Deze maand

Pieter Kranenborg

Onder sommige mensen bestaat het idee dat we in coronatijden eindelijk gelegenheid hebben om te reflecteren, op het leven of op de maatschappij – dat heeft toch iets engs, dat er mensen zijn die een crisis nodig hebben om hen te dwingen thuis te zitten en eens over de dingen na te denken. Ik heb persoonlijk meer sympathie voor een ander gevolg van dat grote thuisblijven: ligt het aan mij, of is niemand zoveel buiten als nu?

Sinds kort maak ik zelf iedere dag een wandeling door mijn buurt, tegen de thuiswerkersmelancholie, en ik ontdek langzaamaan de microkosmos die de Schalkwijk heet. Ik woon hier nog maar net, in deze wijk die een Haarlemse vriend ooit voorzichtig omschreef als ‘het minder mooie deel’ van Haarlem. In Zuid-Korea sprak ik eens iemand die in Londen had gewoond en zich erover beklaagde hoe in Europese steden alles zo oud was, alles zich zo vastklampte aan het verleden; enter de Schalkwijk, waarin allerlei soorten tijd en ruimte vrolijk door elkaar heen lopen.

Flats met namen als LISSABON, TIRANA, ANKARA en grotere broers staan op Zuid-Koreaanse wijze tot aan de horizon, waar de polders plotseling beginnen. Het Winkelcentrum Schalkwijk, waar uit speakers boven de ingang nostalgische hits klinken (‘Don’t know much about history’), ligt in de schaduw van een leeg kantoorpand waarvan slechts één verdieping is bezet en dan alleen met losse A4’tjes die onheilspellend K R A V M A G A spellen. Maar verderop tref je klassieke rijtjeshuizen waar onbezonnen jeugden zich wel moeten afspelen, en tot villa’s omgebouwde boerderijen waartussen een agrarische sfeer in ere wordt gehouden door de kippen en het postzegelveldje waarop soms pony’s rondlopen. Langs het Spaarne kun je onbeschaamd de tuinen binnenkijken van mensen met de meest romantische huizen van Nederland. Of de andere kant op: langs de oude windmolen, naar het pad dat een mysterieus natuurgebied passeert dat is afgezet wegens ‘bodemverontreiniging’.

Ik spiekte laatst eens aandachtig door het gaas en zag een jungle, on-Nederlands zoals de desolaatheid en de grijsheid rond het winkelcentrum ook iets on-Nederlands hebben. Wat is het Nederlandse dat dit zo ‘on’ maakt? Dat alles een beetje te veel klopt, dat alles netjes is ingedeeld. Een Koreaanse vriendin vond dat juist zo mooi aan Nederland. Ook in de Schalkwijk is alles op zeker niveau keurig ingedeeld, maar het geheel is een hutjemutje. Zo kun je vanaf het Spaarne ook nog langs de biologische collectieve boerderijen lopen, die weer naast het woonwagenkamp liggen waarvan de ingang wordt omringd door allerlei (aangeharkte) troep en gezellig gekwetter uit een volière. Op de flats ten noorden van de mijne staan vreemde abstracte vormen waarop zonnepanelen liggen te glanzen. En vanuit mijn raam zie ik ook al zo’n rare vorm op een gebouw ver weg: een grote blauwe rechthoek met zilveren krassen. Ik heb me voorgenomen eens te zien waar die blauwe rechthoek nou precies deel van uitmaakt, maar ik ben er nog niet aan toegekomen.

Nadenken doet u hopelijk altijd al – kijk deze crisis ook vooral eens goed naar buiten.