De vleespotten van Egypte

De vluchtelingencrisis als conjunctureel verschijnsel

Erwin van de Pol

Tot hij in een Amsterdamse gracht viel en stierf, noemde iedereen hem Baba. Mijn vrouw gaf hem in Het Parool zijn naam terug: Jean-Paul Baba, opdat niemand deze innemende Burundese jongen, die zo veel ouder leek, zou vergeten.1

We regelden zaken voor Baba. Hij verkocht de daklozenkrant voor de supermarkt. Op het eind sloeg de wanhoop toe: geen vaste slaapplek, jarenlang aan de lopende band opgepakt, tussen wal en schip geraakt in de procedures – daarna ook dus letterlijk.

Na Baba hielpen we Bile. Grotendeels zelfde verhaal, ergens in een procedure een foutje gemaakt. Hij wist het juiste antwoord niet op een vraag over een brug in zijn Somalische geboortedorp, dat hij als vierjarige had verlaten. En die brug bleek pas later gebouwd.

Via Baba en Bile kwamen we in contact met We Are Here, een groep dakloze vluchtelingen in Amsterdam, zogeheten ‘ongedocumenteerden’ (wie vindt zichzelf eigenlijk gedocumenteerd?). Ze wilden niet op straat leven. Een redelijk standpunt. We Are Here reisde door de stad via de Vluchtkerk, de Vluchthaven, de Vluchtloods en nog wat andere vluchtige schuilplaatsen. We hielpen wat met eten, kleren en vervoer, vooral in de Vluchtgarage in de Bijlmer. De Vluchtgarage was een hel zonder uitvluchten: donker, stinkend, koud. In tegenstelling tot haar voorganger, het warme en verlichte Vluchtkantoor, een gekraakt modern pand tegenover het Rijksmuseum. Daar was iedereen keurig over de ruimtes verdeeld naar afkomst, sekse en geloof door informele leiders die je niet alleen aan hun dure mobieltjes herkende.

In de Vluchtgarage deelden Nederlandse actievoerders de lakens uit. Ze waren gespitst op zo veel mogelijk media-aandacht vergaren, vooral door de burgerlijke pers te beledigen. Dat ging ze goed af, totdat ze in juni 2018 te veel krediet verspeelden met een actie in de Watergraafsmeer, waarbij bewoonde huizen werden gekraakt. Als je de huizen van mensen binnendringt die rustig zitten te eten waarna die vervolgens urenlang moeten praten om hun woning terug te krijgen en vervolgens geef je op je site te kennen dat ‘de ramadan niet wordt gerespecteerd’, dan jaag je iedereen tegen je in het harnas. De groep verdween uit beeld.

We wisten Bile uit de Vluchtgarage te halen en onder te brengen in een kerk. Tegenwoordig is hij ergens in Beieren en bidt hij veel.

Na Bile kwamen we in contact met Jesse, een Amerikaan. Ooit bezat hij een Nederlands paspoort, maar hij was vergeten die te verlengen en daardoor kwam Jesse als bejaarde in de problemen. We zorgden met een groepje dat hij overeind kon blijven. Uiteindelijk overleed hij. Het is gelukt om Jesses stoffelijk overschot naar de Verenigde Staten te krijgen. Zijn uitvaart in de Afro-Amerikaanse traditie in Washington D.C., die we digitaal konden bijwonen, was een indrukwekkende gebeurtenis.

Nu helpen we Jonah, een hartelijke Ghanese daklozenkrantverkoper, met het betalen van de huur. Het betalen van huur door een dakloze lijkt een hoopvol gegeven, maar tijdens het schrijven van dit verhaal is hij verraden, anders kunnen we het niet noemen, en zit hij in een cel te wachten op een terugvlucht naar Ghana (wie betaalt dat dan?). Wij voeren chaotische telefoongesprekken met hem.

In de winter kan het spoken op de Middellandse Zee, maar elke lente krijgt ze weer haar reisboekenaangezicht terug. Tallozen zullen dan weer pogen het zonovergoten blauwe water over te steken op zoek naar wat ze denken dat hen gelukkiger gaat maken. Velen zullen die tocht niet overleven en levenloos aanspoelen, gelijktijdig met de jaarlijks vloedgolf van meningen die dan het publieke debat laat overstromen.

