Gedichten

Jabik Veenbaas

midwinterzang


het is winter ik reis met vrouw en kind

naar het noorden ach woorden genoeg

maar zal ik ooit mijn laatste angst begraven?

dan is daar de vaste stem van mijn moeder

die over de kille, zwarte akkers klinkt

‘lang leven,’ hoor ik, ‘kalm sterven’

en ik ben gerust


slaaplied in de morgen


ik hoor de wekker afgaan

buiten stormt en regent het

het is nog veel te vroeg

amper half leven

moeizaam trek ik één oog op een kier

jij bent al opgestaan

ik zie je gladde dijen

je volle borsten

je haakt slaperig je beha vast

en trekt je kousen aan

ik weet genoeg

vol van je lichaam

slaap ik weer in

vanavond pas word ik wakker

wanneer je terugkomt

om je vermoeid te ontkleden

en naakt aan mijn bed te staan

laat het regenen en stormen

alles komt goed


avond op poetry


het begint in de schouwburgzaal,

dichters hullen me in woorden


later als ik het plein op loop

achtervolgen hun verzen me

verleiden me met volkse bakvisogen

op mooie, hoge benen


dan weer sissen ze en schelden me uit

stijgen als kwade dampen op uit de straat

een gruwelijk spel, alsof er daar beneden

zielen worden geroosterd

dreigen me te vergiftigen

verdampen dadelijk weer


maar in het hotel hoor ik ze mompelen

vanuit de verwarmingsbuizen

dat ze willen worden vrijgelaten

zodat ik me beklemd voel

als ik in bed lig


ten slotte slaap ik in

door oude verzen gedragen

uit mijn afkomst opgeweld


en diep in de ochtend ontwaak ik

volmaakt onbezwaard

als een gloednieuw, glashelder gedicht