Spelen

Ton Rozeman

Hij zocht haar gezicht in de menigte die uit de sprinter stroomde. Een vrouw – blond, roze shirt – verscheen als laatste, keek om zich heen. Hij zwaaide, ze zwaaide terug. De vrouw liep op hem af, het lange perron over; een bos krullen, overvloedig als de rest van haar lichaam – borsten, buik, heupen, ze deinden in de zomerhitte.

Hij had zich voorgenomen zijn armen wijd te openen en te roepen: ‘Wie komt er in mijn huisje?’ Hij deed het niet.

Ze lachte een zenuwlachje.

‘Kussen we?’ vroeg hij.

Haar blik ging over zijn gezicht, alsof ze niet kon geloven dat hij het was. Toen viel ze hem om de hals, de stof van haar shirt plakte.

‘Papa,’ zei ze.

‘Meisje,’ zei hij. ‘Meisje toch.’

Op straat pakte hij haar warme hand. Door haar slippers kon ze alleen langzaam lopen, bij elke stap ketsten ze tegen haar voeten.

Ze wandelden langs de sloot naar zijn huis en onderweg keek ze om zich heen, nam zijn buurt in zich op, de treurwilgen, de eendjes, liet haar hand over een lavendelstruik glijden. Ze leek blij. Om iets te zeggen, vroeg hij of hij haar tas moest dragen, een soort strandtas was het, met een print met palmbomen. Ze keek hem aan alsof hij iets bijzonders had gezegd, ze knipperde een paar keer met haar grijsblauwe ogen.

‘Heel graag, papa.’

Hij nam de tas van haar over, het ding woog niks.

Bij hem thuis waren de gordijnen dicht. Het was er donker en koel.

‘Wil je iets drinken? Ik heb appelsap voor je in de koelkast staan.’

‘Eerst je huis zien,’ zei ze.

Hij wees haar de keuken, de wc, de slaapkamer. Terwijl ze in het halfduister de foto op het nachtkastje bekeek, voelde hij haar warmte. De foto was een kleurenprint op A4-formaat van haar aan het strand. Haar huid vlekkerig door het uitvergroten op de computer, de kanariegele badjas met capuchon bedekte alles behalve haar gezicht. Ernaast een andere foto waarop ze haar duim in haar mond stak.

‘Ik kijk er iedere avond naar,’ zei hij.

‘Lief,’ zei ze. ‘Lieve papa.’ En weer gaf ze hem een knuffel.

Ze liepen terug naar zijn woonkamer, waar hij de meubels aan de kant had geschoven. Midden in de kamer hielden ze halt. Ze pakte zijn hand, kneep daar een paar keer in.

‘Wij met ons tweetjes,’ zei hij. ‘Samen op het Spaanse strand.’

‘Gelukkig dat mama in het hotel is gebleven,’ zei ze. ‘Zo fijn dat ik papa voor mij alleen heb.’

Ze bleven even staan en keken naar de gesloten gordijnen waar het zonlicht van buiten doorheen lekte. Toen liep hij naar de eettafel die tegen de muur stond en waarop zijn laptop lag. Hij selecteerde het bestand met de zeegeluiden, klikte op ‘start’ en zette het volume hard. De kamer vulde zich met kabbelend water, golfjes die fluisterend stuksloegen, vogelgeluiden die hij niet kon thuisbrengen.