Er komt helemaal wel een Brexit

Florus Wijsenbeek

Zoals de dokter vroeger tegen zwangeren zei dat de aanstaande boreling een jongetje zou worden en dan in zijn boekje opschreef: ‘meisje’, zo voel ik me over mijn voorspelling over de Brexit. In het Hollands Maandblad van februari 2017 schreef ik namelijk dat die geen doorgang zou vinden. Drie jaar verder denk ik – haast zeker – dat ik me daarin heb vergist.

Voormalig premier May, die in de Britse referendumcampagne van 2016 streed voor in de Europese Unie blijven, en haar opvolger Boris Johnson, een leave-voorman om volstrekt opportunistische redenen, hebben alles in werking gesteld om het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie te krijgen, maar telkens stuitten die pogingen op een onzalige coalitie van Lagerhuisleden. Die leden wilden of in Europa blijven of ze vonden de voorwaarden waaronder ze konden vertrekken te ver gaan. Uitstel volgde op uitstel.

Totdat premier Johnson nieuwe verkiezingen uitschreef voor 12 december jongstleden. Vanaf de eerste peiling hebben de Conservatieven weliswaar voorgestaan, maar het was allerminst zeker of ze een meerderheid in het parlement van Westminster zouden verwerven. Niet alleen is dat gelukt: hun overwinning bleek uiteindelijk aanzienlijk groter dan verwacht. Grotendeels is dat te danken aan een waarschijnlijk door Brexit-adviseur David Cummings bedachte in- dan wel doorbraak van de Conservatieven in de zogenaamde ‘Red Wall’, een groep districten in Noordwest-Engeland. Traditioneel wordt in die regionen zelfs een bezemsteel verkozen als die maar het rode lintje van Labour draagt. Maar de muur werd geslecht en kiezers in het Noordwesten stapten in groten getale over naar de Conservatieven, omdat ze de Brexit, waarvoor ze immers hadden gestemd in het referendum, eindelijk doorgevoerd wilden zien. Daarnaast: de weifelende stellingname van Labourleider Jeremy Corbyn, die onder dwang van de eigen fractie een nieuw referendum voorstond maar vervolgens weigerde te zeggen of hij vóór of tegen zou stemmen, heeft de zaak van Labour geen goed gedaan. Uiteindelijk heeft het buitenissige Britse kiesstelsel de Conservatieven telkens met marginale meerderheden en een minderheid van het totale aantal stemmen, een buitensporig aantal districten laten winnen en Labour fors laten verliezen. Tegelijkertijd hebben de Schotse nationalisten – overigens ‘remainers en nu op jacht naar een nieuw referendum over hun onafhankelijkheid van het Verenigd Koninkrijk – dankzij dat stelsel in vrijwel geheel Schotland gewonnen, terwijl de Liberalen ‘in percentage’ een groter aantal stemmen dan ooit wonnen, maar alsnog twee zetels moesten inleveren.

In dit shakespeareaanse drama over de echtscheiding van de Britten van Europa, is het desondanks te vroeg om ‘winnaars’ aan te wijzen. Immers, hoewel een Brexit-akkoord klaarligt moeten de echte onderhandelingen nog beginnen. Met andere woorden, om voorgaande beeldspraak trouw te blijven: het moeilijkste van een huwelijk ontbinden, is vaststellen hoe met elkaar om te gaan als ex-partners. Dat moeten de Britten en de Europeanen nog uitvechten.

