In 2026 vieren de Verenigde Staten hun 250-jarig bestaan. Op 4 juli 1776 werd de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring aangenomen, met de 33-jarige Thomas Jefferson als hoofdauteur. Hij had 1340 woorden nodig, maar het draait vooral om deze ene zin: ‘De geschiedenis van de huidige koning van Groot-Brittannië is een geschiedenis van herhaalde misstanden en usurpaties, die allemaal als direct doel hebben het vestigen van een absolute tirannie over deze Staten.’ Bevrijding van dwingelandij was het hoofdmotief voor de opstand tegen de Britse koning George III.
Jefferson kwam uit Virginia, met de erenaam The Old Dominion, omdat het de oudste kolonie was in Amerika en altijd het meest gezagsgetrouw was geweest aan de Engelse koning. Die tijd was nu voorbij. Virginia draagt sindsdien op de vlag de afbeelding van de Romeinse godin Virtus, triomferend boven een neergevallen tiran – met onder de tekst ‘Sic Semper Tyrannis’ (Zo vergaat het altijd tirannen). Volgens de overlevering waren dit de woorden van Brutus toen hij Julius Caesar de fatale steek toebracht. De symboliek is evident. Virginia identificeerde zich met Brutus – als verdediger van republikeinse vrijheid tegen een Britse Caesar in de persoon van koning George III.
Julius Caesar van William Shakespeare was in koloniaal Amerika een van de meest geliefde toneelstukken. Caesar had zich door de wankelmoedige Senaat laten uitroepen tot dictator perpetuo (dictator voor het leven). Brutus, verscheurd tussen zijn vriendschap met Caesar en zijn liefde voor de Republiek, besluit samen met een aantal andere senatoren Caesar te doden om diens dictatuur te voorkomen. ‘Et tu, Brute?’ zegt Caesar zoals bekend als hij neerzakt, met als repliek van Brutus: ‘Not that I loved Caesar less, but that I loved Rome more.’
In On Revolution (1963) merkt Hannah Arendt op: ‘Zonder het klassieke voorbeeld zouden geen van de mannen van de revoluties, aan weerszijden van de Atlantische Oceaan, de moed hebben gehad voor wat toen een ongekende daad was.’ Historicus Carl J. Richard voegde in The Founders and the Classics (1994) daaraan toe: ‘Als er één culturele bron ten grondslag lag aan de republikeinse revoluties van de achttiende eeuw, dan was het wel het oude Rome – het republikeinse Rome – en de waarden die voortkwamen uit zijn geschiedenis.’
De Founding Fathers zagen zich in de traditie van de translatio imperii. Het ging hen echter niet om de overdracht van keizerlijke macht, maar om het herstel van het republikeinse ideaal. Richard schrijft: ‘In Cicero vonden zij hun morele gids, in Polybius hun constitutioneel model van checks and balances, en in Tacitus de waarschuwing voor de ongeremde macht van incompetente en corrupte keizers.’
Net als het vroege Rome waren de dertien Amerikaanse koloniën boerensamenlevingen*, gebaseerd op eenvoud, zelfdiscipline en plichtsbesef. Zoals de Amerikaanse kolonisten zich verzetten tegen koning George III, verdreven de Romeinen in 509 v.Chr. de Etruskische koning Tarquinius. Zij creëerden een revolutionair bestuursmodel: de res publica (‘zaak van het volk’). Er waren verkiezingen, tijdelijke ambtstermijnen, vreedzame machtswisselingen, een verdeling van macht tussen consuls, senaat en volksvergaderingen, een rechtsorde gefundeerd op geschreven wetten (Twaalf Tafelen) en ongeschreven regels (mos maiorum), respect voor instituties en tradities, religieuze tolerantie en een vrije debatcultuur. De Romeinse Republiek had maar liefst 482 jaar bestaan, dus bijna twee keer zo lang als het huidige Amerika.
In 1787 kwamen 55 afgevaardigden bijeen in Philadelphia om zich te beraden over een federale grondwet. Op de laatste dag van de constitutionele vergadering werd dr. Benjamin Franklin bij het verlaten van het Pennsylvania State House (later omgedoopt tot Independence Hall) aangesproken door de prominente influencer Elizabeth Powell. Nieuwsgierig naar het resultaat van de besloten beraadslagingen vroeg zij: ‘Well, Doctor, what have we got? A republic or a monarchy?’ Franklin antwoordde met de fameuze woorden: ‘A republic – if you can keep it.’
De Amerikaanse Grondwet is tot op de dag van vandaag de oudste nog geldende grondwet ter wereld. Het werd nadien een inspiratiebron voor menige republiek zoals Frankrijk, Mexico, Argentinië, Liberia, de Weimar-republiek, het naoorlogse Duitsland en Japan. Een moderne democratische rechtsstaat was de jonge Amerikaanse natie overigens niet – zoals de Romeinse Republiek dat ook niet was. De werkelijke macht lag bij een elite van rijke mannen. Vrouwen hadden doorgaans weinig te zeggen, mensen zonder bezit nog minder, en de tot slaaf gemaakte personen waren zo goed als rechteloos.
De historicus Garry Wills prijst de eerste president, George Washington, in zijn boek Cincinnatus: George Washington and the Enlightenment (1984) als toonbeeld van onzelfzuchtig leiderschap die de prille republiek institutionele stabiliteit bracht. Washington weigerde een Caesar te worden, maar werd in plaats daarvan een Cincinnatus. Deze was in 458 v.Chr. als gepensioneerd staatsman bezig zijn akker te ploegen toen hij als militair bevelhebber werd opgeroepen en tijdelijk benoemd werd tot dictator. Na het behalen van de overwinning legde hij zijn ambt neer en keerde terug naar zijn boerderij.
