De taal der flappen

From the book depository

Sneu, zielig of heroïsch, dat is de vraag. Nu ja, die vraag begint doorgaans als een gevoel van zelftwijfel dat opkomt wanneer men zich in de krant worstelt door kolommen vol ‘branded content’, oftewel duurbetaalde pr-prietpraat die doet verlangen naar dat goeie oude nepnieuws. Zij zwelt echter steevast langzaam aan, en na een katern of wat bespringt de vraag de krantenlezer pas daadwerkelijk wanneer die uiteindelijk stuit op wat ooit een boekenbijlage was. Sneu, zielig of heroïsch – dat probleem ligt dan opengevouwen op tafel, maar is niet eenvoudig op te lossen.

Misschien is er inderdaad wel iets verdrietigs aan de tegenwoordige boekenbijlages. Om te beginnen zijn het geen bijlages meer; in de papieren krant zijn de pagina’s met boekrecensies meest weggestopt in mediakaternen, en in de digitale krant zijn stukken over boeken al helemaal gezonken in de hiërarchie van scrollen langs en klikken op luidkeelse koppen, human interest, columns van cabaretiers, en gekissebis over wat ‘we’ dan toch ‘moeten’ met ‘onze’ identiteit.

Misschien is er anderzijds ook wel iets heroïsch aan de boekenbijlages. In hun uithoekjes houden ze dan toch maar stand in een tijd waarin twintig tot vijfentwintig procent minder boeken worden verkocht dan tien jaar geleden, waarin het boek in het hoger onderwijs vrijwel geheel vervangen is door digitale snippertje tekst in pdf-formaat (om de ‘leesbelasting’ draaglijk te houden), waarin achttien procent van de Nederlandse 12- tot 18-jarigen volgens internationaal onderzoek ‘laaggeletterd’ is, waarin 39 procent van de kinderen in groep acht niet in staat blijkt een tekst op hun niveau samen te vatten, waarin 19 procent van hen een te lage woordenschat heeft volgens CITO-normen, en waarin op menige universiteit en hogeschool meer dan de helft van de studenten zakt voor de taaltoets.

De eenentwintigste eeuw is een periode van mateloze expansie voor vrijwel alles, maar een tijdperk van cataclysmische krimp voor boekenbijlages. Nog geen dertig jaar geleden bestond het weekblad Vrij Nederland nog, met een volumineuze maandelijkse (en enige tijd wekelijkse) boekenbijlage, die even omvangrijk was als de huidige lifestyle-bijlages van de dagbladen. Twintig jaar geleden had nrc Handelsblad nog twee boekenbijlages (een voor fictie en een voor non-fictie), elk met meer recensies dan wat de drie keer zo dik geworden krant thans bevat.

Het is niet simpel te doorgronden hoe deze ontwikkeling zich laat rijmen met het gegeven dat in diezelfde tijdspanne van één generatie het aantal Nederlanders met een HBO– of universitaire opleiding is verdubbeld van ongeveer achttien naar zesendertig procent van de bevolking. Misschien heeft het iets te maken met het feit dat drieënnegentig procent van de Nederlanders in het bezit is van een smartphone (waarmee ons land de hoogste ‘smartphone penetratie’ ter wereld heeft) en dat Nederlanders gelden als de actiefste twitteraars ter wereld. In elk geval mag het betwijfeld worden of de huidige generatie studenten de boekenbijlages van dertig jaar geleden nog kan begrijpen, en ik betwijfel nog meer of de moderne universiteit hiervan de proef op de som durft te nemen.

