De wolken in

‘Who the fuck is Camer Abe Waking?’

‘Wat?’

‘Dat staat daar, man,’ zegt Logan en hij wijst naar een bordje voorin de bus. Logan is me aan het dollen: er staat één woord, camerabewaking. Ik heb geen idee wat het betekent, maar herken ‘camera’ en het plaatje. Ze zullen ons wel in de gaten houden. Waarschijnlijk zien ze nu hoe Alan en Thom op de bank voor ons gretig kijken naar twee blonde Nederlandse meisjes. Het is hartje zomer, maar ze dragen rokken tot aan hun knieën.

‘Hier zijn het niet van die sletten,’ zegt Logan zachtjes, ‘Dutch girls have style, mate.’

‘Yeah, right,’ zeg ik, maar het sarcasme gaat verloren omdat de bus stopt en de chauffeur iets mompelt over the Dam Square. Fuck, dit is waar we moeten zijn, dus we stappen uit: Alan, Thom, Derrick, Connor, Logan en ik. We zijn hier eerder geweest, en daarom zijn we hier weer. In deze stad rookte ik m’n eerste joint. Ik liet me overhalen, maar man, wat was dat spul goed. Ik denk er nog steeds aan, elke keer als we die inferieure shit van dikke Richy uit Everton roken. Richy wil niet dat Connor en ik voor zijn winkeltje blowen, omdat hij tien kleuren schijt voor de politie. Maar het liefst staan we daar voor zijn afgebladderde supermarktje naar de penseelstreken van de vroege avondhemel te kijken, achter het scherm van onze rook, en hebben we het over Amsterdam.

Even later zitten we in een coffeeshop. Derrick doet grappig en bestelt een koffie. We beklimmen de trap naar boven, vanwaar je uitzicht hebt over een gracht. Connor steekt een joint op en geeft hem door. Alan zegt dat hij gehoord heeft dat pooiers regelmatig ontevreden werkneemsters in de grachten dumpen en dat er dus overal in de stad dode hoeren in het water liggen.

‘Als die hoeren dood zijn, gaan ze toch drijven, idioot,’ zegt Logan.

‘Hangen ze er toch een steen aan,’ zegt Alan, maar hij is zelf ook niet overtuigd.

Ik probeer een knipoog uit te wisselen met Connor, maar hij is stil en stoned. Thom geeft de joint door en ik neem een trekje. De warmte stroomt mijn longen binnen en stijgt naar mijn hoofd en ik denk: dit is nog maar het begin.


De dag is een waas, getekend door onze rookpotloden die onophoudelijk blijven kleuren. We zoeken een tijdje naar the Dam Square maar we vinden het niet terug. Volgens Logan zijn we er al geweest en is het niet de moeite waard. Maar Alan vindt opeens dat we geen enkele highlight van Amsterdam mogen missen en wordt driftig. Hij wordt later vast en zeker zo’n vent die als een zenuwpees door elke stad rent waar hij komt, met een lijstje in zijn hand van de plekken waar hij selfies moet nemen. Alles in één dag, dat werk. Net als mijn ouders. Even is er een ruzietje tussen Logan en Alan, dat bijna de wolk in mijn hoofd lek prikt, maar dan zegt Derrick dat de enige highlights die ertoe doen de red lights zijn, en we lachen allemaal een beetje, hoewel misschien meer om Derrick dan om zijn grap. Dan geeft Connor de joint aan Alan, en hij inhaleert diep. Meteen is Alan rustig. Door de hele groep gaat een zucht van opluchting. Connor de Vredestichter grijnst.