Mijn beelden over migratie weerspiegelen niet altijd de conjunctuur van de voorspelbare mediadiscussie over het onderwerp. Het wel en wee in de vluchtelingencrisis heb ik vanuit drie rollen meegemaakt: observator, functionaris en vrijwilliger. Die rollen hebben elk een ander tijdsframe, dat aansluit bij de drie tijdlagen in de geschiedenis zoals vastgesteld door de Franse historicus Fernand Braudel (1902-1985).2 In het kort, eerst hebben we de geografische tijd met langdurige veranderingen, vanwege de terugkerende klimaatwisselingen, vanwege natuurrampen en door menselijk handelen. Neem als voorbeeld (niet van Braudel) een eeuwenlang periodiek overstromende delta aan de Noordzee, die langzaamaan bewoond wordt (in mijn geval niveau observator). De tweede laag, die van de middellange conjuncturele tijd, heeft betrekking de op sociale en culturele veranderingen in staat, religie en economie, als antwoord op de geografische tijd. De overstromingen in die Noordzeedelta vragen om een overheid die de gevaren wegneemt, oftewel, de veiligheid waarborgt. Dat wordt opgelost door het instituut waterschap, waarin iedere belanghebbende een stem krijgt, zodat de handel en landbouw kunnen floreren (in mijn geval niveau functionaris). Tot slot is daar het derde tijdsperspectief, dat van de vluchtige individuele gebeurtenissen, het gedoe en geregel. In ons voorbeeld poldert het volk in die delta erop los (niveau vrijwilliger).

Geschiedenissen in de derde tijdlaag, van asielzoekers als Baba en Bile, vallen te herleiden tot administratieve fouten, waarvoor het individu toeslagaffairewaardig moet boeten. Om de oorzaak van dat onrecht te vinden, moeten we naar de tweede, conjuncturele tijdlaag en de vaak belangrijkste speler daarin, de overheid. Vervolgens trekken we verder naar de afgeroomde tijd van de gebeurtenissen, die van het menselijk tekort, het handelen van bestuurders.

In 1990 vroeg staatssecretaris Enneüs Heerma (1944-1999) van Volkshuisvesting zich af hoe het zat met het woonmilieu in de toekomst, concreet: over vijfentwintig jaar. Als jonge ambtenaar mocht ik ‘het antwoord organiseren’ met behulp van een seminar. Ik nodigde zes wetenschappers uit, de absolute crème de la crème van het vakgebied. Er is zelfs een boek van verschenen, kan je nagaan.3 Overigens kunnen de beschouwingen uit dat werk nu, ruim dertig jaar later, linea recta de prullenbak in. We noemen geen namen, behalve die van de sociologe van dienst Hilda Verwey-Jonker (1908-2004), die in 1990 de sociaal-culturele omgeving van 2015 voorspelde:

In 2015 zullen grote emigratiestromen uit het dan nog steeds gedestabiliseerde Oost-Europa onze kant op komen. De instroom van islamieten zal naar te verwachten nog verder toenemen. Werken zullen ze uiteraard wel en ook de taal zullen ze wel leren. Maar zelfs twee generaties na nu zullen ze ons stelsel van normen en waarden, op punten waar dat in conflict is met het hunne, blijven afwijzen en misschien zullen ze zich er nog sterker tegen gaan afschermen dan nu het geval is. Dat heeft te maken met groepsvorming en met de afstand tussen hun culturele tradities en de onze. Zodra er grote groepen zijn uit één land of streek en met één godsdienstige achtergrond, vindt er groepsvorming plaats die in een vreemde omgeving sterker bindt dan misschien thuis het geval is. Zeker als de normen en waarden van de ontvangende samenleving haaks staan op die ze van huis hebben meegekregen. Emancipatie betekent dan dat ze zich in bepaalde opzichten los zullen maken van hun oude vaderland. Maar ook dat ze zich los maken van onze culturele waarden en hun eigen gemeenschap gaan opbouwen en een nieuwe ‘zuil’ gaan vormen in onze grotendeels ontzuilde samenleving.4

Ik was altijd al gefascineerd door cultuurverschillen en internationale dynamiek. Zo was ik net weg bij het departement dat daarover gaat, Buitenlandse Zaken, waar ik in het beroemde diplomatenklasje was verdwaald. Daar kreeg je allerlei training in de materie. Haar analyse over emigratie en groepsvorming raakte me. Haar visie gold als – ietwat eufemistisch verwoord – ‘een fundamenteel onderscheidende toon’, zeker gezien Verwey-Jonker te boek stond als een prominente PvdA’er. In een van mijn gesprekken met haar rond het seminar gebruikte ze deze Bijbelse metafoor: ‘Het zijn hier de vleespotten van Egypte. Immigratie is van alle tijden en jullie ambtenaren hebben dat niet in de gaten.’

