Oden aan vooral dode idolen – VI

Delphine Lecompte

Op mijn tiende moest ik het grote, witte huis van mijn grootouders in De Panne verlaten en gaan wonen bij mijn jonge, verstrooide, vaak woedende, wispelturige, materialistische moeder en mijn sombere, mompelende stiefvader in een donker tochtig rijtjeshuis in Gent.

Mijn kleine slaapkamer in De Panne werd meteen omgebouwd tot strijkkamer. Die was het exclusieve domein van mijn grootmoeder. Het was helemaal geen strijkkamer, in de hoek stond geen strijkplank, het was vooral de kamer waar mijn grootmoeder haar filmtijdschriften en pornografische stripverhalen las en bewaarde.

Nog elk weekend bezocht ik mijn grootouders, dan sliep ik in de sinistere jugendstillogeerkamer, die werd gedomineerd door een kleerkast vol oude foto’s en vuile stola’s en roestige handspiegels. Ik masturbeerde er vaak, maar ik had er ook de meest afschuwelijke nachtmerries. En mijn eerste ervaringen met de incubus: slaapverlamming.

Terug naar mijn grootmoeder. Ze hing altijd provocatieve, agressieve, scherpe, schurende, radicale werken van baldadige vrouwelijke kunstenaars aan de deur van haar strijkkamer. Het waren haar verbodsstickers: BETREDEN OP EIGEN RISICO.

Zo maakte ik kennis met de vaginale bloemen van Georgia O’Keeffe, met de slanke, vijandige, wereldwijze feeksen van Tamara De Lempicka, met de zelfportretten van Frida Kahlo met fiere, uitdagende snor en trotse kreupelheid, met de vieze, obscene, etherische theekransjes van Leonor Fini, met de opdringerige, onbegrijpelijke, ambitieuze spinnen van Louise Bourgeois, met de grimmige, narrige, naargeestige inteelttweelingen van Diane Arbus, enzovoort… Ik was dus wel wat gewend, maar op een dag schrok ik toch… Aan de deur van de strijkkamer hing een foto van een niet meer zo jonge Joodse vrouw met bruine krullen, rode lippen en twee blauwe ogen. Blauw geslagen. Maar ze keek niet zoals een slachtoffer hoorde te kijken: niet gekromd, niet gebogen, niet schichtig, niet somber, niet gelaten, niet verslagen, niet onderdanig, niet deemoedig, niet wachtend op de volgende klap: ze keek arrogant.

‘Wie is die schandalige onweerstaanbare Medusa?’ vroeg ik aan mijn grootmoeder. Ze vertelde me over u, en ik was zo blij dat ze u had gevonden. Mijn grootmoeder had iemand als u nodig, een bondgenoot. In de familie hadden we de neiging om grootvader te idealiseren. Hij was de sater en de pater familias en we romantiseerden en vergaven hem (telkens opnieuw) zijn onvoorspelbare, pastorale opvliegendheid, zijn carnavaleske bandeloosheid, zijn platte petomanie en egocentrische, misogyne, onscrupuleuze kattenkwaad.

Mijn grootmoeder werd vaak weggezet als een angstig, frigide, neurotisch, humorloos, wereldvreemd kneusje. Tegenwoordig denk ik vaak (almaar vaker) dat mijn grootmoeder eigenlijk veel interessanter, geheimzinniger, speelser, onorthodoxer en perverser was dan mijn grootvader. Ze was alleszins grillig en raar en koppig en autonoom. Onvatbaar, ongrijpbaar. Zeer gesloten en mysterieus. Eenzelvig, gesloten en zelfstandig. Eigenlijk had ze niemand nodig – vooral haar echtgenoot niet.

Tegelijkertijd was ze enorm verknocht aan mijn razende, gulzige, kinderachtige, hebberige, overspelige grootvader, haar lompe, boerse, barbaarse, onbehouwen man. Van u en van mijn grootmoeder heb ik geleerd dat autonomie en smoorverliefd zijn op een toxische, gewelddadige man geen contradictie is. En dat het grote kunst kan opleveren. Uw kunst is grote kunst. Uw ranzige, wanhopige, ellendige, zinnelijke foto’s die zweven tussen orgie en marginaliteit. Tussen rauwe mystiek en grootsteedse ontreddering. Het bacchanaal en de zelfreflectie. Het geweld en de koestering. Masochisme en rebellie. The Ballad of Sexual Dependency, o ja. Een verwijzing naar The Ballad of Sexual Obsession van Bertolt Brecht.

