Hoe David Jelmorini zijn kijkcijfers terugkreeg

Of hij even voor de deur wil gaan staan. De deur met het getinte glas. En of hij dan zijn voeten wil plaatsen op de twee blauwe rechthoekige stickers op de vloer van lichtgrijs linoleum. Zijn gezicht moet recht vooruit. De dikke agent verschijnt aan de andere kant van de deur en vraagt door het glas aan David: ‘Ziet u mij nu?’ De dikke agent en David kijken elkaar recht aan.

Hij heeft twee keer om contact met zijn advocaat gevraagd. Vriendelijk, niet boos. Een derde keer vragen lijkt David ongepast, misschien zelfs verdacht.

‘Bij ons is iedereen gelijk en geen haar beter,’ had de andere agent eerder gezegd met een veelzeggende blik die David slecht verdragen kon. Als hij gewoon zou meewerken, had deze agent gezegd, dan hoefde die advocaat van hem waarschijnlijk niet eens meer te komen. Tegen die tijd zou hij allang weer thuis op de bank zitten. Bij zijn vrouw en kinderen.

Hij hoeft alleen wat simpele vragen te beantwoorden, wordt hem keer op keer verzekerd.

‘Wij trekken uw verhaal even na en dan staat u binnen no time weer op straat. Als alles klopt, natuurlijk.’

David Jelmorini weet dat hij te allen tijden vriendelijk moet blijven. Meewerkend, sociaal, begripvol. David Jelmorini is televisiepresentator. Sommigen van zijn collega’s zeggen dat ze in de entertainment business zitten. Ze zeggen dat mensen entertainen hun belangrijkste drijfveer is. David heeft een hekel aan dat woord. Entertainen. Alsof hij soms een paaldanseres is in een nachtclub. Een logge leeuw die door een brandend hoepeltje springt. Nee, David is presentator. Aardig gevonden worden, dat is zijn vak. In zijn beginjaren als presentator was hij de meest geliefde man op de televisie in heel California. Hij was toen eind dertig en als zijn dagelijkse actualiteitenprogramma op prime time begon, was het stil op straat.

Nu staat hij zwijgend voor de deur met het getinte glas op twee blauwe rechthoekjes. Zijn gezicht recht vooruit. De dikke agent vraagt nog eens: ‘Ziet u mij?’ David vraagt zich af of het een leugentest is en antwoordt – terwijl hij naar de neus van de dikke agent staart – dat hij hem kan zien.

‘Je moet het licht uit doen aan jouw kant,’ roept de andere agent over Davids schouder.

De dikke agent verdwijnt daarop uit Davids zicht, blijkbaar op zoek naar een lichtschakelaar. David concludeert dat elke plek waar mensen met elkaar moeten samenwerken een georganiseerde puinhoop is. Het succes van de organisatie wordt medebepaald door het vermogen om de puinhoop zo goed mogelijk aan het publieke oog te onttrekken. Dat is voor politieagenten, rechters en neurochirurgen niet anders dan voor televisiemakers. De dikke agent staat weer voor hem en vraagt licht geërgerd aan de andere agent waar de schakelaar zit.