Recensentenstorm – On line addendum 25-10-2016

Philip Huff

Op 19 oktober jl. verscheen in Hollands Maandstuk mijn stuk ‘Recensentenstorm’, over de recensiecultuur bij de kranten in Nederland. Een deel van het stuk ging over Arie Storm, literair recensent van Het Parool. Dit deel handelde eerst over zijn recensie-stijl, en daarna over zijn opvallende voorkeur voor boeken van uitgeverij Querido, waar zijn vrouw Josje Kraamer werkzaam is als redacteur.

Het stuk kreeg veel reacties, via de sociale media en via de mail. Veel reacties kenden dezelfde, bijna opgeluchte toon: eindelijk wordt deze kwestie eens geboekstaafd. Blijkbaar was meer mensen opgevallen dat Storm in zijn recensies schril en onbeschaamd kan zijn terwijl hij ook een structurele neiging heeft jubelrecensies te schrijven over boeken van uitgeverij Querido (en, zij het in mindere mate, over die van uitgeverij Prometheus, waar hij zelf publiceert).

Er waren ook tegenwerpingen.

Een daarvan was de interessante reactie van Jamal Ouariachi, auteur bij Querido. Ouariachi stelt in een reactie op zijn blog drie dingen. Ten eerste, dat ik een fout maakte door Miquel Bulnes als Querido-auteur te bestempelen terwijl hij publiceert bij Prometheus. Inderdaad een fout, waarvoor mijn excuses. Ten tweede betoogt Ouariachi dat mijn ‘wetenschappelijke’ aanpak niet deugde (ik turfde hoe de sterren die drie vooraanstaande recensenten gaven over een periode van anderhalf jaar verdeeld waren over verschillende uitgeverijen), omdat ik mijn ‘dataset’ niet meestuurde. Welnu, die dataset bestaat uit alle recensies van Arie Storm, Arjan Peters (de Volkskrant) en Arjen Fortuin (NRC Handelsblad) uit de periode tussen mei 2012 en november 2014, opgevraagd via de ‘krantenbank’ van de archiveringswebsite LexisNexis. Iedereen kan (al dan niet via bibliotheek of universiteit) zelf de zoekopdracht herhalen en kijken wat de cijfers zijn (voor het gemak heb ik het Excelbestand met mijn geturf over Storm, Peters en Fortuin op mijn site gezet). De derde tegenwerping gaat over het aspect van literaire kwaliteit, waar ik later op terugkom.

Het is goed dat Ouariachi om de dataset vroeg, want ik bleek een paar rekenfoutjes te hebben gemaakt bij het opstellen van de gemiddelden. Leest u even mee: Storm recenseerde in bovengenoemde periode volgens mijn telwerk 68 keer een werk van Nederlandse fictie, met een gemiddelde van 3 sterren. Van de Bezige Bij waren dat twaalf – niet elf – boeken met een gemiddelde van 2,8. Van Prometheus waren het er tien met een gemiddelde van 3,0. En bij Atlas|Contact was het gemiddelde voor veertien boeken 2,9. (Deze gemiddelden zijn dus lager dan de 3,3 en 3,5 die ik eerder noemde.) Alleen Querido steekt met 47 sterren voor 11 boeken daar ver boven uit, met een gemiddelde van 4,2 ster.

Dit zijn de gemiddelden, de scheefheid in de verdeling blijft ook opmerkelijk: Storm geeft aan boeken van Querido vijf keer vijf sterren terwijl Arjan Peters van de Volkskrant en Arjen Fortuin van NRC Handelsblad dat in al hun recensies opgeteld maar één keer doen (een groot verschil, dat ik ‘significant’ noemde). Voorts gaf Storm aan boeken van Querido drie keer vier sterren en twee keer drie.

In mijn stuk zat op dit punt nog een tikfoutje: ik schreef dat Stom drie keer twee sterren gaf aan Querido-boeken, en ‘nooit ging hij lager’. Dat moest dus zijn: twee keer drie. En nooit ging hij lager (in totaal geeft Storm meer dan zesentwintig boeken die niet bij Querido verschenen twee sterren of één ster, tezamen meer dan een derde van het totaal). Dit staat haaks op Storms opmerkingen dat hij zelden Queridoboeken bespreekt en dan ‘altijd negatief’. Het ondersteunt des te scherper wat al duidelijk te zien was: Storms verdeling van sterren leunt sterk naar uitgeverij Querido – en ook lichtelijk naar Prometheus, met vijf keer vier sterren, de uitgeverij waar zijn eigen romans verschijnen.

Storms verdeling van zijn loftuitingen kent daarmee twee ‘pieken’ in het landschap van uitgeverijen van Nederlandse literatuur. De sterrenverdeling van Peters en Fortuin is veel gelijkmatiger (deze twee recensenten delen zelfs een piek van driesterrenrecensies voor de Bezige Bij; Peters waardeert drie boeken van Querido met 4 sterren). In sommige tegenwerpingen werd mijn conclusie dat Storm een voorkeur heeft voor boeken van Querido en Prometheus ‘tendentieus’ genoemd. Mij lijken de cijfers voor zich te spreken: Het gaat hier niet om een of twee recensies maar om bijna zeventig recensies over een periode van meer dan twee jaar.