Dit alles laat onverlet dat er ook een andere reden is voor de treurnis die de boekenbijlages thans omringt. Zulks blijkt wanneer men een thermometer steekt in de bil van het boekenlandschap door de jaarlijkse lijstjes die de recensenten omstreeks Nieuwjaar maken van de ‘beste boeken van het jaar’ nu eens echt te lezen. Wie dat dit jaar deed, stuitte op een verhelderend verschijnsel. Misschien is het sneu, misschien is het grappig, maar in elk geval is het van diagnostisch belang. Uit de lijstjes blijkt namelijk dat het taalpalet en de woordkeus der recensenten momenteel volledig is versmolten met het taalpalet en de woordkeus van de commerciële aanprijzingen door uitgevers op de achterflappen van hun boeken. Leest u even mee met de fine fleur der Nederlandse recensenten (het is doorbijten, want het gaat om big data, maar de beloning is verpletterend). Bij de recensenten van nrc Handelsblad kon men deze beoordelingen lezen van de werken die werden gekozen tot Boek van het Jaar: ‘weergaloos’ (4x), ‘briljant’ (3x), ‘meeslepend’ (2x), ‘hilarisch’ (2x), ‘heerlijk’ (2x), ‘schitterend’ (2x), ‘scherpzinnig’ (2x), ‘fascinerend’ ‘sprankelend’, ‘bewonderenswaardig’, ‘onweerstaanbaar’, ‘overtuigend’, ‘overweldigend’, ’levendig’, ‘volmaakt’, ‘fijngevoelig’, ‘overrompelend’, ‘wervelend’, ‘geweldig’, ‘glorieus’, ‘verslavend’, ‘onthutsend’, ‘subliem’, ‘caleidoscopisch, ‘onthullend’, ‘schitterend’, ‘prachtig’, ‘geweldig’, ‘boeiend’ (alsook: ‘van a tot z boeiend’), ‘groots’, en dan met meer woorden: ‘de meest verbazende roman van 2018’, ‘schrijnende, bijna wurgende verhalen’, ‘fascinerende on the road novel’, ‘nabokoviaanse roman’, ‘hilarisch en ontroerend’, ‘niets ontziend’, ‘fonkelende zinnen’, ‘soevereine genre-cocktail’, ‘haarscherp tijdsbeeld’, ‘definitieve afrekening’, ‘pijnlijk lucide’, ‘ontroerend en spannend’, ‘genadeloze geschiedschrijving’, ‘nagenoeg perfect’, ‘klein meesterwerk’.

In het weekblad De Groene Amsterdammer kregen de recensenten iets meer ruimte, en die namen ze dan ook. Men kon over de uitverkoren boeken onder meer lezen: ‘boeiend’, ‘onweerstaanbaar’, ‘uitmuntend’, ‘indrukwekkend’, ‘meeslepend’ (alsook: ‘elegant en volkomen meeslepend’), ‘overrompelend’ (alsook: ‘geestig en overrompelend’), ‘fascinerend en verleidelijk’, ‘zowel hilarisch als diep ontroerend’, ‘literatuur in optima forma’, ‘zijn zinnen zijn verslavend’, ‘een hoogtepunt in zijn oeuvre’, ‘zeldzaam hoog niveau’, ‘een meesterlijke roman, het beste wat het afgelopen jaar op Nederlands literair gebied verscheen’, ‘een ongelooflijk mooi kunstwerk dat naar een aangrijpend einde toewerkt en scènes bevat die ik nooit meer zal vergeten’, ‘een boek om langere tijd met je mee te dragen en in ondergedompeld te zijn’, ‘een begenadigd stilist die moeiteloos alle literaire registers beheerst’, ‘zij schrijft de mooiste zinnen van Nederland’, ‘een literaire allure die je niet vaak tegenkomt’, ‘een bundel die ik niet los kan laten; vanwege de on-mooie regels, de onnavolgbare gedachtegang, vanwege de urgentie die uit de overvloed spreekt’, ‘gevoelige stijl en ingetogen lyriek’, ‘sinds ik dit boek een half jaar geleden las, gaat het maar niet uit mijn hoofd’, ‘het einde van dit beeldschone, diepreligieuze boek is van een verbrijzelend intense emotionaliteit, en even zalvend als vernietigend; dit is een boek dat je niet onveranderd kunt uitlezen’, ‘het boek is een monument van genuanceerd literair pacifisme, hard en nietsontziend in wat het aan domheid en agressie toont, maar ook, en daarin schuilt het meesterschap van de auteur, met het effect van een catharsis’.

Denk niet dat het elders bij andere lijstjes van boekrecensenten beter was en minder ‘adembenemend’ alsook ‘hilarisch’. In De Groene Amsterdammer merkte een van de boekenlijstjesmakers ten minste nog op: ‘De waarde van literatuur uitleggen, het blijft tricky.’ En dat is niets te veel gezegd.

Wat ook blijft, is de vaststelling dat de recensenten van onze tijd onversneden flappentaal spreken. Zij putten uit de woordenpraal van pr-medewerkers, zij zijn gevangen in een toon van desperate dienstbaarheid en in een timbre van larmoyante leesbevordering, alsof zij de lezer zien als zo’n onwillige scholier van wie achttien procent ‘ongeletterd’ is. Zo schuifelen de schamele resten van de geletterde klasse zonder veel heroïek nogal sneu door een landschap van betekenisloze verbositeit, op weg naar het einde.