Ik was dertien en uw foto heette simpelweg: Nan one month after being battered. Een nuchtere, gortdroge, onsentimentele beschrijving, verstoken van ieder zelfmedelijden. Niets liever wilde ik dan ook een man vinden die zulke hartstocht voor me voelde. Een man die zodanig verteerd zou worden door lust en jaloezie en vertedering en sadisme en verschroeiende devotie dat hij me in elkaar zou meppen, en me de volgende dag vol wroeging zou overladen met sjaals en rozen en tuba’s en merries en sloepen en teckels en ijscowagens en opgezette mantelbavianen en chocoladezeepaardjes.

Ik heb dergelijke mannen gevonden: Nan, al mijn mannen waren dergelijke mannen.

Maar de kunst gaat voor.

Toch meestal.

Mijn grootmoeder werd soms geschopt en geslagen door mijn grootvader, maar ze ging niet weg. Ja, één keer, nadat ze een te zware pandoering had gekregen, verbleef ze tien dagen in de chalet van een Zwitserse, blasfemische horlogemaker. Een eunuch, beweerde ze achteraf. De waarheid over dat verblijf zullen we nooit kennen.

Mijn grootmoeder had het ook goed bij mijn grootvader, ze had de touwtjes in handen en soms maakte ze hem met de grond gelijk. Ze was intellectueel veel sterker en ze bezat een onovertroffen talent om mijn grootvader met een pretentieuze, misprijzende oogopslag te kleineren en daarna venijnig naar hem uit te halen met een korte, spottende zin in het Catalaans. Een taal die mijn grootvader amper meester was.

Wie was de baas? In De Panne, in het grote, witte huis was mijn grootmoeder de baas. Mijn grootvader was een kleine, onmachtige, stampvoetende tiran, een ijdele schreeuwlelijk. Mijn grootmoeder was ijzig, keizerlijk, giftig, stekelig, perfide, ongenaakbaar en genadeloos.

Terug in Gent ging ik op zoek naar ander werk van u. Mijn moeder gaf me een monografie. Ze had een monografie van u, maar ze deed niettemin neerbuigend over uw artificiële rauwheid en gewilde morsigheid. Ik kuste de glanzende foto’s van uw bloedmooie, beestachtige, verlepte, wonderlijke transseksuelen. Allemaal New Yorkers. New York was zeer gevaarlijk, dat wist ik dankzij de films Bad Lieutenant, The Bonfire of the Vanities en Crocodile Dundee ii. Maar uw New York was vooral psychotisch, zinnelijk, erotisch, uitbundig, vriendschappelijk, paradijselijk en illusieloos.

De mensen die u fotografeerde waren paria’s vanwege hun seksuele geaardheid. Ik deed mijn uiterste best om lesbisch te worden. Een poos heb ik echt mijn beste beentje voorgezet. Ik herinner me mijn laatste vakantie met mijn nichtje Alexandra van Veurne. Tante Anne huurde elk jaar een gîte in de Provence, en dan zakte de ganse familie af naar Frankrijk. Sommigen met de trein, anderen met de auto. Alexandra en ik namen toen, in 1992, de nachttrein.

Het liep al meteen scheef: ik verleidde de machinist en Alexandra fronste en eiste dat ik haar niet alleen zou laten. Ze was nog maagd, ik niet. Ik wilde zo vaak mogelijk copuleren. We waren allebei veertien: zij een volgroeide sirene met gigantische borsten en weelderige haren waarin imbeciele slagerszoons hun stomme snuiten wilden onderdompelen. Maar Alexandra was gedisciplineerd: ze was een beloftevolle zwemster, ze trainde. Baantjes, urenlang, in het wespenrijke zwembad in de Provence. ’s Avonds gebruikten mijn neefje Simon en ik het zwembad om de liefde te bedrijven. Incest, ja ja. We hebben ons uitstekend geamuseerd. Een penis zoals de penis van Simon ben ik sindsdien nooit meer tegengekomen: massief, dik, breed, lang, gaaf, bijna iets om te aanbidden.

