Gedichten

Maaike de Wolf

t.z.t

Afgerukte ledematen verdwalen of worden weer aangenaaid.

139 burgemeesters willen een messenverbod.

Soms schrijf ik iemand mijn verhaal in

om er niet alleen voor te staan.

Schouders in een warme trui, ik vind rust

op een dijbeen dat kalm en gelijkmatig leeft.

T.z.t. zijn we het allemaal vergeten:

de spin in de hoek, elkaar.

als de gong –

blijven ademen –

toch verschuiven –

Oranje gerbera werpt zich

in – een – tergende – slow motion show – over de rand

van de vaas een diepte in.

Men zit niet graag eerste rij

bij een bos bloemen die haar midlife passeert.

Geen applaus of joelen, maar een woeden binnenin.

Vanaf een verlaten veld klinkt een massazucht.

In een volgend huis staan alle vuren aan, geen pan

te bekennen, guilty, zeg ik terwijl ik hem opsteek, die hand.

Afrukken, klinkt het, ruk af.

En later: een tafel met stigmatiserend droogboeket.

We zitten walnoten te kraken met een stel vreemde bejaarden.

Mooie bril, zegt er een.

Elke nieuwe dag heeft een onherkenbare vorm.


*


Holte

Mijn rechterbeen verbergt een minderwaardig soort pijn

die opspeelt als het kouder, nu het ouder wordt.

Wees niet verbaasd als je ziet wie ik ben, mijn hartslag daalt

zo onder de veertig slagen als ik zit, als ik hier blijf, wachtend.

Zie ook de meedogenloze gokker, de obsessief strijkende huisvrouw

die aan mij verloren gingen, talent dat tussen mijn benen ontsnapte.

Het meisje dat dezelfde wapens als de jongens wilde, schrik niet

als ik mijn haren in een neonroze verdwijnpunt verf.

Ik zak een baarmoeder in die ik al lezend tegenkom

op de bodem ga ik liggen, badend in belofte.