Een groter plan

Vincent Kortmann

Op het busstation van Castelo Branco leunde mijn neef Hein tegen een oude Zündapp. Hij lachte naar me en we omhelsden elkaar. Zijn haar was gebleekt door de zon en hij rook naar houtvuur.

We moeten nog een klein stukje met de brommer, zei hij.

Ik stapte achterop en Hein startte de motor. Een helm was hier blijkbaar niet nodig. Tijdens de rit door een schraal en droog landschap folterde de Portugese zon mijn Hollandse schedel. Na een kwartier stak Hein zijn hand uit en zonder te remmen sloeg hij linksaf. Over een smalle weg reden we op een grauwwit dorpje af: Vila Santa Isabel.

Niet alle straten zijn verhard, riep Hein over zijn schouder. Maar de mijne wel.

Hij minderde vaart en stapvoets reden we door de uitgestorven hoofdstraat. Onder auto’s die we in Nederland oldtimers zouden noemen, lagen magere zwerfkatten te slapen. We stopten voor een groezelig huis en stapten af. Hein hield de voordeur open. De deurpost was laag; ik moest bukken om binnen te komen.

Welkom, zei hij. Minha casa é sua casa.

De woonkamer had een vloer van onbewerkt beton en was op zijn zachtst gezegd sober ingericht, met een eettafel, twee stoelen en slaapbank in de hoek. Het dak bestond uit een houten staketsel van latten en gebinten en op verschillende plekken kon je tussen de pannen door de blauwe lucht zien.

Het dak is traditioneel Portugees, zei Hein. Het is niet helemaal waterdicht, maar dat maakt niet uit, het regent hier toch bijna nooit.

Is er ook een badkamer? vroeg ik.

Ik heb een wc, zei hij. En een douchezak. Als die een paar uur in de zon hangt, kun je heerlijk warm douchen.

Hoe doe je dat in de winter?

In de winter douche ik koud. Of niet.

Wat spartaans.

Laten we een borrel drinken, zei Hein en hij liep voor me uit de straat op.

Moet de deur niet op slot? vroeg ik.

Niet nodig.

Mijn iPad ligt binnen.

De sociale controle is hier fenomenaal.

Ik keek om me heen en zag niemand op straat. Hein leek zich geen zorgen te maken.

Op straat zocht ik de schaduwkant op. Hein liep in de volle zon, alsof de hitte geen vat op hem had. Vlak bij het dorpsplein vloog een deur open. Een forse, donkerharige vrouw in een gebloemd schort rende op Hein af en omhelsde hem.

Enrico! riep ze.

Mia! riep Hein terug.

Toen ze hem los liet, zag ik de zwakzinnigheid in haar glimlach doorsijpelen.

Mia! klonk een mannenstem.

De vrouw rende onhandig terug naar het huis en sloeg de hordeur dicht.

Mia houdt van blond, zei Hein terwijl hij doorliep alsof er niets gebeurd was.

Ze leek me enigszins merkwaardig, zei ik.

Dat hoort bij de streek. De familiestamboom wordt hier niet erg nauwkeurig bestudeerd als er getrouwd wordt. Anders blijven er te veel alleen.

We kwamen uit op het dorpsplein met een drooggevallen fontein en een paar stenen bankjes. Behalve Mia had ik nog niemand gezien.

Hierheen, zei Hein en wees naar de ingang van het dorpscafé. Aan de gevel hing een geëmailleerd bord: Super Bock.

Boa tarde! riep Hein toen hij voor me uit het café binnenliep.

Alle ogen waren op ons gericht, maar niemand beantwoordde zijn groet. De stilte in het café werd verbroken door de zachte stem van de barman: Faz favor.

Dois mini’s, zei Hein.

De barman knikte en opende twee kleine bierflesjes.

Dit zijn mini’s, legde Hein uit. Iedereen hier drinkt mini’s.

Ik keek om me heen. Aan de tafeltjes zaten gebruinde mannen met diepliggende ogen en stoppels van donker staaldraad. Geen van hen dronk een mini. Ze hadden allemaal rode wijn voor zich staan, of kleine glaasjes met een transparant drankje.

Of aguardente, zei Hein, die mijn blik volgde. Daar zijn ze ook dol op. Dat is een soort jenever maar dan nog smeriger. Deze mannen beginnen de dag met aguardente, ze lunchen met wijn en drinken door tot hun vrouw het eten klaar heeft.