Tijdens de tweede week in de Provence maakte ik Alexandra wijs dat ik lesbisch was geworden. Ze was woedend, gedegouteerd. Ze ging klagen bij tante Anne, die gaf haar een andere slaapkamer. Voorheen hadden we een slaapkamer gedeeld, nu was ze bang dat ik haar zou molesteren.

O Nan, de stuitende bekrompenheid van propere, degelijke, burgerlijke mensen kent geen grenzen. We moeten die mensen schofferen, zo vaak mogelijk.

Helaas is het me nooit gelukt lesbisch te worden, niet echt tenminste. Desalniettemin heb ik meermaals de mooie, gloeiende, asymmetrische schaamlippen van Nicky en Eef gelikt – en het was heerlijk. Vooral Eef was heerlijk. Nee, vooral Nicky. Nicky was zwanger, een tienerzwangerschap. We waren allebei zestien. Ze was mijn beste vriendin. Ze woonde in Beernem in het huis van de nakende vader, een onschuldige piccolo die veel wiet rookte en naar Nick Drake luisterde. Wanneer hij niet thuis was, keken Nicky en ik naar schabouwelijke verfilmingen van Stephen King.

Het was een winterdag. Nicky bijna zes maanden zwanger. We keken naar Thinner en aten cashewnoten. Vanuit het niets vroeg Nicky of ik haar poesje wilde likken. Ze wachtte niet op het antwoord, ze kleedde zich meteen uit. Na de orale seks spraken we over uw werk. Nicky wilde net als u fotografe worden. Fotografe van misfits, devianten, afvalligen, paria’s en verschoppelingen. Maar Nicky werd moeder, een matte, vermoeide, veelgeplaagde, gedrogeerde moeder. En nog een keer, en daarna nog een keer.

De piccolo werd een heroïnejunkie en een jongenshoer. U, Nan Goldin, had hem graag gefotografeerd: hij was verrukkelijk, bijna niet corrupt, Bijbels, vlegelachtig, plechtig, plagerig, nobel, gewiekst, ondeugend, Aramees, koddig, briljant, verweesd. Een kruising tussen Lord Byron en de aartsengel Michaël, geschilderd door Luca Giordano. Nicky vroeg de scheiding aan en ze raakte zwanger van haar vierde kind. De vader was een blijmoedige, half-Litouwse garagist die haar vrij vlug in de steek liet. Nog vóór de bevalling. Nicky toch! Of moet ik zeggen: blijmoedige half Litouwse garagist toch!

Mijn grootmoeder kreeg op de gezegende leeftijd van drieënzeventig eindelijk een minnaar: een naïeve, idealistische, drieëntwintigjarige student Afrikanistiek. U, Nan Goldin, hebt haar die kracht geschonken, daarvan ben ik overtuigd. Ook aan mij hebt u uw kracht en lef en tegendraadsheid doorgegeven. En ook al werd ik nooit volledig lesbisch, ik lik nog af en toe een waardige vulva en ik probeer mijn steentje bij te dragen om homofobie aan de kaak te stellen en de LGBTQ+-beweging een hart onder de riem te steken.

Momenteel heb ik een relatie met een drankzuchtige, voormalige vrachtwagenchauffeur. Hij slaat mij niet. Maar ooit heeft hij mij bedreigd met een gebroken glas. Hij meende het, hij zag er lelijk uit. Lelijk en leeg. Ik kon ontkomen en de volgende dag keerde ik terug naar zijn beschimmelde huurwoning. We keken naar een documentaire over Mötley Crüe. Hij ritste onverwachts mijn jeansbroek open en vingerde me. Het orgasme was overweldigend: een adembenemende redeloze, radeloze bijna-doodervaring. De documentaire was waardeloos.

Veel liefs,

Delphine