Deze maand

Vicky Francken

Op het noordelijk halfrond wordt de winter – ongeacht hoe streng die was – afgesloten met een maand die het nodige van de mens vraagt. Een maand voor gevorderden. Om te beginnen duren die grijze luchten inmiddels echt te lang, om nog maar te zwijgen over de wetenschap van zandstormen, bosbranden, aardbevingen en overstromingen elders op de wereld die maken dat je niet mag klagen. Dat mondkapjes wereldwijd niet meer aan te slepen zijn, of dat de wachtrij voor specialistische hulp in de GGZ inmiddels reikt tot in de burelen van het ministerie van Volksgezondheid, stemt ook al niet bijster hoopvol. Goede moed is schaars zolang de zon niet vroeg opstaat.

In die laatste wintermaand, met haar witte ruis van wolken, regenbuien en stormen die een naam mogen hebben, groeit het verlangen het voorbeeld van de planten te volgen door op fotosynthese over te schakelen: zonlicht, zonlicht, water en zonlicht. Op de achtergrond van dit verlangen zingen voor mij de regels van Hans Andreus: ‘Ik hoor het licht het zonlicht pizzicato/ de warmte spreekt weer tegen mijn gezicht.’ Was het maar al zover. ‘Hoe heb jij je licht het liefst?’ ‘Pizzicato, alsjeblieft!’ Pizzicato is precies goed, als je het mij vraagt. Ik hoef het licht niet zo nodig fortissimo en da capo al fine – maar over aangename temperaturen valt te twisten. Niet alleen planeten, maar ook mensen hebben kennelijk een Goudlokjegebied: hun eigen leefbare zone, op optimale afstand van de zon, zodat er temperaturen worden bereikt die leven mogelijk maken. Wanneer we klagen over het weer houden we te weinig rekening met de drie beren. Gun ze hun winterslaap.

‘Een nieuwe lente, een nieuw geluid’? Het veelbezongen seizoen heeft niet alleen iets vrolijks of hoopgevends, maar absoluut ook iets verontrustends. ‘Het is gruwelijk./ Alles begint opnieuw/ alsof er niets/ gebeurd was’, om met Hanny Michaelis te spreken. Soms is het inderdaad werkelijk niet te geloven, dat alles altijd steeds opnieuw, dat alles altijd maar aldoor. Dat overal werelden vergaan, gisteren en nu, op dit moment, straks of morgen, elke dag weer. Toch geven we het leven – hoe het ons en onze dierbaren ook kwetst, kwelt, afbrandt of breekt – telkens het voordeel van de twijfel. Immers, het leven zal ook deze lente wel weer verdienen.

Zal het ons lukken om deze maand weer iets van waarde gedaan te krijgen? Misschien. Met een tien voor twijfel, een achtenhalf voor aarzeling, een zes voor zeker weten. In elk geval weerhoudt niets ons ervan om, in navolging van Chantal Dupuy-Dunier, het vraagteken aan de hemel, maand na maand, voor vol aan te zien.

PLEINE LUNE

Ce sont les hommes qui la voient morcelée,

la lune est toujours pleine.

Rien ne lui défaut,

alors que nos sens,

les quartiers de nos sens.

VOLLE MAAN

De mensen zien haar in stukken,

maar de maan is altijd vol.

Zij schiet nergens tekort,

maar onze zintuigen,

de kwartieren van onze zintuigen.