Washington legde in 1783, na de overwinning in de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog, op soortgelijke wijze zijn militaire commando neer en trok zich terug op zijn landgoed Mount Vernon. Later aanvaardde hij met tegenzin het presidentschap, dat hij na twee termijnen vrijwillig neerlegde – een precedent dat tot aan Franklin D. Roosevelt werd gevolgd. In zijn afscheidsrede waarschuwde hij dat partijstrijd de Republiek kon splijten.
Mercy Otis Warren, chroniqueur van de Amerikaanse Revolutie, voorspelde dat het ‘niet veel jaren zou duren voordat Amerika zou ontdekken dat zij in haar schoot haar Caesars en Catilina’s droeg.’ Nadien is bijna elke president die iets voor elkaar probeerde te krijgen, van links of rechts, beticht van ongrondwettelijke machtstoe-eigening: Andrew Jackson (de ‘Napoleon van de Nieuwe Wereld’), Lincoln (door het hoofd geschoten door Shakespeare-acteur John Wilkes Booth), FDR (New Deal-programma en vier termijnen), Johnson (Vietnam-oorlog), Nixon (Watergate), George W. Bush (Patriot Act en de invasie van Irak), Obama (Affordable Care Act en een moeizaam opgeduikeld geboortecertificaat) en Biden (gestolen verkiezingen en daarna niet al te wakker).
In 2017 kwam het Public Theater in New York met een eigentijdse versie van Shakespeares Julius Caesar. Caesar had een geblondeerde haardos, een open blauw jasje, een wit overhemd en een te lange rode stropdas. Zijn vrouw was een langbenige modepop met een Slavisch accent, en in een scène zit Caesar te twitteren vanuit een gouden badkuip.
CNN-boegbeeld Fareed Zakaria prees de voorstelling op Twitter: ‘Als je in New York bent, ga dan naar Julius Caesar in Central Park, gratis te zien en briljant geïnterpreteerd voor het Trump-tijdperk. Een meesterwerk.’ Fox News zette een illegaal opgenomen filmpje van de moordscène online met als commentaar: ‘De elite van Manhattan juicht als president Trump in Central Park wordt neergestoken.’
De National Endowment for the Arts – toen al door Trump genomineerd om te worden afgeschaft – ontkende terstond iedere betrokkenheid. Delta Air Lines en de Bank of America trokken zich schielijk terug als sponsor. De regisseur, Oskar Eustis, ontving doodsbedreigingen en kreeg politiebescherming. Die verdedigde de productie met de uitleg dat het stuk juist waarschuwt voor politiek geweld. Hij verklaarde: ‘Julius Caesar gaat over hoe kwetsbaar een democratie is. De instituties waarmee wij zijn opgegroeid, die wij hebben geërfd uit de strijd van generaties voor ons, kunnen in een oogwenk worden weggevaagd.’ Zijn sympathie lag bij Brutus en diens medestanders, maar zij hadden de verkeerde weg gekozen. De moord op Caesar leidde immers tot nog meer chaos en verdeeldheid: ‘Degenen die proberen de democratie te verdedigen met ondemocratische middelen betalen een verschrikkelijke prijs en vernietigen precies datgene wat ze proberen te redden.’
Jefferson was de derde Amerikaanse president. Na twee termijnen trok hij zich terug in zijn zelf ontworpen neoklassieke buitenverblijf Monticello. Met 140 tot slaaf gemaakten en een enorme voorraad Franse wijn had hij een comfortabele oude dag. Wat hem vooral gelukkig maakte, was dat hij geen kranten meer las, maar alleen nog klassieke literatuur. Aan John Adams, zijn oude politieke rivaal maar later penvriend, schrijft hij dat hij de brieven van Cicero aan het herlezen is: ‘Ze ademen zonder twijfel de zuiverste uitingen van een verheven patriot, waartegen Caesar in een afschuwelijk contrast afsteekt als moordenaar van de republiek die van generatie op generatie was doorgegeven.’ Caesar was echter niet het ware probleem, hij was slechts het symptoom van een failliet politiek systeem, aldus Jefferson. De hele Republiek was ‘doordrenkt van corruptie, zelfzucht en omkoopbaarheid’, en er was niets wat ‘grote en deugdzame mannen’ als Cicero, Cato en Brutus nog konden doen om het tij te keren.
De Amerikaanse Nobelprijswinnaar Bob Dylan zei ooit in een interview dat als hij alles nog een keer over mocht doen hij leraar zou worden in de vakken theologie en klassieke geschiedenis, om Amerika beter te leren kennen. Een universiteitsdocent had hem ooit voorgehouden: ‘Als je de geschiedenis van het oude Griekenland leest, begrijp je alles over Amerika. Niets wat hier gebeurt, zal je nog verbazen. En zodra de Romeinen ten tonele verschijnen, zal niets in Amerika je nog versteld doen staan.’
* De dertien oorspronkelijke Amerikaanse koloniën waren Virginia (de oudste, meest bevolkte en economisch belangrijkste kolonie), Massachusetts, New Hampshire, Maryland, Connecticut, Rhode Island, Delaware, North Carolina, South Carolina, New York, New Jersey, Pennsylvania en Georgia. In 1776 verklaarden zij zich onafhankelijk van Groot-Brittannië en vormden ze de basis van de Verenigde Staten.