Ik leef

Enne Koens

Stilte. Vrouw met ogen dicht. Zegt:

Moment voor moment wordt iets ontrafeld.

Iets dat niemand nog weet.

Muziek. Beeld van een versneld ronddraaiende aardbol: zonlicht dat zich verplaatst, de schaduw van de nacht.

Een magisch schouwspel met bijna 8 miljard bezoekers. Sommigen slapen. De maan trekt over hun ademende lichamen. Anderen zijn wakker.

Iemand staat op om water te halen. Misschien een meisje met een emmer. De snelweg ruist, de zon schijnt meedogenloos. Ergens schreeuwt een vogel. Mannen in vers gestreken pak suizen omhoog in een lift. Vuilnismannen gooien volle zakken over hun schouder. De avondspits is net voorbij. Zwerfhonden blaffen in de schemering. Is er iemand die het hoort?

Elke seconde worden er 4 baby’s geboren. Elke seconde sterft 1 mens.

En ik stuif in volle vaart af op een muurtje. Ik kan niet denken.

De aarde draait, mijn weg leidt stijl omlaag.

‘Smile, hope, love’ heeft iemand op de muur gekladderd. Ik glimlach.

En dan komt mijn auto tegen het muurtje tot stilstand. En ik word gelanceerd. Mijn riem schiet los. –

Het is een oude auto. Ik word door de voorruit geworpen, de lucht in. Ik vlieg.

Muziek. De vrouw opent haar ogen.

Kijk. Open je ogen.

Een mens springt van een brug. Op de dijk wordt Pekingeend gegeten.

Drie keer vijf is vijftien, dreunt de klas. De paddentrek is juist vandaag begonnen.

Ik open mijn ogen. Ik lig op mijn rug in een grasveld. Groen, blauw.

Heel even is er niets.

Ik kom overeind. Ik zit in het gras. Bloed drupt op mijn handen. Rood.

Ik tast naar mijn hoofd. Vocht sijpelt uit een diepe snee. Ik trek mijn shirt uit. Knoop het om mijn voorhoofd. Voorzichtig ga ik staan. Hoe ben ik hier gekomen? Het gras wuift en omsluit mij.

Ik strompel naar een muurtje en kijk er overheen: Een autowrak.

Maar… Ik ken die auto. Het is de blauwe Peugeot van mijn vader. Die waarin we dat tochtje naar Normandië maakten. Ik mocht voor het eerst voorin. We gingen mosselen eten, het leven moest nodig gevierd worden. Mijn voeten in rubber laarzen, mijn benen staken recht naar voren, te kort om op de grond te zetten.