En op die weg wachten nog talloze struikelblokken. Premier Johnson heeft aangekondigd niet nog een keer om uitstel te vragen en dat hij op 31 januari 2021 – lees: binnen het jaar na de formele afloop van de art. 50-procedure – een definitieve Brexit wil verwezenlijken. In Brussel is dat streven al afgedaan als een ietwat al te vrome wens, want hoewel het mogelijk is op die 31 januari twee verlengtermijnen te laten volgen van ieder een jaar, is zelfs dat ambitieus. Voor een handelsakkoord met Canada, toch niet het meest lastige land om mee te onderhandelen, waren zeven jaar, vijfhonderdvijftig bladzijden, drie protocollen en zestig annexen nodig. Verschil is wel dat het Verenigd Koninkrijk reeds alle Europese wetgeving nauwgezet heeft doorgevoerd. Niettemin, zoals Sir Ivor Richards, oud-Brits Permanent Vertegenwoordiger in de Europese Unie en een van de weinige Britten die de Europese wetgeving en procedures door en door kennen (die overigens ontslag nam na het weinig realistische ‘Chequers’-plan om de Unie te verlaten van premier May), al in diens Groundhog Day-speech op 25 november jongstleden aankondigde: ‘The worst is yet to come.’ Een handelsakkoord, dat Johnson dus in enkele maanden wil sluiten, moet oplossingen bieden voor ‘kleinigheden’ als visserijrechten, de auto-industrie (Britse auto-onderdelen worden vrijwel allemaal gehaald van het ‘vasteland’), douanecontrole bij Noord-Ierland (dat door de Brexit geen grens meer heeft met de Republiek Ierland maar wel met de rest van het Verenigd Koninkrijk), voedselkeuring, markttoelating voor landbouwproducten en verscheidene andere complexe kwesties, zoals de pensioenbetalingen aan Britse ambtenaren en de financiering van lopende Europawijde researchprojecten. De voorzitter van de commissie in het Europees Parlement die over de Brexit-akkoorden moet oordelen, Guy Verhofstadt, heeft bovendien al aangekondigd dat die commissie niet haar vereiste instemming geeft aan een akkoord indien daarin niet de positie van Europese Unie-burgers in het Verenigd Koninkrijk evengoed is verankerd als die van de Britten in de Europese Unie.

Lof dient toe te komen aan de onderhandelaar namens de zevenentwintig overgebleven lidstaten, Michel Barnier, die stoer en onverstoorbaar bleef openstaan voor de Britse zijde, ondanks haar gechicaneer, en die vasthield aan de ondeelbaarheid van de interne markt en zodoende ‘het continent’ wist te behoeden voor uiteenvallen. Opnieuw zal Barnier onderhandelen namens de lidstaten, maar desondanks is de eenheid tussen de zevenentwintig leden allesbehalve gegarandeerd. Enkele landen, zoals Denemarken en Nederland, vreesden immers voorheen al voor economische schade door het wegvallen van ongehinderde toegang tot de voor hen zo belangrijke Britse markt. Die angst is nog niet weggenomen. Anderen, zoals de nationalistische, anti-Europese koers varende Pool Kaczyński en de Hongaar Orbán, steunden de Britse verlatingsdrift. Hoewel dat de cohesie binnen de Unie niet bevordert, is het wellicht nog meer ondermijnend dat deze lidstaten op den duur ontdekte dat hun hindermacht binnen de Europese Unie aanzienlijk groter is dan erbuiten.

Dat besef gaat zeker een rol spelen in de toekomst. Neem het klimaatprogramma van de nieuwe Europese Commissie onder leiding van Ursula von der Leyen, waarbinnen vicevoorzitter Frans Timmermans (die overigens met kerst een ontroerende afscheidsliefdesbrief aan de Britten schreef) verantwoordelijk is voor de klimaatagenda. Niet alleen is Timmermans in Polen niet de meest geliefde Europeaan wegens diens strenge optreden de afgelopen jaren ten behoeve van de rechtsstaat, maar Polen is ook voor zijn energievoorziening sterk afhankelijk van kolen. Al met al besloot het land voornoemde hindermacht aan te wenden: indien de Commissie het land niet een uitzondering op de energietransitie zou toestaan, zou Polen het gehele klimaatprogramma veto-en.

Misschien is met de Brexit voor de Europese Commissie hét moment aangebroken om een aantal dossiers, waar de Britten niets van wilden weten, af te stoffen. Bijvoorbeeld de Politieke Unie, een gemeenschappelijke buitenlandse politiek, pensioenen en sociaal beleid kunnen opnieuw onder de loep worden genomen. In dit rijtje hoorde aanvankelijk ook een Europese defensie thuis, die – ironisch genoeg – de Britten juist wel wilden, maar zonder de uitstekend uitgeruste Britse krijgsmacht, de sterkste van Europa, is dat onmogelijk.

