Het lichaam van zijn moeder

Arnon Grunberg

In haar boek The Argonauts schrijft de Amerikaanse schrijfster Maggie Nelson: ‘Een schrijver is iemand die speelt met het lichaam van zijn moeder.’ Ze noemt dan Roland Barthes, Joseph Conrad en Allen Ginsberg.

Of dit voor elke schrijver opgaat, is nu niet aan de orde. Vermoedelijk niet, of je zou de definitie van ‘moeder’ zo ver moeten oprekken dat de betekenis verloren gaat.

Waar het nu om gaat, is dat ik me in dit statement kan vinden. Als ik mezelf definieer als schrijver, eerst en vooral, en pas dan als Europeaan of Nederlander of Duitser of Jood dan wel min of meer heteroseksueel of niet-religieus, dan betekent dit dat ik mij definieer als iemand die speelt met het lichaam van zijn moeder. En daarna komt al het andere.

Ik moet bekennen dat ik Nelsons werk slecht ken, maar deze zin trof mij en liet me niet los. Ik zou willen dat ik hem zelf geschreven had, maar misschien is het beter dat deze zin uit de pen van een schrijfster is gekomen. Dat maakt het statement – voor zover het dat is – minder verdacht. Ik zal dus verder niet ingaan op haar werk of de context waarin zij deze uitspraak deed. Voor nu moet volstaan dat ik gegrepen werd door deze zin – overigens niet de enige zin van haar waardoor ik werd gegrepen – al blijven er een paar raadselachtige kanten aan haar statement dat een schrijver iemand is die speelt met het lichaam van zijn moeder. Zoals dat overigens hoort bij goede zinnen, goede verhalen, goede gedichten en goede romans, daar zitten altijd raadselachtige kanten aan.

Om te beginnen het lichaam. Een schrijver is kennelijk niet iemand die zomaar met zijn moeder speelt, hij speelt met het lichaam van zijn moeder. De lichamelijkheid is cruciaal, de moeder is geen instantie, geen ziel, geen aanwezige of minder aanwezige autoriteit, maar een lichaam waarmee de schrijver, die kind is van deze moeder, aan het spelen is.

Hoe speelt hij daarmee? In zijn teksten, mogen we aannemen.

De teksten van de schrijver zijn zowel het spel als de neerslag van het spel dat gespeeld wordt met de moeder. Interessant overigens dat Nelson drie mannelijke schrijvers noemt als voorbeelden bij haar stelling, maar dat zijzelf vrouw is, alsof zij de rol die de mannelijke schrijver doorgaans speelt, opeist als vrouw.

Laten we dan nu naar Joodse literatuur kijken. Als we de schrijver beschouwen als producent van literatuur, dan kunnen we zeggen dat Joodse literatuur geproduceerd wordt door iemand die speelt met het lichaam van zijn Joodse moeder.

Nu zit er aan dergelijke categoriseringen een onaangename kant. Nederlandse literatuur is literatuur die in het Nederlands is geschreven. Duitse literatuur is literatuur die in het Duits is geschreven. Als we het over Oostenrijkse literatuur hebben, wordt het al ingewikkelder. Oostenrijkse literatuur is literatuur die in het Duits is geschreven door een Oostenrijker. Maar wanneer precies ben je Oostenrijker? Als je een Oostenrijks paspoort hebt? Als je er woont? Als je er hebt gewoond? Als je literatuur doortrokken is van de geur van Oostenrijk? Allemaal nogal subjectieve voorwaarden.