terecht?’

‘Nou en of, Dickens schreef altijd staande, en een betere schrijver is er niet.’

‘Dickens? Nog nooit van gehoord. Dus zo geweldig… maar goed, zittend kan ’t ook, da’s alvast meegenomen, dat zal ik Jopie zeggen, maar ik vind toch niet erg fideel van je om net te doen of ’t zo simpel is, want hoe zit het nou bijvoorbeeld met doping?’

‘Doping?’ herhaalde ik verbaasd.

‘Ja, doping. Kijk, in de sport is doping verboden, maar ik heb never nooit gehoord dat doping in de schrijverij verboden is, dus ik denk dat al die schrijvers slikken en spuiten als gekken, want we weten allemaal dat je je prestaties enorm kunt verbeteren met uitgekiende pilletjes en injecties.’

‘Nou, toch is bij mijn weten doping niet erg gebruikelijk in de letteren. Ik weet maar één geval van een schrijver die flink innam, dat was Jean-Paul Sartre, die slikte van alles om…’

‘Zie je wel, en dat doen al die anderen ook, alleen houden die hun bek, die laten het achterste van hun tong niet zien, en ik wed dat die Paul ook nooit wat gezegd zou hebben als hij niet betrapt was.’

‘Maar hij is niet betrapt, hij vertelde eerlijk in interviews dat hij stevig slikte voor hij aan ’t werk ging. En z’n vrouw, of eigenlijk z’n vriendin, deed dat ook.’

‘Schreef die dan ook boeken?’

‘Zeker, Simone de Beauvoir, een bekende Franse schrijfster.’

‘Dat zal wel. Nou goed, dus wil Jopie een boek schrijven dan moet ze wat slikken. Maar wat? Zeg op, wat moet ze slikken, wat slikte die Paul?’

‘Dat weet ik niet, maar daar kan ik wel achter komen. Amfetamine-achtige pillen, geloof ik, ben­zedrine, dat soort spul.’

‘Zie je nou wel! Je zei: pen en papier, da’s genoeg, maar nou heb je het toch ook al over benzedrine, heus, zo simpel is het niet, d’r komt heel wat bij kijken om een boek uit te poepen, da’s echt niet zo simpel, maar als jij om te beginnen Jopie inwijdt in de fijne kneepjes van de schrijverij… O, als haar boek eenmaal verschijnt… Het wordt geheid een wereldhit… Nou, ik hoop dat je mij tegen die tijd dan ook wil vertellen hoe je ’t beste al ’t geld belegt wat je ermee verdient, en waar je op moet letten als buitenlandse hotemetoten op haar boek gaan azen, hoe je dat aanpakt, vertalingen en zo, en je krijgt natuurlijk ook te maken met lui die ’t boek willen verfilmen… Nou ja, da’s van later zorg, maar ’t is toch goed om d’r alvast een beetje op te antikamperen…’

‘Antikamperen?’

‘Nou ja, anti… anti… je weet wel wat ik bedoel.’

‘Anticiperen, denk ik. Zeker, het is reuze verstandig om daarop te anticiperen, vertalingen, filmrechten, hoorspelrechten, musicals, opera’s, grote-letter uitgaves, stripbewerkingen, er kan van alles op je pad komen, de gekste dingen, ook De Slegte bijvoorbeeld, om maar eens wat te noemen, maar als het zover komt, kun je voor goede raad altijd bij mij terecht.’

‘Beloof me ook dat je Jopie bijstuurt als ze naar De Wereld Draait Door moet. Ze is nogal verlegen, dus dat zal haar zwaar vallen. Misschien kun je meegaan, ik rij wel.’

‘Ik zal haar bijstaan als ’t zover komt,’ zei ik vrolijk, en ik hoorde opeens in het riet langs de spoorbaan een spotvogel driftig tekeergaan. Verderop overstemde een tweede spotvogel het simpele lied van een fitis. En van alle kanten klonk de eentonige hese zeurzang van de groenling.