Gedichten

Bauke Vermaas

Vormen

Wij zijn hier gekomen voor een droom, wij zijn gekomen

om kwijt te raken in een wereld die eerdere vormen

van zichzelf vervangt, voor een decor van bordkarton

en het verlangen naar verdwalen in op maat gesneden chaos.

Wij zijn gekomen voor de nacht, voor in water oplosbare

bossen waar schaduwen vervagen en waar papieren vossen

jagen op kartonnen konijnen. Wij stellen geen vragen,

toch heb je ze gehoord. Omdat de jacht ons niet bevalt

laat je de dieren weer verdwijnen, je freest ze uit de tijd,

verandert, plakt en snijdt, bouwt laag voor laag een bos

om ons in weg te stoppen, groeit takken en twijgen,

golft bladeren en knoppen tot ze kleur en diepte veinzen.

Zwijgend laten onze ogen zich bedriegen, dat is waarvoor

ze zijn gekomen. Laat die golven dus maar, laat ze ons

sussen, laat ons slapen en dromen tussen de bomen

tot ook wij vormen aannemen die niemand had verwacht.


*


Doven

je wacht altijd op je beurt en opent

nooit een deur waarvan de toegang

je verboden is, bekent zelfs de doden

niet in stilte je verwachtingen en enkel

in gedachten verken je wat er schuilt

achter de kleur van het gevaar, je bewaart

nog op je tong de zoete nasmaak van

wat jou ooit beloofd is maar je wacht

tot het rode licht gedoofd is


*


Draden

verstrengeling: elkaar niet aankijken

en pas jaren later vatten dat

het bezwijken toen heeft plaatsgehad

dat er draden zijn gesponnen

als die van ondergrondse

schimmels tussen bomen

één spore genoeg voor een begin

één glimp om een band te laten groeien

uit het schampen van een blik


*


Kantelpunt

je speelt het spel

volgens de regels

voelt je fijn bij

rechte lijnen, strakke

vormen, grasland

zonder rafelranden

transparant

tot het kantelt

tot je wankelend op

kronkelwegen vreest

dat ook jij een puzzel

bent waar een stukje

van ontbreekt


*


Voor wie dan

in een veld langs de Vecht

staat een eik die verhalen bewaart

maar niet voor mij

hoe het water langs haar wortels

wat haar toegefluisterd

ingekerfd en omgestrooid

werd vastgelegd in jaarringen

en uitgeritseld in de wind

maar niet voor mij

ik heb geen boot, durf niet

te zwemmen in open water

ben te braaf om het hek door te gaan

het ruisen kan ik amper verstaan

ik vul hiaten aan met eigen woorden

voor de loop van het verhaal

verzinnen kan een opening, het begin

van verraad, een daad van liefde zijn

maar niet voor mij