Het leven voor de dood

Florus Wijsenbeek

Benevens ophef over migratie, het klimaat, de tweedeling in de samenleving en de inkomens voor de minder bedeelde beroepen (dus niet netmanagers en zendercoördinatoren, maar wel leraren in het lager onderwijs en personeel in de zorg) werd de kabinetsinformatie vooral geplaagd door het thema ‘vrijwillig levenseinde’ bij een ‘voltooid leven’. Over dit kroonjuweel van D66 is overigens bijna altijd heel wat te doen, dus de klappende deuren in Den Haag waren niet bijzonder verrassend. Misschien wel de toon waarop zij klapten, want aanvankelijk heerste er bij de meeste politieke partijen toch een soort verzoenende opluchting dat de verkiezingen afgelopen maart uiteindelijk niet alleen maar waren gegaan over het bewaren en behoeden van het echte Nederlanderschap oog in oog met de boze buitenwereld.

Hoewel ik als liberaal op leeftijd voorstander ben van het voorkomen van een mensonterend levenseinde, heb ik het kroonjuweel van D66 dat zo’n pijnpunt in de informatie werd altijd een enigszins zonderling kleinood gevonden. Om te beginnen zijn het maar rare termen: ‘vrijwillig’ (levenseinde) en ‘voltooid’ (leven). Wie kiest er nu voor om een dusdanig treurige oude dag te hebben dat men liever ‘vrijwillig’ dood was. Dat overkomt je gewoon, omdat je ziek, zwak en akelig of gewoon helemaal alleen bent. Net zo vreemd is de term ‘voltooid’, die we doorgaans verbinden met ‘voltooid verleden tijd’, of althans met iets dat definitief afgedaan, afgelopen, afgemaakt, afgerond, afgewerkt, beëindigd dan wel gecompleteerd is, terwijl het leven in kwestie duidelijk nog niet verleden is, en evenmin voltooid alsof wij een opgegeven taak vervuld hebben, waarna we een diploma krijgen en het licht uit kan.

Nu ik zelf de pensioengerechtigde leeftijd ruim gepasseerd ben, kom ik – in tegenstelling tot tijdens mijn vroegere werk in het Europees Parlement of in de diverse bestuursfuncties die ik na mijn pensionering bekleedde – steeds meer vooral onder leeftijdgenoten te verkeren. Tussen hen behoor ik dikwijls juist weer tot de jongeren. Zo is in mijn bejaardenorkest, waar ik de tweede klarinet bespeel, de eerste klarinettist ruim tien jaar ouder dan ik, maar speelt mij er nog altijd dubbel en dwars uit. Op de bridgeclub hebben we zowel een zesennegentigjarige als een zevenennegentigjarige die er nog regelmatig met de prijzen vandoor gaan. Zo wil ik ook wel (nog) ouder worden.

Natuurlijk is niet iedereen begiftigd met zo’n aardige oude dag, maar het werpt wel enig licht op het gegeven dat D66 in het verkiezingsprogramma de eis uit het initiatiefwetsontwerp ‘Voltooid Leven’ van Pia Dijkstra, dat je tenminste 75 moet zijn om voor euthanasie in aanmerking te komen, heeft laten vallen. Is dat nu een gevaarlijke glijdende schaal of juist een terechte en liberale stellingname, omdat iedereen zelf mag bepalen wanneer je naar jouw eigen oordeel ‘klaar’ bent met leven?

Eerlijk gezegd doet het schrappen van die leeftijdsgrens mij toch wel enigszins denken aan ‘de pil van Drion’. Huib Drion (1917-2004) was in mijn studententijd de hoogleraar burgerlijk recht te Leiden, werd lid en later vicepresident van de Hoge Raad, en hij was destijds als medewerker van NRC Handelsblad en Hollands Maandblad een gekende publieke intellectueel. Hij werd evenwel pas echt beroemd door de opvatting die hij in 1991 op hoge leeftijd naar voren bracht dat iedereen een ‘middel’ (in de volksmond was het al snel een ‘pil’) uitgereikt mocht krijgen om op de door hem of haar gewenste tijd snel en effectief het eigen leven te kunnen beëindigen.