Begrijp ik dat je nu Enrico heet?

Hein is te moeilijk voor ze. Portugezen kunnen de h niet uitspreken. Hein Vermeulen is voor deze mensen niet te doen. Ik noem mezelf nu Enrico. Misschien laat ik mijn achternaam ooit veranderen in Vermão. Enrico Vermão.

Enrico Vermão. Klinkt goed.

Nu noemen ze me O Alemão.

Wat betekent dat?

De Duitser.

De Duitser?

Op de een of andere manier denken ze dat ik uit Duitsland kom. Maar nu over jou! Ik hoorde dat je partner geworden bent.

Laten we het niet over werk hebben. Vertel me over je nieuwe leven.

Kijk, zei Hein toen we weer thuis waren. Dit is mijn tuin.

Hij duwde een vliegengordijn opzij en ik liep naar buiten.

Tuin was een groot woord voor Heins ommuurde terrasje. Er stonden een paar potten met tomatenplanten en van alle kanten keken balkons en dakterrassen van de buren uit op het binnenplaatsje.

Vanaf een van de balkons klonk het schorre blaffen van een gespierde hond die woest op ons neerkeek.

Hein gaf me een biertje.

Ik ga koken, zei hij.

Hij vulde de barbecue met briketten en ontstak een paar aanmaakblokjes.

Een huis als dit kost niet eens zo veel, zei Hein terwijl hij in het vuur pookte. Ik heb er tweeëndertigduizend euro voor betaald, maar het mooie is dat ik nu voor de rest van mijn leven een dak boven mijn hoofd heb. Oké, het lekt als het regent, maar het feit dat ik voor altijd ergens terecht kan, voelt fantastisch. Ik heb geen hypotheek, geen schulden en geen verplichtingen.

Hein wikkelde twee grote aardappels in aluminiumfolie en legde ze tussen de gloeiende briketten.

Natuurlijk ben ik nu nog een buitenstaander in het dorp, vervolgde hij. Maar dat is logisch.

Het hese geblaf van de vechthond echode tegen de gevels.

Is die hond nooit stil? vroeg ik.

Nooit, zei Hein. Als hij wakker is blaft hij, vandaar dat zijn baasje het rolluik altijd dicht heeft. Een keer per dag draait hij het rolluik op een kier en schudt een blik hondenvoer leeg op de grond. De tijd die het beest nodig heeft om zijn eten naar binnen te werken, is het enige moment dat het stil is.

Ben je niet bang dat die hond over de reling springt? Hij scheurt je aan stukken.

Hein keek omhoog en haalde zijn schouders op. Als hij het had gekund, had hij het al gedaan.

Hein kon met zijn kleine barbecue een volledige maaltijd klaarmaken. Terwijl de met folie omwikkelde aardappelen tussen de briketten lagen te garen, bakte hij twee lappen doorregen rundvlees op het rooster. Vlak voor het vlees klaar was, gooide hij er een paar handen grof gesneden paprika bij. Hij schonk twee glazen rode wijn in en toen de schemering viel en de hond van de achterburen na een paar uur blaffen in slaap viel, was het bijzonder aangenaam op het binnenplaatsje.

Ondanks de lange reis en de rode wijn, kon ik die avond niet slapen. Hein snurkte en buiten vochten twee katten. Toen het een moment stil was, hoorde ik getrippel in de kamer. Met mijn telefoon bescheen ik de plek waar het geluid vandaan kwam. Een rat met een staart zo dik als een braadworst keek even op en verdween door een gat in de muur.

Na het ontbijt liep Hein naar het binnenplaatsje en vulde een groot verfblik met water. Vervolgens knipte hij een plastic zak open waar brokken wit steen in zaten. Hij trok een paar werkhandschoenen aan en gooide twee grote stukken in het water, dat begon te borrelen en te bruisen.

Wat is dat? vroeg ik.

Kalk, zei Hein. Ongebluste kalk.

Hij roerde met een stok in het blik tot het borrelen stopte.

Vandaag gaan we klussen, vervolgde hij.

Klussen?

Je denkt toch niet dat je hier helemaal gratis kunt logeren? Handen uit de mouwen.

Ik ben jurist, geen bouwvakker. Ik wil met alle liefde een klusjesman voor je betalen als er iets moet gebeuren.

