Gedichten

Anton Korteweg

De schrijn van Hagestein

Boven mijn afgematte lijf een vlucht

ganzen in v-vorm, snaterend als gekken.

Links, ver nog weg, de Culemborgse brug,

een reuzenbadmuts glinsterend in de Lek en

tussen twee bankjes op de dijk voorbij de stuw

bij Hagestein een houten schrijn, waarop geschreven:

‘Een gastenboek voor U. Wie schrijft, die blijft.’

Ik had het koud. Ik hield het maar bij lezen.

Een greep: ‘Hier aan het wandelen met Sjoerd, mijn hond.

Wat heeft God de natuur toch schitterend gemaakt!

Zijn zegen toegewenst.’ Getekend: Sjaak.

‘Een mooie plek voor bier en de natuur

is ook al mooi hier. Proost voor alle geile mensen.’

De schrijver onbekend. De tijd: ’s morgens acht uur.

Dan had je nog Corine. Zij deelt ons mee

dat ze hier maar wat graag zou willen wonen,

maar woont al lang in Krommenie. Dus nee

Gelaafd aan deze brandstof klom ik welgemoed

weer op mijn tamelijk uitgeruste fiets.

Wind tegen, regen, rare bochten? Deed me niets.

Voor de avond nog was ’k waar ik wilde zijn.

In Culemborg. Terug ging ik met de trein.


*


Brasserie Streek, Culemborg

Een eersteklaswagon van voor de Grote Oorlog;

een afgeplatte Mahlerkop is de patron.

Hij runt de zaak met voorschoot en op sneakers.

Het dagmenu is duif vooraf, dan hert of kabeljauw;

in Streek te Culemborg doen ze niet flauw.

Gekrijt op een zwart bord geven twee glazen wijn

te kennen liever vol dan leeg te zijn.

Voor een geniepig drempeltje bij het toilet

word je attent gewaarschuwd: ‘Mind your steps’.

Een mollig manneke met zwarte krullenbol

in rode trui waarop een blauwe vlinder

holt langs de tafeltjes. ’t Is lang niet vol.

Als gast krijg je, of je er zin in hebt of niet,

een flinke kaars in een lantaarntje op je tafel.

Dat is, aldus de ober, voor de romantiek.

Links voor me zit een heerachtige man

met zorgelijke blik en naast zijn toetje

een soort pamflet: ‘Wij artsen zeggen nee’

– viermaal herhaald, in rood – ‘tegen 5g.’

Hij pakt zijn pen en tekent op de achterkant

een nijlpaard, neushoorn en een olifant.

Achter een waterval van ongewassen haar

tracht zich een meisje, even verderop,

schokkerig en onstuimig append te verschuilen.

Ik wist niet of ik om haar lachen moest

of toch voor alle zekerheid een beetje huilen.


*


Fijn mens

Sta me vol ongemak

steunend op twee stokken,

rug tegen afvalbak,

beetje pijn te lijden,

komt een keurige dame,

fijn mens, top bereikt,

toch eenvoudig gebleven,

op me afgestapt.

‘Moed houden, jongen,’ zegt ze,

‘heb ik ook gehad,

helemaal weer de oude.’

Ik: ‘Heb het nog steeds,

rug is ingezakt,

hernia verwaarloosd,

kom er nooit van af.’

Zij: ‘Is ook niet erg,

d’ een dit, d’ ander dat.’

Nou ja, als je het zo bekijkt,

heeft ze natuurlijk groot gelijk.