Gedichten

Willem Thies

Insect

Nooit zag ik wreedheden.

Als kind speelde ik in de ruïnes.

Intact de kogelgaten in het wasgoed aan de lijn, relieken.

Moederlijke handen die ogen bedekken.

Alle weeskinderen groeien op als lijfwachten van wie zich over hen ontfermt.

Sultan, wijze, tiran.

De beschermengelen deserteren. Hun gegons

sterft weg in de verte.


*


Gezang van lang geleden

Wie steekt een brand in brand? De stelligste activist van allen?

De luis in de pels van het kritisch dier?

Wie wast het water schoon? Weet: Alaska

is een koud koud oord.

Het werd al eens gezongen.

Wie raapt de doden op? Wie zet de protestmars in gang?

Zonder statusbijbedoeling

Ik moest wennen aan de werkelijkheid

toen ik het museum achter mij liet. Ik stierf

rustig. Ik wil welzijn

voor mijn vrouw en zoon

Zij schrijven mijn boek.




(Naar aanleiding van de dood van Charles Simic)


*


Kijk wat je me hebt laten doen

Bewaar uit voorzorg een paar slokken  

gif voor een later ogenblik,

kies 

de kleinste veldslag en koester  

hem, broed hem uit met bovenmenselijk geduld,

vergeet

niets.

Maar kondig evenmin iets aan. Laat

het gisten.

Laat de ander twijfelen, zich in stilte

verbazen over je onaangedaan

gezicht.

Houd de schrijftafel opgeruimd en schoon en

haal op een argeloze dag het wapen tevoorschijn.

Speel gedachteloos met de veiligheidspal,

welniet, welniet,

berg het weer op maar weet het te liggen, geladen, loyaal.