Your money is no good here, zei Hein. Ik heb een mooi projectje dat we samen kunnen doen.

Hij gaf me een blokkwast aan en wees naar het blik.

Smeer de voorgevel maar in. Dat kan zelfs een jurist.

Ik doopte de kwast in het blik en bestreek de muur met de waterige vloeistof. Er gebeurde niets. Het leek alsof ik de muur insmeerde met melk.

Hein! riep ik. Waarom doe ik dit? Je ziet er helemaal niets van.

Wacht maar af. Het is net als bij Mister Miyagi en de Karate Kid; alles maakt deel uit van een groter plan. Het is allemaal metaforisch.

Ik smeerde de rest van de gevel ook in en toen ik bij het eind was gekomen, bleek de muur op de plek waar ik begonnen was spierwit te zijn. Alsof de gevel bestrooid was met een laagje poedersuiker.

We doen de achterkant ook, zei Hein.

Samen kalkten we de achtergevel en de muren van het binnenplaatsje en na een paar uur werken was het blik leeg en waren de muren wit.

Hein had de barbecue weer aangestoken en die avond aten we geroosterde sardines. Ik sneed de kopjes eraf, maar Hein hapte ze in een keer weg.

Zo eten we ze hier, zei hij. Die schedeltjes en graatjes maken ze extra crunchy.

’s Nachts in bed lag ik ingespannen te luisteren, maar de rat van de vorige nacht vertoonde zich niet.

De volgende dag was het zaterdag en er liepen zowaar mensen op straat. Hein begroette iedereen die hij tegenkwam.

Bij de bakker maakte hij een praatje, maar de verkoopster antwoordde nauwelijks. Ze stopte tien broodjes in een zak, nam het bankbiljet van Hein aan en telde het wisselgeld uit op de toonbank.

Ze zijn hier wel een beetje stug, zei ik toen we terugliepen.

Eerder verlegen, antwoordde Hein. Ik ben hier natuurlijk ook nieuw.

Je bent hier al bijna anderhalf jaar.

Als een Somaliër in een dorpje in Friesland komt wonen, gaat het ook niet vanzelf. Ze moeten aan elkaar wennen. Dat betekent niet dat Friezen slechte mensen zijn, het zijn prima mensen die moeten ontdekken hoe ze met een nieuwe situatie om moeten gaan. En dat kan een tijdje duren.

We liepen zwijgend naar het huis. Ik had de indruk dat Hein zich beledigd voelde.

Hij zette een pannetje water op om koffie te zetten en ik sneed de broodjes open.

Ik heb een verrassing, zei hij. Vanavond is het feira. Het hele dorp komt naar het plein om te eten en te dansen. Dat wordt ongelofelijk gezellig.

Hij leek zijn irritatie te zijn vergeten.

Hein streek zijn overhemd, waste zijn haar onder de douchezak en knipte met een nagelschaartje zijn wenkbrauwen bij.

Het dorp zag er verrassend feestelijk uit. Overal hingen gekleurde lampjes en op het plein stonden lange tafels met banken. Aan de rand bevond zich een vrachtauto, waarvan de oplegger dienstdeed als podium.

Daar gaat de band straks spelen, zei Hein. Ze schijnen lokaal heel bekend te zijn.

We schoven aan bij een van de tafels en Hein begroette de mensen die naast ons zaten. Ze waren zonder uitzondering gekleed in hun beste pak. Het gesprek dat voor onze komst geanimeerd leek te zijn verstomde.

Een vrouw die ik herkende uit de bakkerswinkel kwam aan onze tafel staan. Hein pakte twintig euro uit zijn broekzak en zij gaf ons allebei een bonnetje.

Hiermee krijgen we straks ons eten, zei Hein. Maar ik haal eerst wat te drinken.

Achter twee roosters zo groot als biljarttafels stond een man met een slagersschort kippen te braden. Hij haalde ze uit een speciekuip die op de grond stond, sloeg ze met een klap van het hakmes in tweeën en bestreek ze met olie. Vervolgens gooide hij ze met een boogje op de grill. Hij had tientallen kippen tegelijk op het rooster liggen, die hij omdraaide, aandrukte, bestrooide met peper en zout en uiteindelijk met een vork op een schaal legde. Een vrouw met een papieren mutsje legde de kip op een bord, schepte er patat bij, waarna de meisjes van de bediening de borden naar de tafels brachten.