Hoewel de zaal tijdens het seminar goed was gevuld met bestuurders, heeft geen van hen bij mijn weten iets structureels gedaan met de beschouwingen van Verwey-Jonkers. Haar inzicht dat je immigratiestromen moet beschouwen als langetermijnontwikkelingen en niet als autonome gebeurtenissen in het contemporaine die een ad hoc-aanpak vereisen, is eigenlijk tot nooit meer dan een handjevol bestuurders doorgedrongen.

Immigratie vult en leegt al eeuwen complete continenten. Het is een beweging in de conjuncturele tijdlaag die vaak gevolg is van zaken als droogte en hitte met alle gevolgen van dien in de geografische tijdlaag. Veilig alles wegzetten in beleidsnota’s heeft geen effect. Alle leegstaande ruimtes mobiliseren voor vluchtelingen evenmin. Idem dito voor ‘participatief’ blèren in een sportzaal. Veel bestuurders handelen opportunistisch, vaak uit angst voor de giftige cocktail van een wispelturige publieke opinie, een even onvoorspelbaar want inconsistent en irrationeel populisme en het gesnuffel van journalisten. Zo verwordt de vluchtelingencrisis een conjunctureel verschijnsel met welhaast ingebakken bestuurlijke en bureaucratische reflexen. Wat let bestuurders om langetermijnontwikkelingen onder de loep te nemen en tegelijkertijd leiderschap te tonen door de samenleving daarin mee te nemen?

Braudel gebruikt de Middellandse Zee als casus, door de vijftiende-eeuwse verschuiving van de geopolitieke macht en het economisch zwaartepunt naar Noord-Europa te duiden. Aanvankelijk wilde hij een biografie schijven van Filips II van Spanje, maar hij besefte dat geen enkele individuele geschiedenis op zichzelf staat en dat de Spaanse vorst een speelbal was van grotere krachten. Het betrekken bij de wereldeconomie van (althans voor Europeanen) nieuwe werelddelen in Amerika, had bijvoorbeeld grote gevolgen. Daarnaast boden de meer open staten in Noord-Europa meer kansen aan vluchtelingen, joden uit Spanje en Portugal en protestanten uit Frankrijk.

Periodes van voorspoed gaan gelijk op met immigratie. En gelet op de demografische gegevens hebben we immigranten nu en in de toekomst hard nodig. Welke sector kampt immers niet met een personeelstekort? Op de Oekraïense vluchtelingen hoeven we niet te rekenen. Die willen geen asiel, die willen zo snel mogelijk terug. De conjuncturele vluchtelingenstromen vanwege oorlogen hebben een ander karakter dan die van de asielstro­men van de, in de termen van Braudel, lange duur. Die stromen overigens dezelfde kant op als de economische voorspoed in de tijd die Braudel bestudeerde: veel vluchtelingen trekken noordwaarts over de Middellandse Zee. Althans, in de publiciteit. De route over de Middellandse Zee is eigenlijk voor de armelui, hoor ik van Afrikakenners. De meeste asielzoekers pakken gewoon het vliegtuig, niemand houdt je tegen. Beide categorieën zoeken overigens hun heil buiten Afrika, omdat het juist beter gaat in veel landen. Dat is paradoxaal, maar in de praktijk prima te verklaren: ze kunnen het tegenwoordig betalen.

Op 23 februari 2016 luister ik in de auto naar een journalistenpanel dat de vloer aanveegt met een burgemeester. Die ik over een uurtje ga ontmoeten. De burgervader wordt publiekelijk uitgescholden door auteur Jeroen Smit. De man zou ongeschikt zijn voor zijn werk. Ik ken hem al jaren als juist een capabele bestuurder. Zijn misdaad? Hij heeft een gesprek gevoerd met omwonenden van een asielzoekerscentrum en dit is de steen des aanstoots: zonder journalisten. Iets later lunchen we samen – een burgemeester moet ook eten – en tegenover me zit een aangeslagen man. Al houdt hij zich groot, enigszins geholpen door het voortreffelijke broodje kaas.