Het is lang niet uitgesloten dat de nieuwe Commissie gedaan krijgt dan haar voorgangers de afgelopen twintig jaar. Niet alleen is voorzitter Ursula von der Leyen een overtuigd Europeaan, ze komt niet, in tegenstelling tot haar directe voorgangers Santer, Prodi, Barroso en Juncker, uit een kleiner land zonder huismacht achter zich. Immers, Von der Leyen komt uit de grootste en belangrijkste lidstaat, de Bondsrepubliek. Nu daar de kampioen ‘op het vinkentouw zitten’ Angela Merkel, naar het zich laat aanzien, wordt opgevolgd door de evenzeer overtuigde Europeaan en voormalig premier van het sterk op Frankrijk georiënteerde Saarland, Annegret Kramp-Karrenbauer, zal de Commissie geen initiatieven nemen zonder afstemming met Berlijn. Aangezien de uiterst zwakke Franse president Hollande is opgevolgd door de pro-Europeaan Macron, is het aannemelijk dat ook Frankrijk zich met Duitsland achter nieuwe initiatieven schaart. Zodoende zou de Commissie nog weleens, na lang overklast te zijn door de Europese Raad, die vanwege de vereiste unanimiteit louter compromissen voortbrengt, de Europese integratie nieuw elan kunnen geven.

Waar het vertrek van de Britten ook effect op zal hebben, is de uitbreiding van de Europese Unie. In het Verenigd Koninkrijk gold immer het motto: hoe meer lidstaten, hoe meer verwatering, hoe beter. Echter, in ogenschouw nemende de voorlaatste binnenkomers Bulgarije en Roemenië (Kroatië is de laatste), is niet anders te stellen dan dat die landen onvoldoende waren gerijpt voor het lidmaatschap. Hetzelfde geldt zeker voor de huidige kandidaten Servië, Noord-Macedonië, Bosnië en Herzegovina en al helemaal Albanië. Het is dan ook verstandig als de nieuwe Commissie hun toetreding uitstelt totdat die landen hun eigen zaken op orde hebben.

Wanneer Merkel is vertrokken, wordt minister-president Rutte – na stokebrand Orbán – het langstzittende lid van de Europese Raad. Dat is een zware verantwoordelijkheid, temeer Den Haag voorheen met slechts één telefoontje naar London de Britten de vuurlinie in kon sturen wanneer Nederland iets wat in Brussel voorlag niet lustte. Alternatieven, zoals de Hanzecoalitie met Scandinavië en de Baltische landen, of een samenwerking met de nettobetalers Duitsland, Oostenrijk en de Finnen, blijken in de praktijk moeizaam of te weinig steun te genieten om een meerderheid te behalen. Geen van deze lidstaten, Nederland incluis, zal snel naar het vetowapen grijpen, zoals de Britten dat wel te pas en te onpas deden. Voor Rutte, die al jarenlang de moeizaamste coalities met vogels van zeer uiteenlopend pluimage in eigen land in het zadel weet te houden, wacht in de nieuwe Europese Raad dan ook zowel een kansrijke, mooie als herkenbare uitdaging: de Raad meer laten produceren dan compromissen.

Misschien heeft Rutte gelijk wanneer hij – zoals hij meermaals heeft beweerd – zegt dat Europese vergezichten eerder een bezoek aan de oogarts vereisen dan bevlogen deelname. Tegelijkertijd is wel duidelijk dat de Nederlandse premier heeft geleerd van de Brexit: als je constant op Brussel afgeeft als de veroorzaker van alle kwalen die een land treffen, moet je niet verbaasd opkijken wanneer de bevolking op den duur de Europa Unie wenst te verlaten. En evident is dat Rutte, of welke andere verantwoordelijke Nederlandse politicus dan ook, dat niet wil.