Een andere opmerking (door Bart Temme op de literaire website Tzum) luidde dat ik Storm beschuldig van nepotisme. Ik beticht Storm nergens van. Ik zeg slechts: wie getrouwd is met een fictieredacteur van een grote Nederlandse uitgeverij moet geen fictie bespreken in de krant, of in elk geval niet van de uitgeverij waar je partner werkt.

De dataset is glashelder: Storm houdt van de boeken die zijn vrouw uitgeeft. Dat is heel fijn voor hem. En voor haar. Alleen: gezien de verhoudingen kun je die boeken niet in de krant bespreken. (Net zomin als dat je boeken van je ‘eigen’ uitgeverij kunt bespreken.) Dat is geen beschuldiging, maar een opvatting over beroepseer. Noem het journalistieke ethiek of recensentenmoraal.

Ik verwacht niet dat Het Parool iets doet met deze opvatting, want Storms aanpak is niet eens een publiek geheim, het is in literaire kring iets als ‘common knowledge’, zo merkte ik aan veel reacties die ik kreeg. Dat zal wel, maar ik wilde het gezegd hebben. (De weblog ‘Lezeres des Vaderlands’ telt elke week de verdeling van het aantal man/vrouwrecensies in de boekenbijlagen: m/v, altijd 70/30, iedereen lijkt het te weten, er verandert niks. Maar wat te doen? Maar weer stoppen met tellen?)

Als derde tegenwerping wijst Ouariachi op zijn blog ten slotte op het aspect van literaire kwaliteit met zijn opmerking dat zijn roman van andere recensenten ook vijf sterren kreeg. Dit is een belangrijk punt: ik wilde met mijn stuk helemaal niet beweren dat boeken die van Storm vijf sterren krijgen ‘slecht’ zijn – ik wilde alleen iets zeggen over de geloofwaardigheid van Storms oordeel, en over de schade die twijfels over recensentenmoraal toebrengen aan de recensiepraktijk in brede zin. Het kan heel goed zijn dat uitgeverij Querido een neus voor kwaliteit heeft. Het lijkt me alleen niet aan de echtgenoot van iemand die daar als redacteur werkt om dat in de krant te beoordelen.

(On a side note: Ouariachi zegt dat Querido kwalitatief zeer hoogstaande boeken uitgeeft: hun boeken krijgen immers veel goede recensies krijgen en hun auteurs winnen prijzen. Hij ‘verdedigt’ zo Storms gunstige ballenverdeling voor Querido, en hij meent dat ik verbolgen ben omdat ‘mijn’ uitgeverij De Bezige Bij ‘geen al te best beleid’ voert en daarom dus zo slecht scoort bij Storm. Net zo gemakkelijk als hij gelauwerde Querido-auteurs opsomt, zwijgt hij in alle talen over Bezige Bij-auteurs die recent prijzen wonnen, zoals Maartje Wortel, Stefan Hertmans, Hagar Peeters, Peter Terrin, en Tommy Wieringa – en evenzeer over de zeer lovende recensies die deze auteurs kregen. Het gaat mij echter niet om de kwaliteit van de boeken van Querido of De Bezige Bij, het gaat mij om de kwaliteit en integriteit van de recensentenpraktijk, het gaat mij om de gemakzucht en zelfvergroting van de journalistiek tegenover de literatuur. Wie getrouwd is met een Nederlandse fictieredacteur zou bij een beetje krant geen Nederlandse fictie moeten kunnen bespreken.)

Een onderliggend probleem is uiteraard dat in Nederland niemand onafhankelijk is, en al zeker niet in de literaire wereld (u las bijvoorbeeld al dat Ouariachi’s redacteur de vrouw is van Arie Storm). Het gaat er juist dan om dat recensenten, schrijvers en uitgeverijen de connecties zo professioneel mogelijk houden, om het literaire domein zoveel mogelijk te vrijwaren van de geuren van inteelt en favoritisme die wij in andere maatschappelijke domeinen zo hekelen. Daarom sloeg de reactie van Ouariachi ook zo de plank mis: hij postte op zijn blog een foto van Joost de Vries en mij, en stelt insinuerend: de criticus Joost de Vries bij Huff thuis. Die foto werd gemaakt toen De Vries als docent van de VU langskwam met zijn studenten, om mijn werk te bediscussiëren. Het onderschrift had dus moeten zijn: VU-docent Joost de Vries bij Huff thuis. Joost is overigens ook wel eens privé bij mij geweest en dat was erg gezellig, maar daar zijn geen foto’s van. Er is wel bewijs van zijn beroepseer: hij heeft mij nooit gerecenseerd.