Wie wil nog de maat worden genomen door een plukje mensen dat niets anders met hun leven doet dan louter opinies ventileren en daarover schaamteloos met elkaar discuzeuren aan de rand van de maatschappij in panels en praatprogramma’s? Wie heeft dan nog zin om zich in te zetten voor het goede (of het ware of het schone, indachtig Plato)?

Dat besef leert me een belangrijke les over wat Braudel ‘de conjuncturele instituties’ noemt die ik later, elders in het land, kan testen. Ik ben dan projectleider voor het asielzoekerscentrum in Budel. Budel en Ter Apel zijn de twee Collectieve Opvang Locaties (COA). Elke asielzoeker moest langs Ter Apel of Budel. Het bestuursakkoord tussen de gemeente en het COA loopt af in mei dat jaar. Niet verlengen zou nationaal veel problemen opleveren, maar de gemeenteraad van Cranendonck beslist daarover. Ook maakt het nogal uit of de capaciteit uitkomt op tweeduizend of nul asielzoekers. In Budel wonen ongeveer drieduizend mensen. Ik ben de vierde projectleider – dan weet je het wel. Binnen enkele weken moet ik met een oplossing komen, anders ‘liggen straks mensen in slaapzakken in een weiland’, met de bijbehorende krantenkoppen.

Koste wat kost wil ik toestanden voorkomen zoals in Steenbergen, waar in een sporthal voorstanders van het opvangen van vluchtelingen grof werden uitgejouwd. Overigens waren dat vooral mensen van buiten Steenbergen.

Het is complex. Nieuwkomers veroorzaken soms meestal onbewust kleine overlast. Ze weten niet hoe het licht van hun leenfiets werkt of lopen midden op de weg omdat ze denken dat in de slootjes langs de berm levensgevaarlijke slangen schuilen – dat soort werk, met een repeterend karakter, omdat de mensen telkens komen en gaan. En ze kijken soms wat lang ergens naar binnen. Budelse woningen zijn namelijk buitengewoon interessant en de gordijnen staan meestal uitnodigend open.

Tegelijkertijd is het dorp gewend aan buitenlanders in de Nassau-Dietzkazerne, voorheen Duitse militairen en daarvoor ook al vluchtelingen. Hun komst brengt bovendien economisch voordeel. Duidelijk is eveneens dat de mensen echt mee willen praten en denken. Natuurlijk over hun eigen problemen, het naar binnen kijken en de uit staande fietslichten die geturfd worden, maar ook over die van de asielzoekers. Want ideeën hebben de mensen in het dorp volop – mensen van de hengelclub, van de carnavalsvereniging tot chique architectenbureaus, van alles komt langs. Sommige van die opvattingen besluiten we uit te werken in scenario’s, gebaseerd op respectievelijk de aanwezigheid van tweeduizend, vijftienhonderd, vijfhonderd en nul asielzoekers.

Die worden vervolgens voorgelegd aan het college van B&W en daarna aan de gemeenteraad. Met argusogen wordt het proces gevolgd door hotemetoten en knechten uit de hogere gremia bij COA, provincie en Rijk. Onderwijl werken we hard met betrokken en gemotiveerde ambtenaren en COA-mensen ter plaatse aan de scenario’s. In april worden ze opgehangen in de raadzaal en houden we drie avonden: één voor omwonenden (zonder Jeroen Smit), één voor iedereen die zich in het debat heeft gemengd (briefschrijvers, publicisten in de lokale weekkranten, mensen die op sociale media iets inbrachten, mensen die de burgemeester willen uitschelden, maar het met mij moeten stellen) en een G-1000-avond. Dat is een beproefde manier van burgerparticipatie uitgedacht door de Vlaamse schrijver David Van Reybrouck. Door steekproefgewijs uit de bevolkingsadministratie duizend burgers (in dit geval driehonderd) te lichten en uit te nodigen om hun visie te geven, krijg je vaak andere inzichten mee dan als je de standaardinsprekers over een onderwerp bevraagt.

Een paar weken later volgt een raadsdebat. De drie avonden hebben hun vruchten afgeworpen en de geesten blijken rijp voor een capaciteit van tweeduizend. Door politiek gehannes komt het uit op vijftienhonderd. In Den Haag haalt men opgelucht adem. De staatssecretaris is geheel vrijwillig bij de ondertekening en complimenteert de betrokkenen. Geen journalist te bekennen tijdens het debat of het ondertekenen, behalve een verslaggever van het Eindhovens Dagblad en filmmaakster Ellen Davids die een mooie documentaire maakt over dit proces in het dorp waar ze opgroeide.5 Geen schreeuwers in een sportzaal is geen nieuws, zo leert een belrondje.