Hein kwam terug met twee flesjes bier, maar nog voor we de eerste slok konden nemen, zette een serveerster twee borden met kip voor ons neer. Ze nam onze bonnetjes in ontvangst en liep weer weg. De andere mensen aan onze tafel leken verbaasd dat wij ons eten zo snel hadden gekregen.

Hein bloosde tot diep in zijn nek, maar hij zei niets en begon te eten. Hoewel ik me enigszins zorgen maakte over een mogelijke salmonellavergiftiging, smaakte het eten geweldig. De kip was zout, vet en zo mals dat het vlees van de botten viel.

Na het eten werden de tafels naar de zijkant gedragen, waarbij Hein opzichtig meehielp. De band, bestaande uit een keyboardspeler, een drummer en een bassist, stelde de instrumenten op.

Hein kwam bij me zitten en veegde met een theatraal gebaar het zweet van zijn voorhoofd.

Het wordt altijd gewaardeerd als je meehelpt.

Ik knikte.

De lichten op het podium gingen aan en de driemansband opende met Ob-La-Di, Ob-La-Da. Het plein stroomde vol. De dorpelingen dansten in paren. Ze deden vier stappen vooruit en vervolgens vier stappen terug en herhaalden dat tot het nummer was afgelopen. Bij het vijfde liedje kreeg ik in de gaten dat het niet uitmaakte of de band Hotel California of My Way speelde, ze deden alles in hetzelfde tempo.

Ik ga een rondje geven, zei Hein plotseling.

Hij liep naar de bar en probeerde met grote gebaren iets duidelijk te maken. Hij pakte een paar bankbiljetten uit zijn achterzak en gaf ze aan de barman. Die knikte, pakte een krat mini’s en wipte van elk flesje de dop af. Daarna volgde een tweede en derde krat, terwijl Hein haastig over het plein liep en iedereen die hij tegenkwam een flesje bier in de handen drukte. Na een minuut of tien kwam hij bezweet bij mij aan het tafeltje zitten.

Een rondje voor het hele dorp, zei hij tevreden. Het kostte honderdtwintig euro, maar de dankbare blikken zijn onbetaalbaar.

Ik vond dat ze eerder verbaasd keken dan dankbaar, maar ik hield mijn mond.

Na vijf minuten kwam een dikke man met bretels naar ons tafeltje gelopen en zette een flesje bier voor Hein neer.

Saúde, zei hij en liep weer weg.

Wat aardig, zei Hein. Krijg ik zomaar een biertje terug.

Meteen meldde zich een volgende man met een biertje, met in zijn kielzog een derde. Na een paar minuten stond er een twintigtal flesjes op onze tafel.

Blijkbaar is het de gewoonte om een biertje terug te geven als je een rondje krijgt, zei Hein. Drink vooral mee, dit krijg ik alleen niet op.

De stroom mensen met bierflesjes bleef aanhouden en op een bepaald moment moest er een tweede tafel worden bijgetrokken. Hein bedankte iedereen en zette het ene na het andere flesje aan zijn lippen. Hij moedigde mij aan om door te drinken, maar we wisten allebei dat we die biertjes nooit op zouden krijgen, al bleven we de hele nacht op dat dorpsplein zitten. De sfeer op het feest was opeens uitgelaten. De mensen dansten en zongen met de band mee en er werd uitbundig gelachen. Na een poosje begreep ik dat het gelach ons betrof en ik wist bijna zeker dat Hein dat ook besefte. We werden door het hele dorp uitgelachen, met onze honderd flesjes bier. Hein zei niets en bleef doordrinken.

Ik zit nog drie dagen in Estoril, zei ik de volgende dag toen ik mijn tas inpakte. Je kunt mee als je wilt. Het hotel heeft een zwembad met van die stretchers en het is vlak bij het strand.

Nee, zei Hein. Ik kan nu niet weg.

Waarom niet?

Hij nam een slok water en dacht even na.

Het is als de gevel die we geschilderd hebben, zei hij. Eerst lijkt het geen effect te hebben, maar als je het nauwelijks meer verwacht is de muur plotseling spierwit. Voor mijn gevoel zit ik héél dicht bij dat moment.

Ik hoop echt dat je gelijk hebt.

Natuurlijk heb ik gelijk, zei Hein en hij lachte.