Deze maand

Merijn de Boer

Sinds ik naar Jeruzalem ben verhuisd, lees ik Hollands Maandblad digitaal. In de Arabische wijk waar we wonen, komen namelijk geen postbodes. Daarom kan ik ook geen boeken laten bezorgen, wat rampzalig lijkt voor iemand die in Nederland iedere week wel twee of drie nieuwe boeken in huis haalde. Maar het geeft wel een zekere rust. Ik word gedwongen de boeken te lezen die al in de kast staan.

Een paar dagen geleden ging ik naar een verjaardagsborrel van een Nederlandse journalist. Het was sabbat dus de tram reed niet. Ik besloot de heuvels van Jeruzalem te bedwingen met mijn Amsterdamse fiets. Een halfuur later kwam ik bezweet en hijgend aan bij het appartement van de jarige. Daar raakte ik verzeild in een gesprek met twee mensen over digitaal versus van papier lezen. Zoals eigenlijk altijd wanneer dit onderwerp in een gezelschap ter sprake komt, vertelde ik over een kennis, die net als ik een grote boekenkast had met bij voorkeur gebonden uitgaven. Op een dag had hij al zijn boeken verkocht aan een antiquaar. Toen hij me dit vertelde, kon ik het haast niet geloven. Ik had hem als een lotgenoot beschouwd. We kwamen elkaar af en toe tegen op tweedehandsboekenmarkten. Hij legde uit dat het hem louter om de last van het bezit was gegaan. Nu al die boeken zijn huis uit waren, voelde hij zich veel lichter. Hij was lid geworden van de bibliotheek.

Op de borrel ging het gesprek op den duur, zoals wel vaker in deze stad, over politiek. Mijn gedachten dwaalden af en ik ontdekte op een boekenplank van de gastheer een lange rij oude, in leer gebonden boeken. Het waren titels van Dante, Schnitzler en Goethe. Ik was al enigszins dronken en voelde me daardoor misschien wel extra enthousiast worden. Ik zocht naar een gelegenheid om de gastheer, door wie ik onmiddellijk gefascineerd was geraakt en die ik nu als een geestverwant zag, erover aan te spreken. Toen dat moment eindelijk kwam, antwoordde hij ongeïnteresseerd dat die boeken van de bejaarde huisbaas waren, die ze had laten staan.

Op de fiets naar huis voelde ik me een beetje belachelijk. Ik had me in mijn hoofd gehaald dat in Jeruzalem nog een Nederlander woonde, niet van de pensioengerechtigde leeftijd bovendien, die gebonden boeken koesterde.

Toen ik thuiskwam en stil naar de woonkamer liep om mijn vrouw en kinderen niet wakker te maken (ik stootte natuurlijk toch iets om in het donker), keek ik bij het licht van mijn telefoon nog even naar de boekenkast. Misschien was bibliofilie een uitstervend fenomeen. Al zou je denken dat het bleef bestaan zolang mensen van literatuur hielden.

Nog even dacht ik aan mijn Amsterdamse kennis. Nadat we in Jeruzalem waren aangekomen, duurde het nog maanden voordat de container met onze spullen arriveerde. In die maanden had ik me inderdaad lichter gevoeld zonder al die boeken. Toch was ik blij toen ik ze weer in de kast kon zetten.