Nu, jaren later, is het krediet van Budel gespendeerd: de langere termijn is buitenspel gezet, gebeurtenissen in de derde tijdlaag bepalen wederom het discours. Zo weet niemand raad met de ‘veiligelanders’, die nooit een verblijfsvergunning zullen krijgen, maar wel recht hebben op een procedure. Ze veroorzaken veel weerstand door overlast en criminaliteit buiten het AZC.6

Over wat binnen de poorten van het AZC gebeurt, bestaat geen collectief overdraagbaar geheugen. Dat wil het COA en daarvoor moet je tekenen. Vannacht heb ik dat gesublimeerd door een droom. Ik reed rond in een beveiligde auto op een oud kazerneterrein. We reden langs een veldje waar een scène uit The West Side Story werd gerepeteerd. Het plot was eenvoudig: wit slaat zwart en andersom. Het veldje lag bezaaid met takken die als slagwapens dienden voor de meppende testosteronbommen. Langzaam reden we verder en toen, opeens, bevonden we ons midden in het strijdgewoel. Ik wilde uitstappen om ‘iets te doen’. ‘Blijf zitten,’ zei de chauffeur, terwijl hij de ruitenwissers aanzette om het bloed van de voorruit te vegen. ‘Ze pakken je als je uitstapt.’ Ik had mijn hand op de klink van het portier, dat al een beetje openstond en verder werd opengetrokken, toen ik gillend ontwaakte.

Overstromingen, droogte en oorlog zullen migratiestromen blijven veroorzaken. Toch blijven onze bestuurlijke oplossingen ad hoc, hopeloze momentopnames, tijdsbepaald en onderdeel van de geschiedenis van losse gebeurtenissen, waar het politieke opportunisme hoogtij viert. De visie van Hilda Verwey-Jonker is na dertig jaar nog steeds actueel. Emigratiegolven, al eeuwenlang een constant en structureel verschijnsel, laten zich niet wegwimpelen als incidenten.

Richt de samenleving in op migratie. Al is het maar uit maatschappelijk egoïsme, omdat we momenteel demografisch zelfmoord plegen. Je hoeft geen technische wiskunde te hebben gestudeerd om te beseffen dat over ruim twee decennia ongeveer de helft van de Europeanen boven de vijfenzestig is. Wie doet het werk dan? We weten nu al hoeveel mensen er dan bij komen op de arbeidsmarkt, zo ongeveer de baby’s en peuters die de afgelopen drie, vier jaar zijn geboren. Dat is niet genoeg. Kijk dan eens naar de mensen van We Are Here. Die gaan nergens heen. Ze willen hier legaal werken. Betalen ze ook belasting.

Soms maakt migratie iemand gelukkiger. Laten we in de drietrapsmotor van de tijd van structuren, conjuncturen en gebeurtenissen, weer afdalen naar het individu op een curieuze plek.

Jarenlang gaan mijn vrouw en ik op vakantie naar een plek in Menton precies op de Frans-Italiaanse grens aan – daar is-ie weer – de Middellandse Zee. Ik heb in Italië gewoond, zij in Frankrijk. Zo komen we allebei aan onze trekken, voor mijn espresso loop ik even naar Italië. Vanaf het balkon hebben we volop gelegenheid de schijnbewegingen rond de vluchtelingen te observeren en te analyseren. Ze zeggen dat Ventimiglia, de Italiaanse buurgemeente van het Franse Menton, een verzamelplaats is van gestrande vluchtelingen. Klopt, maar niet altijd omdat ze niet verder kunnen. Ventimiglia heeft een ander politiek klimaat dan het extreemrechtse Menton, waar meer dan de helft van de mensen op Marine Le Pen stemt. Het verschil is barmhartigheid.

Terwijl Frankrijk wel degelijk valt te bereiken als vluchteling. Wekenlang, uur na uur, jaar na jaar, zien mijn vrouw en ik Afrikanen Frankrijk in lopen. Meestal ook op z’n Afrikaans, langs het spoor, maar ook via de drukbezette douane- en gendarmeriekantoren beneden aan de boulevard en wat meer naar boven op de Basse Corniche. Tot die ene onvoorspelbare dag, om de zoveel tijd, dat de Franse diensten het op hun heupen krijgen en iedereen oppakken. Busjes met sirenes en zwaailichten rijden die dag af en aan. 7

Aan de Italiaanse kant pakken ze alleen af en toe een eenzame pechvogel op die langs de weg scharrelt. Aan de barmhartige kant hebben ze ook een ritueel. Italiaanse actievoerders zetten aan de boulevard een stuk stoep af met linten, nauwelijks zichtbaar tussen de talloze gestrande campers die Menton ironisch genoeg net als de asielzoekers niet in mogen (campers zijn daar verboden vanwege landschapsvervuiling.) Dan laten ze het vak vollopen met opgetrommelde Afrikanen, die spandoeken in hun handen gedrukt krijgen. De hele dag schreeuwen de Afrikanen dat hun onrecht wordt aangedaan, omdat ze Frankrijk niet in mogen, terwijl even verderop tientallen lotgenoten ongestoord de grens overlopen – als de Fransen hun razziadag tenminste niet dan hebben gepland. Naast het vak staan de actievoerende Italianen met megafoons. Met datzelfde hoge niveau van organisatie als de actievoerders in de Bijlmer in de Vluchtgarage, met dezelfde kleding, dezelfde blik, dezelfde actievoerderstaal uit de jaren tachtig. Als ik de activisten wijs op het absurde van de situatie, hoor ik weer de taal van uitsluiting en verkettering van iedereen die in hun ogen niet links of anarchistisch genoeg is. In die energieslurpende gesprekken heb ik geen zin meer. Ik gun ze hun commedia ­dell’arte.

Het is weer razziadag als een jongen vlak voor me de straat over sprint, net voordat een busje van de Franse ME met zwaailichten langs scheurt. Hij duikt weg achter een muurtje en is duidelijk bang dat ik hem verlink. Uit ervaring weet ik dat het volgende busje gelijk weer kan langskomen. Een wirwar aan trappetjes loopt omhoog en dan bovenlangs naar de stad. Daar rijden meestal geen politieauto’s. Ik wijs hem met een kort maar voor hem wellicht levensbepalend handgebaar, een draai met mijn handpalm slechts, naar een aan het zicht onttrokken overwoekerde trap. Hij rent die trap op en verdwijnt vlak voordat er weer een auto gevuld met epauletten gierend de bocht om komt.

Zijn angstige gezicht zie ik nog weleens voor me. Misschien is hij nu dokter in een Frans ziekenhuis of helpt hij oude van dagen in een verzorgingstehuis. Of ik loop morgen naar de supermarkt en zie hem voor de deur staan, met een stapeltje daklozenkranten.

NOTEN

1 ‘Dode man uit water Nassaukade was bewoner Vluchtkerk’, Het Parool, 5 juni 2013; Simone van de Pol, ‘Dood maar gelukkig niet naamloos meer’, Het Parool, 8 juni 2013.

2 Fernand Braudel zette de theorie van de tijdlagen uiteen in drie werken: Les structures du quotidien. Le possible et l’impossible, Les jeux de l’echange en Le temps du monde (alle drie verschenen in 1979).

3 Erwin van de Pol (red.) Woonmilieu in perspectief. De kwaliteit van de gebouwde omgeving in de toekomst (Delwel; 1991).

4 Hilda Verwey-Jonker, ‘Woningbouw in een veranderende samenleving’, in: Erwin van de Pol (red.) Woonmilieu in perspectief. De kwaliteit van de gebouwde omgeving in de toekomst (1991; Delwel), p. 15-24.

5 Os Buul, https://www.2doc.nl/documentaires/series/2doc/2017/juni/os-buul.html

6 Martin Kuiper en Romy van der Poel, ‘Jonge Marokkaanse asielzoekers: de straatjongens van Europa’, nrc Handelsblad, 20 november 2020.

7 Een korte, maar gedegen inspectie van de situatie en een paar gesprekken leren dat op dit moment, midden juli 2022, de grens door de Fransen volledig wordt gecontroleerd en asielzoekers hun toevlucht moeten nemen tot ezelpaadjes in de bergen. Het enige gaatje zit op Basse Corniche, waar een continue stroom motorjochies onder het oog van de gendarmarie sigaretten in Italië koopt en weer binnen een paar minuten naar het vaderland terugkeert.